1997-01 De Achterhoek kwam uit haar isolement

Toch kwam er uiteindelijk een doorbraak. In het jaar 1881 kwam er een stoomtramlijn van Dieren naar Doetinchem die een jaar later werd doorgetrokken naar Terborg. Deze lijn werd geëxploiteerd door de Geldersche Stoomtramweg Maatschappij (G.S.T.M.). De lijn werd gebruikt voor zowel personen- als goederenvervoer maar maakte de diligencediensten op dit traject nog niet direct overbodig. Met name in de wintermaanden werden in verband met de overstromingen de tramdiensten vaak gestaakt en diligencediensten ingezet die dan, door het water, de passagiers naar hun bestemming brachten. De G.S.T.M. zou later, na enkele malen haar naam te hebben gewijzigd, uitgroeien tot een belangrijke vervoersmaatschappij.

Verder kwam vier jaar later, in 1885, een treinverbinding tussen Winterswijk – Doetinchem – Zevenaar tot stand die, aangelegd door de Geldersch – Overijselsche Lokaal Spoor, aansloot op de in Zevenaar al bestaande lijn naar Arnhem (lijn Arnhem – Emmerik). In hetzelfde jaar kwam ook de treinverbinding Ruurlo – Doetinchem gereed die in Ruurlo aansloot op de bestaande lijn Zutphen – Winterswijk en in Doetinchem aansloot op de lijn Winterswijk – Doetinchem – Zevenaar. (Beide lijnen werden geëxploiteerd door de eerder genoemde Hollandsche Spoorweg Maatschappij). Vanuit Ruurlo kon je vanaf dat moment zowel over Doetinchem als over Zutphen per trein naar Arnhem reizen.
Je merkt wel dat er aan het einde van de vorige eeuw een verscheidenheid aan trein/tramondernemingen in onze regio opereerde. Want naast de reeds genoemde maatschappijen, opereerden er ook nog de Tramweg Maatschappij Zutphen Emmerik die in 1902 de tramlijn Zutphen – Doetinchem – Emmerik opende. Doch al deze investeringen hadden resultaat. Door het ontstaan van deze ondernemingen werd de regio al een stuk beter bereikbaar. Hengelo lag daar ergens midden in die regio en was daardoor duidelijk minder bereikbaar dan bijvoorbeeld Ruurlo of Zelhem die beiden aan een spoorlijn lagen. Deze situatie duurde nog tot het jaar 1901.

In dat jaar werd namelijk in ons dorp de Tramweg-Maatschappij “De Graafschap” (de T.M.D.G.) opgericht. De onderneming was in de vorm van een naamloze vennootschap gegoten. De onderneming en haar bestuur waren statutair en feitelijk gezeteld in Zutphen. Deze maatschappij nam in het jaar 1903 de (stoom)tramlijn Zutphen -Vorden – Hengelo in gebruik. De maatschappij bezat in Hengelo aan de Hummeloscheweg, en wel aan dat deel dat naderhand Spalstraat is genoemd, een stationsgebouw dat veelal door de dorpsbewoners met “het Tramstation” werd aangeduid. Naast het station werd later, in 1914, de voormalige katholieke school gebouwd. Achter het stationsgebouw lag een rangeerterrein. Verder werd hier in een werkplaats het onderhoud aan de locomotief en de rijtuigen verricht. Ook waren er een aantal loodsen gebouwd waar het materieel in kon worden ondergebracht. Het hele emplacement, d.w.z. rangeerterrein met loodsen en werkplaats, bevond zich op een terrein gelegen achter de Spalstraat, tussen de Iekink en de Tramstraat. Hengelo was dus het eindpunt op dit traject. Maar je kunt uiteraard ook stellen dat de tramlijn van het Hengelose station door de Spalstraat, via de Raadhuistraat en de Vordenseweg richting Vorden liep en van daar verder door naar het andere eindpunt, Zutphen. De Raadhuisstraat heette destijds nog de Hoogstraat. In deze Hoogstraat was in de tramlijn ter hoogte van kolenhandelaar Harmsen een wissel in de lijn aangebracht. Een stukje lijn boog daar namelijk af tot bij Harmsen achter de schuren. Door middel van deze wissel konden de wagons met kolen worden afgekoppeld en aldaar worden gelost.

Lees verder op pagina 4