1988-01 Mevr. Geertsma – Mijn Hengelose jaren (1983)

Nog een staaltje hoe gemoedelijk het leven hier toen was is het volgende: elke week kwam Ds. van de Most van Spijk uit Geesteren hier om de kinderen van de Vrijzinnig Hervormde Gemeente catechisatie te geven. Daarvoor moest hij eerst naar Borculo fietsen om daar de trein naar Vorden te nemen en het laatste stuk naar hier per tram. ’s Middags ongeveer om 4 uur retour en dan stond ik bij ons tuinhek, hield een gevulde theepot omhoog, zodat de tramchef die zag, deze seinde terug het te hebben begrepen en och, dan vertrok de tram die dag even te laat, maar dominee had tenminste een paar kopjes thee.
Ook kwam eens een boer met een koe die beslist mee moest, maar de tram was net vertrokken. Geen nood, de chef belde naar het gemeentehuis, waar een halte was en Kistenmaker, de machinist stoomde rustig terug, zodat het dier tot tevredenheid van de boer kon worden ingeladen.

Tramweg emplacement

Als er paardenmarkten waren, en in het bijzonder met de Knollenkermis of Kolde Markt was de Spalstraat afgeladen vol met paarden en kon er geen vervoer tussendoor, zodat de melkwagens pas ’s middags bij de fabriek aankwamen. Bij zulke drukke markten was er op het Kerkplein een gezellige markt waar onder andere een man met “scheurdegerei” stond waar je voor een krats mooie vazen of iets dergelijks kon kopen. Ik heb me laten vertellen, dat Baron Von Twickel hier eens met paard en wagen dwars doorheen is gereden, zodat alles kapot was. Geen nood, de Baron betaalde wel en herhaalde deze krachttoer toen nog eens voor de gein. Op de kermismarkt was het toen gebruikelijk dat enkele burgers ’s morgens bij Langeler de nieuwe frambozen op brandewijn gingen proeven, want de vrouw des huizes zorgde er jaarlijks voor deze op die tijd klaar te hebben. Vanzelfsprekend zie ik verschillende dorpsfiguren uit al die jaren duidelijk voor me, waarvan ik er enkelen wil noemen, zoals Jansen de Roos, Jansen, de marktmeester, Takkenkamp, beiden laatsten met een hoge pet op, zoals ook Pieper en van Petersen die toen nog droegen, de gebroeders Wissink in hun klokkenwinkel aan de Spalstraat, waarvan de ene vaak voor het raam zat te werken, een loupe in het oog geklemd om het fijne raderwerk beter te kunnen zien. Verder Jansen uit de Lange Wagen met zijn petroleumkar, van Oortgiesen, de melkventer op zijn karretje vol bussen en een paar schenkkannen met een kittig paardje ervoor. Van de tweeling Taken kon je Jan, de groenteman zondags overal in de Achterhoek wandelend tegen komen en dan de herinnering aan “Villa Louise”, waar de heer Ouweleen met zijn vrouw woonde. Voor de ingang van dat huis was een glazen overkapping en nog zie ik de oude dame duidelijk voor me staan met een zwart kanten mutsje op waaraan 2 lange linten af hingen.

Natuurlijk vergeet ik onze dialectschrijver Frans Roes, beter bekend onder zijn pseudoniem als Herman van Velzen ook niet.
Waar de 8 kastelen om Vorden liggen was de adel ook altijd hier goed vertegenwoordigd. Het deed mij in het begin vreemd aan als een boer vertelde een dag met “de Heer” uit jagen te zijn geweest, waarmee dan bijvoorbeeld Jonkheer Bosch van Drakenstein van het Zelle werd bedoeld. Tegenover het landgoed het Kervel was een schitterende Engelse tuin aangelegd. Hier woonde Baron Von Twickel met zijn gezin en nog zie ik de Barones in de tram zitten, iedereen door een monocle brutaal opnemend. Ook zie ik gelijk de markante figuur van Herwers, de rentmeester met zijn prachtige witte baard. Nog woont een kleindochter van hem op het rentmeestershuus. Later in de oorlog werd het Kervel een pension waar helaas door verraad nog Joodse onderduikers zijn weggevoerd. Wij hebben in 1946 ons zilveren huwelijksfeest daar zelfs nog kunnen vieren. Jonkheer Reynot was hier burgemeester en woonde op “het Hof” waar ook burgemeester van Hoogstraten nog heeft gewoond. Later werd deze ambtswoning verplaatst naar de Schoolstraat waar na burgemeester Mackay en Quarles van Ufford nu de fam. de Boer woont. In de tijd van de Jonkheer Reynst woonde aan de Vordenseweg Freule Martini in “La Tulipe Noire” wat nu nog tegenover het Herman van Velzenplein staat. Deze dame beijverde zich om de toen veel vastzittende kettinghonden te bevrijden waarvoor ze ’s avonds laat de boerderijen rond ging fietsen en als ze dan bij late terugkeer in het huis van mijn moeder die aan slapeloosheid leed nog licht zag branden, belde ze doodleuk aan om gezellig een kopje thee te komen drinken al was het middernacht en bepaald geen visitetijd.

Lees verder op pagina 4