OORLOGSHERINNERINGEN – deel 2

Deel 2 - 7 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

KINDER-HERINNERINGEN

Op de vroege morgen van de 10e mei was er zwaar geronk in de lucht. De radio stond aan. We hadden geen elektrisch maar wel een radio die geluid produceerde door middel van een batterij en een accu. Ik was een kind van bijna vijf jaar en aan mijn ouders was te merken dat er iets ergs stond te gebeuren. We gingen naar buiten en toen kwamen er een stuk of zes van die grote Duitse vliegtuigen heel laag overvliegen met veel lawaai. Op de vleugels, romp en staart stonden grote hakenkruisen afgebeeld. Toen we er naar stonden te kijken zei mijn moeder “Noe is ’t oorlog” en ze begon te huilen. Op dat moment begreep ik er niet veel van, maar dat beeld met die vliegtuigen en mijn moeder die huilde, zal ik nooit vergeten.

De eerste drie oorlogsjaren zijn bij ons vrij rustig verlopen en we gingen inmiddels met buurkinderen naar de lagere school in Varssel, lopend vanaf het Stapelbroek. Niet zo ver van ons vandaan hadden de Duitsers een aantal barakken gebouwd en ook een groot zoeklicht geplaatst. Op een morgen toen we naar school liepen – het pad liep langs die barakken – was er een hels geschreeuw. Het maakte ons bang en wij durfden niet verder te lopen. Mijn oudere broer en een neef liepen door en hoorden dat er een ernstig ongeluk was gebeurd. Iemand was levensgevaarlijk gewond en is vervolgens overleden. Ze riepen dat we door moesten lopen. Het was wel angstig en we waren heel bang. Een van de soldaten die daar gelegerd was, was een ouder iemand. Hij was boer. Hij praatte wel eens met ons in het dialect en hij heette Warnhard.
Bij de school was een vrij grote schuilkelder aangelegd waar we, als er luchtgevechten plaatsvonden of bommen vielen, regelmatig in moesten vluchten (brand- en dieptebommen. Ook een schoolvriendin, Gerda Stoltenborg, die bij mij in de klas en in de bank zat, is door een bom om het leven gekomen. Er werd ook les gegeven in de voorkamer bij mijn oom en tante (Willem Enzerink). De ramen in de school waren kapot en de brandstof raakte op, zodat de kachels niet meer konden worden aangemaakt . Daarom werd er elders schoolonderricht gegeven. Ook de levensmiddelen werden schaarser en alles was op de bon. Steeds vaker kwamen er mensen uit het dorp de boer op om melk, eieren en eigen gekarnde boter te halen. Dat bleven ze de hele oorlogstijd doen. Ook na de oorlog bleven ze trouw terugkomen als goede vrienden. Zelfs uit Zutphen kwamen mensen om voedsel te halen, o. a. Kaatje uit Zutphen (haar echte naam hebben wij nooit geweten). Joep Jolij en de heer Pasman uit Zutphen zijn vrienden geworden en zolang mijn ouders hebben geleefd, kwamen zij regelmatig terug, Wat zeer gewaardeerd werd.



In het 2e en 3e oorlogsjaar hoorde je dat er mensen opgepakt werden en dat de Joden van alles en nog wat niet meer mochten tot ze tenslotte opgepakt en afgevoerd werden. Mijn moeder is op een morgen naar Hengelo geweest om boodschappen te doen. Op dat moment vond aan de Ruurloseweg een razzia plaats. Ze heeft gezien hoe Joden werden overvallen en op een ruwe manier in de wagens werden geduwd, waaronder een zieke vrouw zo uit bed. Dat heeft een ontzettende indruk op haar gemaakt en vanaf die tijd heeft zij zich samen met mijn vader ingezet voor de mensen die hulp en onderdak nodig hadden.
Ook vonden er regelmatig luchtgevechten plaats wat vooral ’s avonds een uniek schouwspel was. Als kinderen gingen wij naar buiten zodra wij het geronk van de vliegtuigen hoorden en de zware bommenwerpers overkwamen. De zoeklichten die niet zo ver bij ons vandaan stonden, gingen aan en zodra zich twee stralen kruisten met in het midden een bommenwerper dan werd er snel en doelgericht geschoten. Dikwijls was het raak en stortte het toestel brandend naar beneden. Voor het toestel aan de grond kwam, was de bemanning er meestal uitgesprongen.

Als deze geluk hadden werden ze opgevangen door de ondergrondse die zorgde voor een onderduikadres, anders werden ze gevangen genomen door de Duitsers. Ook lieten ze hun bommenlast vallen met alle gevolgen van dien. Dat was een heel angstig gezicht. Twee toestellen zijn niet zo ver van ons huis neergestort. Een bij Johan Langwerden en de ander bij de Lindese Molen (gemeente Vorden). Het toestel bij Langwerden heeft zich met enkele bemanningsleden zeer diep in de grond geboord en is pas jaren later opgegraven. Ook de spoorlijn in Linde werd regelmatig gebombardeerd. Omdat we daar qua richtstand niet zo ver vandaan woonden, kwamen Engelse vliegtuigen bij ons heel laag over. Vervolgens doken ze omlaag en hoorde je mitrailleurvuur. Als je vervolgens ook knallen hoorde, dan hadden ze een munitietrein geraakt. Mijn broers en ik gingen achter het huis voor de ‘echterdeur’ zitten kijken en als ik momenteel mijn ogen sluit, zie ik alles zo weer voor me.

Lees verder op pagina 12