1995-01 Burgemeesters en andere historische Hengelose figuren

Een burgemeester woonde in die tijd dus niet in de plaats waar hij in functie was. Ik denk dat dit tekenend was voor de situatie: gezeteld vanaf zijn kasteel in Vorden zal de baron zich niet veel met het leven in Hengelo bemoeid hebben. Ik vermoed dat het meer een papieren functie betrof: een paar handtekeningen en af en toe een zitting. De bode die de post één maal per week van Aalten via Hengelo naar Zutphen en weer terug sjouwde deed ook het kasteel aan. De burgemeester-baron bleef daardoor enigszins op de hoogte van het wel en wee in Hengelo! Overigens wordt Ambrosius Steenlack in 1825 weer genoemd als raadslid, hetgeen toch opmerkelijk mag heten.

Dit was hij eveneens in Zutphen! Ook Casper Derk Willinck komen we dan weer tegen: hij was net als J. Onstenk assessor.

Als opvolger van Baron van Westerholt werd op 23 oktober 1839 benoemd Lodewijk Henri Francois Mossel (1807-1873), geboren te Amsterdam. Zijn installatie vond plaats op 5 mei 1840. Hij was voordien officier geweest bij de Schutterij en in de jaren 1830 – 1831 bij het beleg van Antwerpen onderscheiden; alweer zo‘n soldaat. Met deze Mossel kwam een figuur naar Hengelo, wiens geslachtsnaam vele jaren mee zou spreken in het leven van Hengelose burgemeesters. Hij was en bleef militair in hart en nieren en droeg met veel trots zijn onderscheiding. Als woning koos hij aanvankelijk het toen nog bestaande buitengoed ’Venhorsting’ (in Delden onder de gemeente Vorden) op de grens van de gemeente aan de Vordenscheweg. Reeds aan het einde van 1841, dus na ruim één jaar, werd Lodewijk Mossel benoemd als burgemeester te Elst, maar hij zou later terugkeren. De betekenis van de gemeente nam in deze eeuw flink toe. Toch nam ze tot 1880 geen belangrijke plaats in het openbare leven in. Hun taak bestond voornamelijk uit: onderhoud verlichting en wegen, zorg voor veiligheid en goed, armenzorg, openbaar onderwijs, volksgezondheid, zorg voor begraving en uitvoering van een paar administratieve wetten. Met het sociaal, economisch en culturele leven van de burger bemoeiden ze zich pas later, tot 1850 zelfs helemaal niet. B. en W. vergaderden slechts enkele malen per jaar (“bij logementhouder Langeler”), soms was maar één punt de moeite van het notuleren waard… De gemeentewet van 1851 onderging in de eerste 30 jaar slechts 2 wijzigingen. Rond de eeuwwisseling kwam het hele maatschappelijk leven in een flinke tempoversnelling terecht, waarop de overheid met vele wetten grip probeerde te krijgen.

(Uit de Olde Kaste 1995-02)

In oktober 1841 werd Mossel opgevolgd door Wilt Adriaan Wilbrenninck, geboren te Zutphen in het grote Patriciërshuis aan de Zaadmarkt aldaar. Bij zijn benoeming koos hij zijn woonplaats op Huize ’Het Enzerink’, ook al in Vorden. Wilbrenninck bleef tot 1852 aan het hoofd van de gemeente. In dat jaar waren C. Roeloffsen en G. Voskamp wethouder. Van ca. 1825 tot 1864 was Willem Hess de dorpsveldwachter. Zijn voornaamste bezigheid was de jacht op stropers, hetgeen een dagen nachttaak was! Ook de ‘nachtwachten’ waren belangrijke figuren bij het waken van de veiligheid. De in latere jaren nog zoveel in de herinnering voortlevende veldwachters Teesebelt en Gijsbers (overleed 1915) waren later de trouwe dienaren der wet. Gijsbers, die in 1908 als gemeentebode werd aangesteld, woonde op de plek waar nu ’De Spannevogel’ staat. Na de elfjarige ambtsvervulling van Wilbrenninck werd wederom een beroep gedaan op Lodewijk Mossel. Men zag hem gaarne terug en dat was wederzijds. Het was vooral de gemoedelijkheid van de Hengelose bevolking, waaraan deze heer zijn aangenaamste herinneringen had behouden. En de bereidwilligheid van Mossel, en de goedkeuring van de koning hadden tot resultaat, dat hij in april 1852 voor de tweede keer zijn intrede deed. Hij ging nu wonen tegenover het Raadhuis in de Spalstraat in het huis, dat later werd bewoond door W. Burghardt, kleermaker (anno 1995: sigarenwinkel H. D. Rietman). Deze tweede ambtsperiode duurde heel wat langer dan de eerste: ruim 21 jaar, nl. tot zijn dood in januari 1873. Zijn inbreng in het dagelijkse leven van de Hengeloër was aanmerkelijk groter dan zijn voorgangers, niet alleen omdat hij de eerste was die in Hengelo woonde, maar ook omdat in 1851 de gemeentewet ingesteld was, waardoor een burgemeester meer invloed had op het besturen van een gemeente. Een belangrijk voorval in deze tweede periode was de grote brand op 17 mei 1864 toen ’s avonds plm. 10 uur brand uitbrak bij bakker Demming, waarbij acht huizen en drie schuren een prooi der vlammen werden. Burgemeester Mossel heeft met levensgevaar vele archiefstukken gered, maar ook vele gingen verloren. Daar zat ongetwijfeld veel archiefmateriaal van onschatbare waarde tussen, dat ons veel over het Hengelo uit vroegere tijden had kunnen vertellen.

Lees verder op pagina 4

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *