1990 De geschiedenis van de H.Willibrordusparochie

De eerste jaren van de 20e eeuw heeft het dorp Hengelo ook een katholieke bewaarschool gekend. In 1903 schonken Hendrik Besselink en zijn zusters Betje en Mientje een stuk grond aan de Iekink aan de parochie. Het kerkbestuur besloot op de grond een bewaarschool met een catechismuskamer te bouwen. Om de bouw te bekostigen werd in de gemeente gecollecteerd. Er werd f 1800,- opgehaald. Tevens beloofde “de huisschilder P. Dolphijn het verven en glaszetten ter ere Gods te doen”. De aanbesteding werd nog even uitgesteld “tot het station van de tramlijn voltooid zal zijn”, maar in september 1903 begon J. Leemreis met de bouw. De school werd in maart 1904 geopend. Het kerkbestuur besloot hierbij “de voornaamste weldoeners, de kerken armmeesters, de dames collectanten en de kinderen met de moeders der kleinen uit te nodigen”. Tegen een vergoeding van f 2,50 per week werd juffr. Mina Groot-Bruinderink de eerste en enige onderwijzeres, want toen pastoor F.C.M. Verheuvel (1910-1946) pastoor Florissen opvolgde, was het voortbestaan van de bewaarschool al in gevaar. Op 1 mei 1913 werd de school wegens gebrek aan belangstelling opgeheven. Inmiddels had de familie Besselink in 1907 opnieuw grond aan de Kerk geschonken, nu tegenover het kerkgebouw. In 1914 werd, opnieuw door aannemer J. Leemreis, op deze grond de R. K. Bijzondere School gebouwd. In 1862 was hiervoor al een fonds in het leven geroepen. Een gedenksteen achterin de kerk herinnert nog aan dit fonds. Op 14 september 1914 werd de school geopend. Dhr. L. Geurts werd het eerste schoolhoofd.
Wellicht vermeldenswaard is de wijziging in het systeem van het verpachten van de kerkbanken. Dat gebeurde bij opbod, maar in 1912 meende het kerkbestuur te moeten overgaan tot het systeem van afmijnen om “zo tot hogere opbrengsten te komen”. Dit verpachten gebeurde jaarlijks in het kerkgebouw. Alle banken werden dan verpacht. Een aantal jaren lang heeft men de achterste zijbanken vrijgelaten voor de armen. Maar omdat daar natuurlijk niemand ging zitten, werden deze banken later ook weer verpacht. Wie geen plaats gehuurd had, bleef achter in de kerk staan of ging op de grond zitten. Er werd daar dan ijverig gekaart en de krant gelezen, want de krantenbezorger stond op zondagmorgen voor de kerk. Dan hoefde hij niet iedereen af die veraf woonde. Pas in 1946 kwam aan deze traditie achterin de kerk een einde toen er in de kerk nog een aantal banken bijgeplaatst werden. Het duurde nog tot 1961 voordat de bankenpacht werd afgeschaft.
In 1920 diende de grote verbouwing van het kerkgebouw zich aan. In 1922 werd de kerktoren vernieuwd, waarbij deze de vorm kreeg, die hij nu heeft. Een jaar later werd het elektrisch licht aangelegd. En in 1924 werd de kerk tenslotte onder architectuur van H. C. van Beers uit Rotterdam ingrijpend verbouwd om “van de Kerk een waardig Godshuis te maken”.

De notulen van de kerkbestuursvergadering vermelden een hele reeks van argumenten die tot de verbouwing moesten leiden:

* “het plafond, de lijsten, de kolommen, die allen eertijds in pleisterwerk zijn uitgevoerd, vertoonden hier en daar vervaarlijke scheuren. Reeds meer dan eens waren brokken kalk van aanzienlijke afmeting onverwacht naar beneden gevallen; gelukkig nooit tijdens de diensten. Het kerkbestuur acht zich niet langer verantwoord voor dezen toestand, omdat het de mogelijkheid van loslaten niet kan voorzien; en als loslating tijdens een H. Mis of het Lof plaats zal vinden, kunnen persoonlijke ongelukken niet uitblijven” .
* “uit een oogpunt van schoonheid heeft het kerkgebouw wel eenige herziening noodig. De ijzeren ramen pasten beter bij een schuur dan bij een Kerk.”
*”achterin de Kerk wordt de hele breedte ingenomen door een zolder, die voor het zangerscollege veel te groot is en daarom geregeld kerkgangers herbergt, die met meer eerbied beneden zouden Mis horen.”
* “de doodsche voorgevel, door geen raam gebroken, had reeds menigeen in de waan doen verkeeren, dat het wel een Protestantsch Kerkgebouw zou zijn.”
Men begrootte de verbouwing op f 24.000,-. Maar ook in de tijd was begroten moeilijk, want bij de aanbesteding werd de bouw uiteindelijk voor f 35.115,44 gegund aan J. Nijenhuis te Beek bij Didam. Met de verbouwing werd op 16 maart 1914 begonnen. De verbouwing verliep voorspoedig en werd “zonder eenig ongeval volbracht”. De notulen van kerkbestuur vermelden dan ook: “Dank aan de bescherming van den H. Bernulfus, ter wiens eere na elke H. Mis werden gebeden 3 Weesgegroeten met de aanroeping: H. Bernulfus, bid voor ons.”
Op de avond van 15 september werd Mgr. H. van der Wetering vanaf de Spannevogel plechtig ingehaald door een stoet van ruiters en fietsers onder de lustige tonen van de feestmarsch van Hengelo’s Concordia om de dag erop de kerk opnieuw in te wijden. Na deze grote verbouwing was het voorlopig rust aan het bouwfront. Slechts enkele feiten zijn nog de moeite van het vermelden waard. Zo werd in 1929 het kerkhof uitgebreid. Het stuk grond achter het kerkhof, dat verpacht was, werd bij het kerkhof gevoegd. Onder toezicht van J. Leemreis bouwde A. Rondeel er een nieuw lijkenhuisje op. In 1932 bouwde opnieuw J. Leemreis “de onderwijzerswoning” aan de Spalstraat tegenover de kerk. In 1943 werden de twee torenklokken “namens de Duitsche instantie door Meulenberg te Heerlen” gevorderd. Na de oorlog is de oudste klok in Duitsland teruggevonden. Pas in 1948 kwam de klok weer terug in Hengelo, want men kwam er men pas laat achter dat er ook nog een Hengelo te Gelderland bestond. Helaas bleek de klok in slechte conditie te verkeren. Pastoor M. J. Ydema (1946-1956) heeft zich ingezet voor de aanschaf van twee nieuwe klokken. Onmiddellijk na de oorlog werden twee klokken besteld bij de firma Petit en Fritsen in Aarle-Rixtel. Maar omdat de herstelbank slechts f 943,- voor het verlies van één klok vergoedde, was er voorlopig geen geld voor de nieuwe klokken.

Lees verder op pagina 5

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *