1992-04 Gedenkboekje Opening Veemarktterrein – 1928

Na het instellen van de knollenmarkt duurt het geruime tijd voordat andere markten worden ingevoerd. Alvorens echter hiermee verder te gaan moeten we eerst een ander gewichtig besluit bezien, dat thans na 75 jaar nog zijn volle kracht heeft behouden.
Uit het vorenstaande bleek, dat de markten alhoewel op bepaalde dagen vastgesteld, toch op elken werkdag der week konden worden gehouden. In de vergadering van 20 september 1852 brengt de Raad daarin verandering door te bepalen dat in het vervolg de markten altijd op woensdag zullen worden gehouden. In verband daarmede stelt de Raad de markten als volgt vast:

1 . op den derden Woensdag in de maand Maart;
2. op den laatsten Woensdag in de maand April (Meimarkt);
3. op Woensdag voor Pinksteren (Pinkstermarkt);
4. op den tweeden Woensdag der maand Juli (Kermismarkt);
5. op den tweeden Woensdag der maand Augustus (St. Lau rentius- of Knollenmarkt);
6. op den laatsten Woensdag in de maand september (St. Michielsmarkt);
7. op den tweeden Woensdag in de maand November (de ons bekende verlotingsmarkt).

Dit besluit treedt in werking op 1 Januari 1853. (Goedgekeurd Ged. St., dd. 26 sept. 1852, no ll). Een jaar na het nemen van dit besluit wordt door enkele inwoners, o.a. C. Langeler, S. I. Fortuin en meer anderen een poging gedaan om een nieuwe markt erbij ingesteld te krijgen. Zij wenden zich daartoe met een adres tot den Raad, waarin zij verzoeken, behalve tot uitbreiding van de jaarmarkten over te gaan, ook een nieuwe wekelijksche botermarkt in te voeren. Zoo vlug als adressanten ’t zich hadden voorgesteld ging het echter niet. Burgemeester en Wethouders voelen er niet veel voor en zij weten daarom door de Raad een besluit aangenomen te krijgen, waarin bepaald wordt, dat alvorens op het adres beschikt zal worden er een commissie ingesteld zal worden, die “de commode et incommode” zooals de Burgemeester het uitdrukt, een onderzoek naar de wenschelijkheid der uitbreiding zal instellen.
Ziezoo zou men zeggen, dat is op een nette manier van de baan gewerkt, want op het verslag zou lang gewacht moeten worden. Toch is dit niet geschied. Of er op de een of andere manier een druk uitgeoefend is op de commissie, en of zij uit eigen beweging meer spoed heeft betracht, is niet bekend, maar na vier maanden brengt zij ‘n verslag uit. De commissie, bestaande uit de heeren Mossel (Burgemeester) en Roeloffsen (Wethouder) deelen in de vergadering van 14 october 1854 mede, dat zij alvorens met hare werkzaamheden begonnen is, eerst een afkondiging heeft gedaan, waarbij de inwoners uitgenoodigd werden hunne gevoelens omtrent het adres bekend te willen maken.

Natuurlijk waren er voor- en tegenstanders, wat zich liet blijken uit een tweetal adressen. Een adres van H. Hendriks, S. Wansink en anderen pleit voor uitbreiding; een ander adres van R. Gebbink, H. Eulink en anderen meenen dat uitbreiding niet goed is en voeren hiertoe de navolgende motieven aan:

1. de opening van vijf op zeven markten heeft een nadeeligen invloed gehad op het vertier en dat een nogmaals verhooging den ondergang van de zoo beroemde Hengelosche paardenmarkt tengevolge zou hebben;
2. vermeerdering van dronkenschap en daaruit voortvloeiende zedeloosheid en ongeregeldheden;
3. werkloosheid en daaruit voortvloeiende achteruitgang en armoede;
4. nadeelige werking ten opzichte van de hier gevestigde ambachtslieden, terwijl zij tenslotte meenen, dat de weekmarkten nooit aan haar doel zullen beantwoorden.

Lees verder op pagina 9