1990 De geschiedenis van de H.Willibrordusparochie

1842 – 1862
Tijdens het pastoraat van Bernardus Berendsen (1835-1872) kwam hier verandering in. In 1842 werd de eerste stap gezet om te komen tot de oprichting van een zelfstandige parochie in Hengelo en de bouw van een kerk. Op 28 juli 1841 overleed mej. Wilhelmina Christiaens. In haar testament vermaakte zij f 18.000,aan de “Roomsche Catholieke’ ingezetenen van Hengelo tot daarstelling te Hengelo eener bijkerk met Kosterswoning en verblijf voor den dienstdoenden Geestelijke.”
Tevens vermaakte zij f 2000,aan het Armbestuur en schonk zij f 1000,voor het onderhoud van de te bouwen kerk. Over deze laatste f 1000,is veel te doen geweest, omdat dit geld gebruikt werd voor de nieuwbouw. De toenmalige burgemeester W. Wilbrenninck maakte zich nogal druk over deze handelwijze. Voor de bouw van de kerk had mej. Christiaens op 11 augustus 1840 al een stuk grond met huis gekocht van de weduwe van Hermanus Mentink, groot tweeëndertig roeden en zestig ellen. De weduwe had het recht de grond terug te kopen als er op deze grond geen kerk gebouwd zou worden. Zover is het niet gekomen, want op 18 mei 1842 verkocht Wijnandus Schierling, erfgename van mej. Christiaens, de grond aan de R.K. Kerk. Er werd een bouwcommissie gevormd, waarin zitting hadden baron van Dorth tot Medler (wonend op den Huize ‘t Meenink), Peter J.Quaadv1ieg (gepensioneerd luitenant), Bernardus Mentink (landbouwer), Albert Jansen (metselaar) en Waander Lankhorst (landbouwer). De kerk met pastorie werd voor f 21.000. gebouwd door Johannes Nales, timmerman te Groenlo. 0p 16 juni 1842 werd de eerste steen gelegd door het Hoogwelgeborene Baronesje van Dorth tot het Medler en op 23 juni 1843 werd de kerk, met het kerkhof ernaast, ingewijd door mgr. Terwindt, aartspriester van Gelderland. De twee torenklokken werden toegewijd aan respectievelijk de H. Maria en de H. Willibrordus. Op de klokken die nu in de toren hangen (1960), staan dezelfde teksten als destijds:

“In honorem beates Mariae Virgine Auxilium Christanorum” (ter ere van de H. Maagd Maria, toevlucht der Christenen)
en
“In honorum S.Willibrordi Patroni Ecclasiae in Hengelo Gld” (ter ere van St.Willibrordus, patroon van de kerk te Hengelo Gld).


Boven de kerkdeur werd een steen ingemetseld met een chronogram dat de naam van de weldoenster mej. Christiaens vermeldt. Bij de verbouwing in 1924 is deze steen links van de ingang opnieuw ingemetseld. En zo stond er in Hengelo een bijkerk van de parochie van den H. Joannes den Dooper.
De Hengelose katholieke gemeenschap moest wel zelf de lasten opbrengen.

Zo betaalde men vanaf 1844 aan pastoor Berendsen een jaarwedde van f 100,voor het doen der diensten. In 1844 een forse uitgave op een begroting van f 378,75. Twintig jaar later was de jaarwedde overigens nog altijd f 100,-. De inkomsten van de Kerk bestonden hoofdzakelijk uit de bankenpacht, maar er werden ook andere bronnen aangeboord. Enkele inkomsten getuigden zelfs van vindingrijkheid en koopmansgeest:
in 1843 werd voor f 2,45 verkocht het bindtouw en zaksband dat gebruikt is geworden bij het groen maken der inzegening der kerk;
Bernardus Mentink verkoopt zijn plaats in de kerk aan de weduwe Branderhorst voor f 1.en schenkt dit bedrag aan de Kerk;
herhaaldelijk werd eruit de hand verkocht de hoek aardappelen bij de kerk;
in 1845 heeft de touwslager Grobben pacht betaald voor het gebruik van de lijnbaan bij de kerk. De kost ging hierbij voor de baat. We komen dan ook uitgaven tegen als:
“-gekocht 62 kop rog: f 4,75;
-3 flesch genever ad 45 ct per flesch bij het uitsteken der aardappelen;
-2 borrels aan de boeren voort brengen der aardappelen naar het schip bij de boterboer: f 0,10.
Bij het binnenhalen van de oogst werd veel werk verricht door koster H. Bluemink en zijn vrouw. Zij werden hiervoor betaald. De koster had deze extra inkomsten ongetwijfeld nodig want voor het schoonmaken, verlochtenen, luiden en verzorgen der kerk en huis kreeg hij een jaarwedde van f 20,-”.

Uit De Olde Kaste 1990-02

Nadat de kerk in 1843 gebouwd was, zou het nog twintig jaar duren voordat Hengelo een zelfstandige katholieke parochie kreeg. Maar op 15 oktober 1862 bepaalde Mgr. J. Zwijsen bisschop van Utrecht: “Overwegende, dat het zielenheil der Geloovigen van Hengelo, in het Dekenaat Zutghen, vordert, dat aldaar eene nieuwe zelfstandige Kerkelijke gemeente worde opgerigt, hebben Wij, met naleving der Kerkelijke voorschriften ten dezen, goedgevonden te besluiten en vast te stellen als volgt: De thans bestaande Parochie van den H. Joannes Den Dooper te Hengelo en Zelhem wordt in twee zelfstandigen Kerkelijke gemeenten of Parochien gescheiden: de Parochie van de H. Joannnes den Dooper zal voortaan den naam Keijenburg dragen: en er wordt te Hengelo een nieuwe zelfstandige gemeente opgerigt onder de bescherming van den H.Willibrorus.”
Een dag eerder, op 14 oktober, werd Frediricus H.A. Reigers ‘met een rijtuig afgehaald van Terborg’ en feestelijk welkom geheten in Hengelo. Hij werd pastoor over 429 parochianen. De 430e parochiaan liet nog geen maand op zich wachten, want op 27 oktober werd Everdina Sprinkeler in het doopregister ingeschreven.

Lees verder op pagina 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *