1996-02 ’t Kervel

Het is dan vervolgens van Gerhard, daarna van Anna van Kervenheim, in 1641 erve van haar broer, dan in 1651 van Wyse van Kervenheim, waarbij de familieverhoudingen niet duidelijk zijn en in 1670 is Anna Sybilla Vrijdach, weduwe van Salomon van Keppel eigenares. Anna verkeert doorlopend in geldnood en regelmatig neemt zij geld op met het Meyerinck als onderpand en wanneer het met de terugbetaling helemaal misloopt, neemt de toenmalige geldschieter de hele zaak over. Dat is J.E.C. van der Heyden, of eigenlijk zijn echtgenote, A.J. van Zweeten. Op dezelfde wijze verwerven zij in 1691 het Huis te Baak van J .B. van Westerholt. Na zijn dood in 1711 gaat het goed over op zijn zoon Theodorus A.A. en tien jaar later op diens broer Gijsbertus A.F., die beiden ongehuwd overlijden. In 1711 gaat alles over op hun jongere broer Gerhard W.J., echtgenoot van A.R. Haeck, die erfgenaam zal worden van Oud-Kell bij Angerlo. Ook de Luynhorst te Didam kwam daar nog bij. Al met al verwierven de Van der Heyden’s een respectabel grondbezit, dat in 1753 vererfde op de zoon Johan E.C., gehuwd met G.M.A. van Herteveld en in 1793 kocht hij de havesathe Leemcuyl bij Hengelo er nog bij. In die tijd moet op het Meyerinck een huis zijn gebouwd dat de naam ‘Kervel’ ontving, naar men wil een verbastering van de naam Kervenheim. Baak c.a., waaronder ook ’t Kervel, vererft in 1804 op de zoon Judocus H.A.A.J.J., die de titel van baron zal ontvangen, en die in 1789 in het huwelijk getreden was met Richmunde L.D. van Daell tot Eyll. Bij zijn dood in 1854 vererfde ’t Kervel achtereenvolgens op drie zoons, te weten de Jonkheren (de titel baron was verleend bij eerstgeboorte) Ludovicus W.J.J. (overleden 1856) ; Adolphus C.C. (overleden 1858) en Ernest W.F.C. (overleden 1868). Allen zijn ongehuwd gebleven en zodoende vererfde ’t Kervel op de dochter van hun oudste zuster, Jonkvrouwe Carolina Anna Maria Josepha van der Heyden, in 1819 echtgenote geworden van F.O.H.M.N. von Wintgen zu Ermelhoff. De gelukkige erfgename is M.R.F.A.M. von Wintgen, sedert 1857 douairière van J .F . von Twickel.

Vrij spoedig nadat zij het landgoed geërfd heeft, moet zij besloten hebben om een nieuw huis te laten bouwen, want al in 1870 wordt naar plannen van de Zutphense architect H.J. Wennekers aanbesteed: “Het bouwen van eene Villa op Het landgoed het Kervel bij Hengelo met het restaureren van het koetshuis en het daarstellen van eene woning voor den werkbaas”. Gelet op de bemerking dat er kennelijk al een koetshuis was, mag verondersteld worden dat er ook zo iets als een landhuis moet zijn geweest, maar afbeeldingen daarvan zijn niet bekend. Kennelijk is het nieuwe huis toch wat aan de kleine kant uitgevallen, want twintig jaar later, in 1890, wordt aanbesteed: “Het gedeeltelijk afbreken en bouwen van een tweede verdieping aan ’t Kasteel ’t Kervel bij Hengelo (G) ” Het huwelijk von Twickel-von Wintgen werd gezegend met een dochter en drie zoons, waarvan de jongste na de dood van zijn moeder in 1903 ’t Kervel erfde.
Het is Maria J.F.I.A.A.V, die 1879 in het huwelijksbootje gestapt was met Marie C.W.A.L.C.F. barones von Vely Jungkenn.
Voor de nieuwe eigenaar bleek het huis weer te klein en in 1906 werd er een vleugel aan gebouwd en daaraan herinnert een steen met de tekst:

“DEN EERSTEN STEEN / GELEGD DOOR / BARONES ELVIRE / VON TWICKEL/ 1906. “.

Blijkens het kadaster werd in datzelfde jaar een deel van het landgoed gekocht door de Hengelose notaris J .M.Koning en consorten. Was dat om de nieuwbouw te financieren? We weten het niet. Lang heeft Freiherr von Twickel niet kunnen genieten van zijn vergrote huis, want hij overleed er al in 1914. Uit zijn huwelijk werden twee kinderen geboren; de hiervoor eerder genoemde eerste-steenlegster, Elvire M.M.F.F.A., die in 1910 gehuwd was met Felix M.L.H.M. Freiherr von Vittinghof gen. Schnell en een zoon Joseph F.M.A.F., in 1913 getrouwd met Maria C.H.A. von Bothmer.

Lees verder op pagina 3