1989-03 Dank voor stank bij dominee

Hoe schraler de grond, des te royaler beschonken de boeren hun geestelijken herder met land, dat natuurlijk niet uitsluitend vruchtbaar gemaakt kon worden van Dominee’s eigen koeien. Men verleende hem hulp door in natura allerlei geschenken te brengen, allereerst koemest, wat in den loop der tijden niet alleen als een moreele verplichting werd beschouwd, maar tot gewoonterecht verheven werd. Zoover mij bekend, wordt dit toch wel zeer materialistisch gebeuren echter nergens zoo poëtisch en zoo feestelijk in eere gehouden als juist op de prachtige pastorie van Dominee Barbas in Geldersch Hengelo.
In 1926 had ik het voorrecht als gast van den predikant en de beminnelijke Domineesche het geheele mestfestijn mee te vieren. Op een buiigen Maartschen dag ben ik langs karomrulde zandwegekkes door groenende roggeakkers gegaan naar een van de vele vertrouwelijke boerenerven, die er verspreid liggen in de zacht golvende uitgestrektheid der bebouwde akkers rond Hengelo’s pastorie-hof. Zoo kwam ik op het erf van boer Lenselink, waar in schilderachtige wanorde rond het groote Neder-Saksische hallehuis allerlei bijgebouwtjes waren opgericht als ‘spiker en schop’, ‘bakoven en immenschoer’, die mij vertelden van de ontwikkeling der boersche nederzettingen in dit Graafschapsche land. Een modern boerenbedrijf is natuurlijk rationeler gebouwd, maar voor mij zijn die Achterhoeksche hoeven, zij mogen dan een gruwel zijn voor hygiënisten en brandassuradeurs, om hun eenvoud en hun met-het-landschap-vergroeid zijn er des te liever om.
Ik betreur het dan ook eens te meer, dat bij den bouw van nieuwe met glimmende pannen gedekte boerderijen de patriarchale sfeer voor altijd verloren gaat en plaats maakt voor de ziellooze nuchterheid van maar al te dikwijls leelijke bouwsels, welke dorpstimmerlieden, die strijk en zet zich den titel van ‘architect’ aanmatigen, nog altijd maar straffeloos kunnen neerpoten in ons mooi Achterhoeksch land. Tegelijk ook schijnt alle vroomheid, die zich in de oude gebintenhoeve uit in ernstige spreuken boven de groote schuurdeur, verdwenen te zijn! Althans mij zijn maar weinig moderne boerderijen bekend die huis en hof nederig aanbevelen in Gods genade, zooals wij dat in roerenden eenvoud zoo dikwijls tot uitdrukking zien komen in oude deuropschriften als:

“Dit huus steet in God’s hand,
God beware het voor brand”.

Ook waren psalmverzen voor dit doel zeer geliefd en dikwijls gebruikte men hiervoor psalm 127:
“Wanneer de Heer het huis niet bouwt, zoo werken vergeefs die daaraan bouwen; wie op God vertrouwt heeft wel gebouwd”, terwijl in: “De Heer beware dezen in en uitgang”, of:

“De ingang en de uitgang van mijn
Laat U, o God, bevolen zijn”

de herinnering mogelijk hier en daar in het Graafschapsche en Achterhoeksche land voortleeft aan het eeuwenoude gebruik, dat de bruid door de groote schuurdeur binnenshuis wordt geleid en de dooden langs dezen weg naar de hoeve worden gedragen. Boer Lenselink schonk in 1926 veel van het slijk der aarde in den meest letterlijken vorm van mest aan Dominee Barbas met het onderbewuste vertrouwen, daarin een handeling te verrichten, die niet alleen Dominee, maar ook hem en de zijnen indirect wederom voordeel zou kunnen brengen.

Het mest opladen voor een stoltjesberg in Hengelo (G.)

Lees verder op pagina 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *