1995-03 Het Regelink

Wie was deze telg uit het wijdvertakte Achterhoekse adellijke geslacht? Hij was de oudste zoon van het echtpaar Evert Frederik baron van Heeckeren van Enghuizen en Henriëtte Susanne Marie gravin van Nassau la Lecq. Zijn vader was eigenaar van het kasteel Enghuizen bij Hummelo; zijn moeder bezat het kasteel Beverweerd bij het Utrechtse Odijk en het zou voor de hand gelegen hebben dat hij als oudste zoon het vaderlijke kasteel, i.c. Enghuizen geërfd zou hebben. Dat is echter niet zo gegaan en een familie-overlevering weet ons te vertellen dat zijn huwelijk daarvan de oorzaak zou zijn. Hij zou namelijk beneden zijn stand zijn gehuwd, hetgeen overigens niet juist is. Hendrica Bernarda Hummelinck was de dochter van de Zelhemse dominee, maar ook die was natuurlijk niet van gelijke stand. Daardoor gingen de kastelen Enghuizen en Beverweerd naar zijn jongere broer, die daar kennelijk in het geheel niet op had gerekend, want die had al in 1821 het landgoed Sonsbeek bij Arnhem gekocht, Die jongere broer was Hendrik Jacob Carel Johan en de ironie wil, dat ook deze niet in het huwelijk getreden was met een adellijke dame, maar die had zich Eliza Williams Hope tot levensgezellin gekozen.
Maar ja, Eliza was als erfgename van het reusachtige Hope-fortuin natuurlijk wel heel wat anders dan een domineesdochter, die hoogstwaarschijnlijk niet rijk was! Pas in 1832 zal Jacob Adolph in staat geweest zijn om het Regelink aan te kopen en het huis te laten bouwen, omdat het jaar daarvoor zijn vader was overleden en hij eerst toen over zijn erfdeel kon beschikken. Zijn moeder was overigens al in 1810 gestorven. Lang heeft hij echter niet kunnen genieten van zijn buitenplaats; vijf jaar later, in 1837 sloot hij de ogen voor eeuwig. Zijn weduwe overleefde hem vele jaren en stierf in 1874, zonder dat het huwelijk met nakomelingschap was gezegend. Zij is het Regelink niet blijven bewonen, want kort na haar man’s dood werd het verkocht aan Salomon Jac. Fortuin, koopman te Hengelo. Die heeft er niet gewoond en het is aan te nemen, dat hij het alleen maar op speculatie heeft gekocht.

Het “Fortuin-tijdperk” is niet van lange duur geweest, want in 1849 werd het landgoed verkocht aan Adrien Charles Guillaume de Veye, die in 1844 in de echt verbonden was met Anna Maria Weerts, telg uit een Arnhems burgemeestersgeslacht. Hij was aanvankelijk in militaire dienst en wel als majoor der Genie, maar later werd hij wethouder van Hengelo. Lang heeft het echtpaar het landgoed bewoond; eerst na de dood van mevrouw De Veye in 1896 werd het het jaar daarop door haar man verkocht. Tijdens hun verblijf op het Regelink woonde hun neef Guillaume Louis van Kempen bij hen in en vermoedelijk is hij een familielid van de koper in 1897. Dan wordt namelijk eigenaar de kapitein-ingenieur G.F.G.A. van Kempen, die het overigens twee jaar later al voor gezien houdt, want al in 1899 verkoopt hij het weer en wel aan de houthandelaar Johannes Damen uit Cothen (Utr.). Maar ook Damen – die het mogelijk eveneens op speculatie heeft gekocht – houdt het niet lang in bezit, want acht jaar later, in 1907, verwisselt het Regelink andermaal van eigenaar en dan verschijnt ten tonele Derk Jan Jansen, koopman/winkelier en raadslid te Hengelo. Hij verhuurt het huis, maar besluit in 1921, zich van de hele bedoening te ontdoen.
Dan breekt voor het Regelink een tijdperk aan, waarin het huis weer bewoond gaat worden door adellijke families. Kopers in 1921 zijn Eberhard Clamor Wilhelm Karl Georg Eduard Julius Freiherr von dem Bussche-Hünnefeld, gehuwd met Albertine Johanna barones van Westerholt. Hij was heer van Flessenow in het Groothertogdom Mecklenburg; haar geboortehuis was Baank in Warnsveld, waar zij met haar man woonde, totdat haar zuster, die eigenares van dat huis was, het verkocht en zij derhalve elders onderdak dienden te vinden. Maar ook hun verblijf is van korte duur geweest; op 14 april 1923 werden zij uitgeschreven naar Röbel in Mecklenburg en in 1926 verkochten zij het Regelink aan Cécile Eugenie Marie Aimée gravin Dumonceau, douairière van Hendrik Nicolaas baron Schimmelpenninck van der Oye, die er met enige van haar kinderen haar intrek nam. Daar overleed zij in 1935 en het landgoed ging toen over op haar dochter Cornélie Marie Henriëtte Antonia Gustavine, die in 1940 in het huwelijksbootje stapte met Maximiliaan Robert baron Bentinck tot Buckhorst, weduwnaar van jonkvrouwe Jeanne Wilhelmine Speelman. Het echtpaar betrok huize Beerse bij Ommen en tot 1942 stond het Regelink leeg.

Lees verder op pagina 3