1997-04 Hengelo Gld.: Augustaldaburg?

Lees meer over de verklaring voor de naam 'Hengelo'.

c. ZELHEM

Oudere namen zijn Ziffelick en Cevelem. Het dorp Selehem wordt voor het eerst in 1131 genoemd. De naam zou van de oude Saliers kunnen zijn afgeleid. De Salische Franken worden voor het eerst genoemd in de 3e eeuw na Chr. Zij ondernamen o.a. plundertochten.

Met Hertmer- of Hattemerbroek werd vroeger ook wel de marke Zelhem aangeduid. De naam Dunsborgermark is ontleend aan het gebied, waar later de markegenoten vergaderden. Deze marke lag ten dele op Hengelo’s en ten dele op Zelhems grondgebied. Het ‘Zand’ met een oppervlakte van circa 500 bunder, was oorspronkelijk eigendom van de geërfden uit de Dunsborger-Hattemer Mark en is in 1822, met alle daarop aanwezige dennebomen, voor f. 9000,– verkocht aan baron van der Heijden van Baak. In ‘het Zand’ kwamen vroeger veel zandverstuivingen voor.

d. KAARTJE

Hieronder treft u een kaartje aan, opgenomen in het boek ‘Grundungsgeschichte der Stiften, Pfarkírchen, Kloster und Kappellen im Bistum Munster. Duidelijk is bij Hengelo en Zelhem de aanduiding ‘Land Goy’ te lezen.

Het ‘Freigrafschap Lohn’, later gewijzigd in ‘Freigrafschaft Lohn und Bredevoort’, strekte zich vroeger uit over het westelijk deel van Munsterland en het oostelijk deel van de graafschap Zutphen. Kerkelijk behoorde dit gebied tot het bisdom Munster. De rivaliteit tussen de graven van Lohn en de bisschoppen van Munster mondde in 1152 uit in een erkenning door graaf Gotschalk van Lohn van de souvereiniteit en de leenheerschappij van bisschop Frederik ll van Munster over een Zestal Parochies, waaronder Hengelo en Zelhem. Waarschijnlijk was dat ook een gevolg van het toenemend streven van de bisschoppen van Munster tot het tevens vestigen van het wereldlijk gezag in die gebieden, waar zij van oudsher al de geestelijke jurisdictie hadden. De wereldlijke en de geestelijke macht waren toen overigens ook niet exact gescheiden.

Lees verder op pagina 4