1996-01 Reisjournaal 1845

Eindelijk er toe gekomen zijnde, om een reisje te doen, zoo is het dan met algemeen goedvinden, dat J.J. Retel en ik, de reis aanvaard hebben. Na vooreerst noch wat voor mijn uitrusting in orde gebracht te hebben om als fatsoenlijk persoon onder de menschen te verschijnen. Het mooije weder heeft mij dan ook eerder doen besluiten, en heeft dezelde meerder genoegelijk gemaakt, zoo ben ik dan de grote weg opgewandeld tot bij J.W.V., noch een betje gepraat, en zoo mijn toertje begonnen, smorgens om negen uur.

Den drieëntwintigste Augustus,1845 (zaterdag) in de wagen van Van Heumen, eerst het bekende Dieren, vervolgens de Steeg, verder het schone dorp Velp. Aangekomen te Arnhem, om half elf, hetwelk om de omstreken genoeg bekend is, opgewacht door mijn reisgezel, zijn goederen opgehaald en toen naar het prachtige station. Kwart over elf vertrokken met de Jupiter van de Geldersche hoofstad, Wollfhezen, Ede, Veenendaal, toen Maarsbergen, vervolgens Driebergen. Aankomps te Utrecht om een uur, een mooi station en verdere gebouwen, een broodje met een kop koffij gebruikt, en toen de stad ingewandeld. Bij G.Weekhoud geweest, vervolgens neef Joost opgezocht, de Oudegracht langs naar de winkel van Sinkel, vervolgens de grote Domtoren, verder de sementfabriek waarop een molen met zestien wieken, het bolwerk over, aan het Vreeburg een glaasje sitroen gedronken, verder de stad weer door naar de stad Londen aan de buitenkant, weer een broodje en kop koffij en toen naar het station, om zes uur in de wagon getrokken door Hercules. Het eerste dorp van Utrecht is Maarsen, vervolgens Breukelen, Nieuwersluis, en dan Abcoude, allemaal laag weiland met sloten, koeijen met witte koppen, en anders zwartbond. Aankompts te Amsterdam, om zeven uur, afgelegd in vijf en vijftig minuten. Verschrikkelijk druk van omnibussen figulanten en wegwijzers; in de menigte gelopen tot op het Wezepperplein, Meitje snip een brief bezorgt en toen door tot op den Dam. Een figulante gehuurd, naar het station van de Hollandsche Spoorweg buiten de Willemspoort. Bijzonder mooije gebouwen, plaats genomen achter de Locomotief de Etna, een trien van veertien wagens, vertrokken om 8 uur. Buiksloot en Halfweg gepasseerd, half negen te Haarlem. Opgewacht door Jan en Piet Retel. De stad door naar Overveen, kennis gemaakt en na een beetje gepraat te hebben, kwamen Jansje en Heintje. Na haar verwelkompt te hebben zijn wij gezamelijk opgewandeld om mijn zuster weg te brengen. Het dorp noch wat doorgewandeld, de kennis bezien, om elf uur wat gegeten, noch een pijp gerookt, toen naar bed.


Den vieren 20 Augustus om zeven uur weer op, ontbeten, acht uur met Meester en Piet naar Haarlem eents de grote kerk bezichtigd, het brillante orgel onder de rode van de Heer Molster. Verder de stad door naar den Hout, het Paviljoen bezichtigd, de groep van Lacoon, een gebeeldhoude groep uit de Romeinen tijd, bijzonder mooi. De oude en nieuwe Houdt door, en toen de stad weer in. Bij tante Mie een kop koffij en een borreltje gedronken, toen weer naar Overveen terug. Snamiddags met drie, Jans- en Mientje zuster Jansje en ik, over de duinen langs het Kraantje Lek, naar het aangename Zandvooit. Een armoedig vissersdorp, dat nu een beetje floreert door de badgasten die er zomers komen. Een mooi badhuis met een Logement, verder een vuurtoren en vischpinken; tot gedachtenis noch een horentje mede gebracht, hetwelk ik daar aan strand gevonden heb. Thee gedronken bij Driehuizen, over de straatweg zijn wij weerom gereden, langs Haarlem naar huis, noch een beetje kermis gehouden, wat gegeten en toen naar boven.

Den vijfen 20 sten Augustus smorgens om negen uur J .Retel op het station gebracht, een bolwerk langs gewandeld, van de Nieuwpoort tot aan het Vrouwenhek, mooije gezichten en wandeldreven, uitmuntend schoon, de grote katoenfabriek langs en bezien. Om twaalf uur het mooije Hofje van Noblet bezichtigd, vooral zindelijk en netjes; verder naar de grote Cacerne met Antoon en Sanders heel door geweest van boven tot beneden, een bittertje gebruik in ‘t Noordhollandsche koffijhuis. Van daar naar het Proveniershuis, bij Jan zijn oude lui wat gegeten, de stad noch wat door tot aan de buitenkant, noch eens aangelegd bij Bekenkanijs, om zeven uur weer naar Overveen terug.

Den zesen 20 sten Augustus weer naar Haarlem. Piet, Jan en ik, een ander, noch mooijer bolwerk over gewandeld, op de poort wat gezeten, bijzonder mooije gezichten over de grachten, en het plantzoen ‘t welk netjes aangelegd is. Om twaalf uur een rood borreltjen gedronken op het zoogenaamde koepeltje. De stad weer in langs Laurens Koster, in de grote kerk het orgelconcert bij gewoond, hetwelk uitmuntend schoon is, en veel menschen naar de kerk lokt; verder het Hofje van Staats noch bezocht, zeer netjes ingericht en buitengewoon zindelijk. ‘s Namiddags naar Bloemendaal gewandeld, mooije buitenplaatsjes en een net dorp, een glas bier gedronken in de Ruïne van Brederode, Weerom en onder weg een zware buij van regen en wind doorgestaan, om zeven uur weer in huis enz.



Lees verder op pagina 3