1996-03 Een Achterhoekse bruidsroof

Nu speelt zich een toneel af, dat zeer sterk herinnert aan den bruidsroof uit oeroude tijden. In de verte komt een kleedwagen aangereden. Voorin zit de bruidegom met een versierde zweep in de hand en achterin juichende familieleden en de buren. De boer en zijn vrouw hadden den geheelen morgen aan den haard gezeten in hun beste tuig. De buurvrouwen bestierden alles, doch nu, op dit kritieke moment, schiet ook de mannelijke buurtschap te hulp. De bruidswagen is intussen in orde gemaakt, de paarden zijn ingespannen. Vijf rollen ‘eigengereid’ linnen plaatst men tegen de zware eiken duifjeskist, gevuld met linnen, achter in den wagen, benevens een spinnewiel. Achter aan den wagen wordt de bruidskoe met versierde horens vastgemaakt en Willem klimt achter op het wagenbret om het dier gedurende den tocht in het oog te houden. De bruidegom met zijn tochtgenoten zijn intusschen aangekomen en Jan stapt de keuken binnen. “Gemargen samen, waor is Drikke”? “Drikke is der niet. Drikke is weg”, zegt de boer. “Ik wol eur als vrouwe meenemmen nao de Lankhorst”. “Zuuk eur dan maor”, zegt de boer onverstoorbaar. De buurtgenooten van de bruigegom waren al in ‘t achterhuis en riepen onder druk gebaren: “Waor is de bruud, wi’j willen eur zien, waor is de bruud?” De bruid was naar de opkamer gevlucht en liet zich gauw vinden. Toch duurde het nog een poosje voor ze met hun beiden de trappen over het kelderluik afsprongen en door de boer en zijn vrouw gevolgd, gearmd naar den wagen stapten. De buren van den bruidegom grepen intusschen alles wat voor de hand stond om het mee in den wagen te nemen. De buren van de bruid stonden klaar om het hun te ontnemen. Tenslotte slaagden de indringers erin met een berken stalbezem te ontsnappen, die juichend buiten den wagen werd getrokken, toen ze vertrokken. Piepend wrongen zich de wagens door de diepe sporen van den zandigen landweg. In de verte, waar de zware dennen van ’t Oelenbosch hunne schaduwen weldadig over ’t rulle zand sproeiden, komt er beweging in eenige donkere figuren langs den boschweg.

Twee mannen houden een boom dwars over den weg, terwijl bij ons naderen vreugdeschoten weerklinken. Derk en ik waren geschrokken van de schoten, doch bemerkten spoedig aan het glunderende gezicht van Gatjan, die naast ons op het hekselkistje zat, dat het schieten geen ernst was. De wagens hielden stil. Een stevige boerenknaap met een gezicht als een paradijsappel, sleurt zijn petje van de strooblonde kuif, treedt plechtig naar den bruidegom en vraagt hem om te betalen. Jan grabbelt achter zich in een marktkorf en haalt een flesch met een glaasje zonder voet te voorschijn. Alle tolwachters krijgen een borrel en wippen hem handig naar binnen. “Op één been kö‘j niet loopen”, zegt Jan en schenkt allen een tweede in. De tolboom wordt aan den kant gelegd, de wagens komen weer in beweging en de tolwachters zingen een bruiloftsvers. Spoedig draaiden we ‘t weidehek van de Lankhorst binnen, doch toen we achter de boerderij waren gekomen, werd tot onze groote bevreemding niet stil gehouden. We reden driemaal om het huis voor we tot stilstand kwamen voor de groote ‘bansdeure’ aan het achterhuis. We keken Gatjan vragend aan en Derk vroeg: “Waorum is dat”? “Dat mot zoo” zei Gatjan. In latere jaren hoorde ik, dat het driemaal rondrijden wellicht ook nog een overblijfsel was uit oeroude tijden, waarin de bruiden ontvoerd werden en dit slechts diende om hen het spoor van den terugweg bijster te maken. Jan hield de paarden in, tilde Drikke, de bruid, uit den wagen en droeg haar op zijn stoere armen over den drempel het huis binnen. De bruid mocht den drempel niet betreden bij haar feestelijk ‘inkomste’, want daaronder huizen de huisgoden en die mochten niet ontstemd worden. Die groote achterdeur was immers van oudsher geen achterdeur, doch de deur van de Oud-Saksische boerenwoningen, waar later voor ‘t gemak ook een achterdeurtje aan kwam. Toen later de menschen tot inzicht van hun voortreffelijkheid kwamen, werd dat deurtje de voordeur genoemd, doch de groote deur behield in het volksleven haar oude rechten. De bruidsstoet treedt door haar binnen en de dooden worden door haar uitgedragen.

Lees verder op pagina 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *