1988-01 Mevr. Geertsma – Mijn Hengelose jaren (1983)

Ook waren de begrafenissen aan huis en dan ging Wuestenenk (de vader van de tegenwoordige kapper) het dorp rond om de dode aan te zeggen, zoals je dat noemde. Eens sta ik zo geduldig naar de aankondiging te luisteren als ik tot mijn schrik ineens aan ’s mans rechter zwarte handschoen, die hij uitdagend omhoog houdt, vijf gouden vingertoppen ontdek. Wat was namelijk het geval? Ik had de vorige avond de belknop verguld, niet wetend dat vergulsel in de buitenlucht nat blijft. Nauwelijks is het laatste woord over ’s mans lippen of het klinkt nijdig: “Wat he“j met de bel e’doan?”. Jaren later zeg ik nog eens tegen hem: “Weet je nog Wuestenenk hoe we toen hebben gelachen?”. Waarop ik krijg te horen: “Joa ie wel moar ik niet, .ik mos het hele darp nog deur”. Aan een begrafenis heb ik een zeldzaam mooie herinnering bewaard. Het begon toen in de mode te komen de begrafenissen vanuit een zaal te houden, maar een boer uit de Noordink had als wens te kennen gegeven vanuit zijn eigen bedrijf te worden uitgedragen. Daartoe stond de overledene dan opgebaard onder een daarvoor bestemde kruisbalk tussen zijn opgestalde vee, terwijl poes op de ladder naar de hilde gezeten rustig op de baas neerkeek. Door de open deeldeur viel het zonlicht stralend naar binnen over de dode en zijn bedroefde vrouw naast de kist. Een beeld vol vrede,dat alle verdriet te boven ging en een onuitwisbare herinnering bij me heeft nagelaten.

Kenmerkend in die dagen was ook het “Mestmaol” op de pastorie, waarbij het gezegde gold – voor wat hoort wat – hadden de boeren de pastorietuin van mest voorzien, kwam de waardering in de vorm van een koffiemaaltijd later terug.

Ook een punt om nooit te vergeten is de aansluiting op het elektrisch net (1925?) geweest. Je zag die avond overal lichten uit en aan fiitsen, een ongekend gemak na vaak walmende petroleumlampen. Later hebben radio en t.v. de mensen uit hun isolement gehaald, hoewel zou blijken dat daaraan ook bezwaren zijn verbonden. Wij ouderen kunnen hunkerend terugverlangen naar de gezelligheid in een ouderwetse huiskamer. Allemaal om de ronde tafel gezeten. Moeder achter het theeblad en van verveling was geen sprake. Er werd gelezen, gezongen, gewerkt en spelletjes gedaan. Tegenwoordig zoeken vooral jongeren dit vermaak buitenshuis, maar ik denk dat elke tijd zo haar eigen sfeer heeft. Met de komst van elektriciteit begonnen verschillende apparaten in de handel te komen, die het werk op boerderij en in huis zouden verlichten. Allereerst de stofzuiger, waardoor geen theebladen meer hoefden te worden gestrooid voor men begon te vegen. Hiermee ging men langs de huizen om te demonstreren. Ik stond zo ook eens op een lijst en de dag voor dit gebeuren maakten we overal rommel in huis om te zien of zo’n apparaat dat wel goed zou opnemen. Of de man gemerkt had dat mijn kooplust niet groot was? Hij is in elk geval niet verschenen en zo konden we zelf de rommel opruimen.

Aan sport werd hier in de twintiger jaren behalve gymnastiek nog niet gedaan. In ’28 kwam PAX eerst onder de naam “Hercules” tot stand. Ik herinner me bij ene gymnastiekuitvoering als invalster de pianobegeleiding op me te hebben genomen. Nu is er een groot PAX-terrein, een zwembad, tennisbaan en bij slecht weer een grote sporthal om binnen te kunnen trainen, terwijl ’s winters de gezellige ijsbaan bij “de Bleijke” lokt. De Bleijke gaf de eerste jaren echt het beeld van haar naam te kennen, omdat iedere maandag huisvrouwen uit de naaste omgeving hier hun witte was gingen bleken. Heel vroeger toen er nog vlasverbouw was, werd het pas gesponnen linnen hier gebleekt en zat er een Wachter in het Bleikhuuske, vandaar die kijkgaten. Later besloot de gemeente terecht hier een vogelpark van te maken, want het is een uniek stukje natuurschoon en vooral in juli en augustus verlicht door schijnwerpers een prachtig plekje, waarvan ieder kosteloos kan genieten.

10 augustus 1925 werden we gewaar hoe uit een onheilspellende lucht plotseling verwoestende elementen te voorschijn kunnen komen, waardoor de bomen op het fabrieksterrein met de toppen op de straat sloegen, de Keyenborg getroffen en Borculo verwoest. Lange tijd daarna waren in een bos te Ruurlo nog bomen met verwrongen stammen en kruinen te zien. In de daaropvolgende dagen kwamen veel belangstellenden uit het hele land om naar de ramp in Borculo te gaan kijken, waardoor er ineens een ongekend druk verkeer door het dorp kwam en veldwachter Wisselink zich warempel zou ontpoppen als onze eerste verkeersagent. Op een keukenstoel gezeten in de Spalstraat op de hoek tussen Berendsen en Langeler gaf hij met zijn duimen de goede richting aan. Om nooit te vergeten!

Uit de barre oorlogsjaren ’40-’45 heeft ieder genoeg eigen herinneringen, maar ene datum wil ik toch noemen en wel 8 oktober 1941 toen “s morgens een overvalwagen van de Sicherheitsdienst (Grüne polizei) het dorp in kwam jagen en we zagen hoe onze Joodse medeburgers in een open wagen werden gesleurd, waarna ze angstig bij elkaar staand de Hummeloseweg uit reden: hun wrede lot tegemoet; 32 van de 41 keerden niet terug. We hebben ze allen persoonlijk gekend en dan de machteloosheid geen reddende hand te kunnen uitsteken. Fam. Meyer, Cohen, Jacobs, Philips en Fortuin. Ook zullen we nooit de stoet hongerige mensen uit het westen vergeten, die hier op gammele fietsen doortrokken, evenmin als de vele evacuées uit Den Haag en de Betuwe en de vele onderduikers (waaronder het hele gemeentebestuur). Als slot het ontroerend moment dat we samen op het kerkplein het Wilhelmus weer zongen en de driekleur weer in top ging, hoewel bleek dat het moment nog even te vroeg was.

Na de oorlog is er een enorme verandering gekomen, zowel in leefwijze als in het aanzien van het dorp. Om te beginnen het vroegere eenvoudige gemeentehuis, waar de gemeentesecretaris, de heer Tenckinck met 2x ck, zoals hij zichzelf steeds placht voor te stellen. Met zijn zuster woonde hij in het tegenwoordige riant gelegen complex van moderne gebouwen, waarvoor het bevrijdingsmonument. Nieuwe woonwijken met moderne huizen, namen het karakteristieke dorpsbeeld weg. Nu kan men zeggen dat is in het hele land zo, maar er gaat iets eigens mee weg. Verder veranderden genoeglijke dorpswinkels met een praatje over de toonbank in supermarkten. Ook moest het bedrijvige beeld ’s morgens op het terrein van de Boterfabriek vol melkwagens, bussen en paarden overgaan naar een tanktoestand, maar laten we blij zijn dat het bedrijf nog in werking is waar in de Achterhoek behalve Vorden en Hengelo velen reeds zijn gesloten.

Alle tekeningen: mevr. Geertsma

Het Bleijkhuusken