2015-04 Het bewogen leven van Gradus Scholten

Een Iijk in de koestal
Een Iijk in de koestal De eerste zelfstandige schreden van Gradus Scholten waren vooralsnog dicht bij huis. Hij vertrok in 1839 naar Toldijk in de gemeente Steenderen waar hij als knecht ging werken bij de weduwe Keuper. Hier werkte en verbleef hij enige jaren, waarna hij in oktober 1841 terugkeerde naar Hengelo. Waarschijnlijk is hij daar weer bij zijn oma ingetrokken in het huis op Bekveld. Na enkele jaren vertrok hij in mei 1844 – hij was toen 20 jaar oud – wederom uit Hengelo. Nu ging de reis naar Zelhem, waar hij als boerenknecht ging werken bij de familie Garritsen-Wijman. Lang zou hij daar echter niet blijven…

De boerderij waar Janna dood werd gevonden

Op zondag 27 oktober 1844 werd Hengelo opgeschrikt door een gruwelijke moord. Rond het middaguur vond Jan Willem Abbink in de koestal op de deel het ontzielde lichaam van zijn 19-jarige nicht Janna Heisterboom. Janna was het enig kind uit het huwelijk van de klompenmaker Harmen Heisterboom (1793-1869) en Janna Memelink (1795). Bij haar geboorte op 14 november 1823 was haar moeder in het kraambed gestorven. Haar vader hertrouwde een klein jaar later in Hengelo met Janna Hesselink (1798-1869). Zij kregen vijf dochters, genaamd Aaltjen (1825), Hilleken (1828), Jenneken (1831), Harmina (1835) en Harmiena (1838). De familie Heister-boom woonde op ‘de Oude Nachtegaal’, tegenwoordig Lankhorsterstraat 21, later vertrokken ze naar Bekveld. Janna Heijsterboom groeide hier min of meer op met Gradus Scholten, haar buurjongen van twee huizen verderop aan de Lankhorsterstraat. Op haar vijftiende, in mei 1839, vertrok Janna Heisterboom naar haar oom Jan Willem Abbink en tante Aaltje Memelink aan de Beekstraat op nummer 2, waar ze in dienst kwam als meid. Daar-naast woonde en werkte op dit adres ook de drie jaar oudere Hengelose Derkjen Klein Wesselink.

Het echtpaar Abbink was die bewuste zondagochtend in oktober om negen uur vertrokken naar het dorp waar zij in de plaatselijke kerk de dienst bijwoonden. Janna Heisterboom was alleen in huis achtergebleven. Toen Jan Willem Abbink en zijn vrouw drie uur later, zo rond het middaguur, thuiskwamen, vond hij het door messteken toegetakelde lichaam van zijn nicht Janna in de koestal. Ook was in de keuken een kast overhoop gehaald en stond de koffer van Janna Heisterboom open. Het eerste vermoeden was dat het om een roofmoord ging, maar bij nader inzien bleek er toch geen geld verdwenen te zijn. De geruchtenstroom in het dorp kwam hierna al snel op gang. Het duidde namelijk, zo schreef burgemeester Wilt Adriaan Wilbrenninck aan de procureur op iets anders n.l. alles op “gekrenkt liefdesgevoel” welke tot een overdreven woede zou zijn overgeslagen’.

Lees verder op pagina 3