OORLOGSHERINNERINGEN – deel 2

Deel 2 - 7 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

Het zal misschien voorjaar 1945 zijn geweest, dat we op school waren en weer naar huis gestuurd werden, omdat de Duitsers de school gevorderd hadden. Ik hoor nog een jongen zeggen: “Ik hoppe dat ter een bom op de schole völt, dan hoef ik daor tenminste niet meer hen.” Zo te horen niet zo’n bijzonder leergierige knaap.
21 september 1944 kwam Tjeerd Dorgelo, zoon van het hoofd van de Piersonschool, bij ons als onderduiker. Hij kon namelijk opgeroepen worden voor werk in Duitsland en dat beliefde hij niet. Op de knechtenkamer werd ook een ledikant voor hem geplaatst. Ook kwamen er in die herfst twee jonge mannen die van beroep politieagent waren. Zij zaten destijds in het verzet, t.w. Jan Vissers onder de schuilnaam Jan Boland en Henk Nekkers. Jan Vissers (Boland) heeft nog meegewerkt aan het in de tachtiger jaren verschenen boekwerk: “Het vergeten bataljon” (Staringinstituut). Voor hen beiden werd slaapgelegenheid gemaakt in een schoongemaakt kippenhok. Alles kon immers in die tijd.
Mijn moeder had gelukkig wel hulp van ons dienstmeisje Toos van 20 jaar. Verschillende keren kwamen er ’s avonds nog enkele verzetsmensen bij, achterom lopend, om op de deel te vergaderen. Soms waren ze ook wel eens al te luidruchtig, wat mijn ouders niet zo leuk vonden. Omdat wij als kinderen van inmiddels tien, negen en zes jaar niet ten volle konden beseffen wat oorlog was, vonden we het op de vliegtuigen na, best een gezellige tijd. ledere nieuwkomer bracht zijn eigen verhaal mee. Tjeerd ging ’s zondags nog wel eens met ons wandelen naar het landgoed Kieftskamp, want hij was een echte vogel en bomenkenner. Hij bezat een prachtig boek met allerlei soorten vogels. Hij ging volgens mij toen al naar de Bosbouwschool. O, wat genoten we van de boeken “Erik, het kleine insectenboek” en “Sil de strandjutter”.
Voor het jaar 1945 tekende hij een jaarkalender. Te koop waren ze geloof ik niet meer. Ook de elektriciteit was de laatste oorlogswinter afgesloten. Wat werd men toen creatief, kaarsen maken van rundvet, enz. Ook de onderduikers hielpen mee op het land, voederbieten inkuilen, knollen plukken, rogge zaaien. Tjeerd had van hun drieën wel het meeste plezier in het landwerk.


Op een novembermiddag in 1944 waren mijn vader, Tjeerd en ons dienstmeisje Toos bezig om knollen te plukken op de kamp. Het zal wel een mooie herfstdag geweest zijn, daar wij als kinderen het volgende voorval ook hebben zien gebeuren. Onze knecht Willem was ongeveer een honderdvijftig meter verderop bij Tjoonks bos aan het ploegen met de paarden Reina en Nelly. Wij op het knollenland zagen ineens vliegtuigen komen vanuit Ruurlo naar Vorden. Bij houtzagerij Groot Bramel (nu Meeks meubelen) werd de spoorbaan vernietigd door vier bommenwerpers van de Geallieerden. Ook bij de buren Hietvelds Gerhard, waren de toen veertigjarige schoonzoon en zijn vrouw Hentje bezig om knolvoer voor de koeien te vergaren.

Ze zagen evenals onze knecht Willem de bommenwerpers. Een van de vliegtuigen meende waarschijnlijk zijn lading gelost te hebben, of liet nog te laat, alweer richting Hengelo (Gld) vliegend, een bom los. Reind Bretveld zag hem aankomen en schreeuwde tegen Hentje: “Gao liggen”, in verband met bomscherven. Willem zag de bom nog een moment als een ronde bal aankomen, maar had tot zijn geluk geen tijd meer zich te realiseren wat er gebeurde. En ineens was er een enorme knal en een metershoge zuil van opspuitend zand. We schrokken hevig.

Boerderij ‘Nieuw Abbink’

Hoe zou het met Willem en de paarden zijn? Tjeerd, nogal een atletische vent, gooide zijn klompen achteruit en rende zo snel als hij kon naar de bewuste plek toe. Dicht bij de plek des onheils gekomen riep hij: “Breng een schop mee, want Willem zit tot zijn middel in de grond. De bom was heel dicht achter hem terecht gekomen; wanneer hij tien centimeter dichter bij hem was gevallen, was hij zeker zijn beide benen kwijtgeraakt. Daar het een dieptebom was, die bedoeld was voor spoorbanen, was er een enorm gat in de grond geslagen. Zou Willem evenals Reind en Hentje zijn gaan liggen voor de scherven, dan zou hij zeker zijn bedolven onder de grondmassa. Nu kwam hij wonder boven wonder met een shock en de schrik vrij. De paarden stonden er versuft bij met een dikke laag zand op hun rug. Aan de voetstappen van de paarden was te zien, dat ze nog wel een sprong van schrik hadden gemaakt. Waarschijnlijk over Willem heen. Hij kreeg namelijk een bult zo groot als een ei aan zijn hoofd. De huisarts die we nadien hebben laten komen, kon gelukkig geen verdere gebreken constateren.
Toos, ons dienstmeisje moest zijn ouders aan de Zelledijk in Linde vertellen wat er die middag gebeurd was. Ze kwamen diezelfde dag Willem nog opzoeken. Wat waren ze blij en dankbaar dat het zo goed met hun zoon was afgelopen. “Ut had wel volle gekker können goan,” zeiden ze. Na enkele dagen bedrust ging het wel weer. Maar als er naderhand ’s nachts weer vliegtuigen aan kwamen ronken, was Willem de eerste die naar de schuilkelder ging. Dikwijls vonden we nog weer bomscherven op het geploegde land. Het bomgat had een doorsnede van wel vijf meter. En om het land weer gelijk te maken moest er wel 25 kub grond ingebracht worden.

Lees verder op pagina 4