1997-02 Een spookverschijning rond het bleekhuisje.

Maricke is die ochtend blij gestemd. Over twee weken is er weer paardenmarkt. Dan wordt het een hele drukte in het dorp. Maar dat is nog niet alles, want over een maand is er kermis. Moeder heeft belooft dat Maricke dit jaar voor het eerst ’s avonds alleen naar de kermis mag. Als ze daar aan denkt wordt ze er opgewonden van. Maar tegelijkertijd ook een beetje verdrietig. Wat moet ze nu aan doen als ze naar de kermis gaat. Echte mooie kleren heeft ze niet. Daar is nooit geld voor, dat beseft ze zelf ook wel. Hoewel moeder en zij hard werken, blijven de inkomsten schraal. O, ze lijden met hun beiden geen honger. Neen, dat niet, maar het moet allemaal heel erg sober. Wanneer was het dat ze voor het laatst een nieuwe jurk had gekregen? Al peinzend is Maricke bij de wei aangekomen. De beide koeien hebben haar al zien naderen en komen op haar toe geschommeld. Maricke schuift met haar emmer onder een van de koeien. Onder het melken denkt zij nog eens aan de komende kermis. Hoe komt ze nu aan geld om iets nieuws te kunnen kopen? Ze peinst en trekt daarbij een diepe rimpel tussen haar ogen. Als ze nu eens op de paardenmarkt melk zou gaan verkopen? Maar ja, hoe komt ze aan zoveel extra melk. Als ze de klanten in het dorp van melk heeft voorzien, blijft er al niet veel meer over. Ondertussen heeft ze beide koeien gemolken. Maricke is klaar. Op de terugweg naar het dorp komt ze weer langs de bleijcke. Zij kijkt onwillekeurig over de grachten. Ze houdt van de bleijcke, met het frisse groene gras, de bruggetjes en het witte huisje, de eenden, de zwanen en het glinsterende water. Ze staat even stil. Het water brengt haar namelijk op een idee. Zou zij op de marktdag de melk kunnen vermengen met water en zodoende zowel de dorpsklanten als ook de marktbezoekers melk kunnen verkopen? Maricke schrikt op van deze boze gedachten en vervolgt haastig haar weg. Maar na enige tijd komen de gedachten weer bij haar boven drijven en raakt ze het niet meer kwijt. En zo gebeurde het dat Maricke op die bewuste marktdag, enigszins met bevende hand, de melk aanlengde met water uit de bleijcke. Eerst een klein beetje. En nadat de dorpsgenoten waren voorzien, voegde zij nog wat water bij. De verkoop van melk begon te lopen. De kopers op de markt hadden echter al vlug door dat er met de melk iets niet in orde was. Zij waarschuwden de veldwachter. Toen Maricke de reactie van de kopers voelde en daarna de veldwachter zag naderen, beefde ze van angst. Doch bijtijds kreeg ze een vlaag van helderheid, en stootte ze quasie onhandig de emmer met melk om. Ze begon, uit angst, vreselijk te huilen. Zodanig, dat een van de ontroerde voorbijgangers medelijden kreeg met het “verschrikte” meisje en onder de marktgangers een geldinzameling begon te houden. De omstanders die eveneens dachten dat het meisje om het verlies van haar melk huilde, gaven gul. De inzameling bracht daardoor meer op dan de verkoop van de (aangelengde) melk zou hebben gedaan. Zodra Marieke over de grootste schrik heen was, haastte ze zich van de markt. Thuisgekomen telde zij het geld dat ze op de markt had ontvangen. Ze voelde zich daarbij niet erg op haar gemak. Toch kocht ze van dit extra geld een nieuw kleed. Maar dat ze d’r nu ook erg blij mee was? Neen, ze zag er enigszins bedrukt uit. De kermisdagen braken aan. Maricke trachtte uitbundig feest te vieren, maar het lukte haar niet erg. Telkens moest ze aan haar wandaad denken. De kermis ging voorbij. Het leven van alledag ving weer voor Maricke aan. Maar de gedachten rond het aanlengen van de melk raakte ze niet meer kwijt. Het knaagde aan haar hart. Ze was niet meer dat open en spontane blonde kind van vroeger. Neen, ze werd alsmaar stiller en had wroeging over haar daad. Maricke besloot daarom alles op te biechten bij de priester. De priester hoorde haar aan. Hij had met het kind te doen. Hij schonk haar vergiffenis en drong er op aan dat zij de mensen zou vertellen van haar daad. Maar deze stap durfde ze juist niet te nemen. Zo kwijnde ze langzamerhand weg. Ze werd ziek en het zag er naar uit dat ze niet meer beter zou worden. Dat voelde ze zelf ook zo aan. Maar voor dat ze stierf wilde ze nog eenmaal naar de bleijcke toe.

Op een zonnige ochtend, toen de zon zich door de nevel van de dauw drong, ging ze op weg naar de bleijcke. De plek, die haar vroeger zo dierbaar was. Het zou haar laatste gang worden. Met haar zieke lichaam strompelde zij het bruggetje van de gracht op. Op het midden van het bruggetje bleef ze even staan om op adem te komen. Dan wankelde ze, sloeg over de leuning van het bruggetje en verdween onder water. Eensklaps was er aan een nog zo’n jong leven abrupt een triest einde gekomen. Na haar dood zwierf er boven de bleijcke nabij het nachtelijk uur op dagen dat er markt was geweest, soms een spookverschijning van een meisje. De lichte verschijning zweefde over het donkere water van de grachten. Het bleef daarop midden boven het bruggetje hangen en uitte dan de smartekreet:

Half water, half melk,
Te scherp gemeten,
De ziel vergeten.

De geestesverschijning is in de loop van de jaren afgenomen. Op het laatst werd het niet meer gezien. Het verdween met de paardenmarkten. Het verschijnsel en haar oorsprong zijn al lang vergeten. Daarmee is ook de sage rond deze trieste gebeurtenis vergeten.

In verband met persoonlijke omstandigheden, zie ik mij helaas genoodzaakt mijn bijdrage aan de “Olde Kaste” te beëindigen. Ik hoop dat u, als lezer, van mijn stukjes hebt genoten en ik wens de vereniging een goede toekomst toe.

Tienus.