OORLOGSHERINNERINGEN – deel 2

Deel 2 - 7 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

Al was Nederland beangstigend en onvrij, toch had de Sint de moed om in ons land voet aan wal te zetten en menig gezin nog een plezierige avond te bezorgen. Hoogst persoonlijk kwam hij dan ook met zijn knecht Piet een bezoek brengen bij ons. Op mijn jongste zusje Marietje van zes jaar na, behoorden wij al niet meer zo tot de gelovigen in de Sint. Maar door de spanning van dat moment begonnen ook Willy en ik toch wel te twijfelen. De cadeaus bestonden uit praktische geschenken: muts, handschoenen, schrift en potlood en wat snoeperij. Al waren het eenvoudige geschenken, toch waren we er blij mee. De Sint beloofde mijn vader als de oorlog voorbij zou zijn een knollenplukmachine. Voor die tijd een lachertje natuurlijk. In de vijftiger/zestiger jaren kwamen ze inderdaad op de markt.

Het werd Kerstmis 1944. Een kerstboom hadden we nog niet. Toch heb ik in mijn herinnering deze kerstdagen als sfeervol beleefd. Door mijn ouders werd in samenwerking met de andere huisgenoten voor de eerste Kerstdag ’s avonds een koffietafel bereid. Een mooi wit tafellaken kwam uit de linnenkast. Er werden ter versiering kaarsen en wat dennegroen op tafel gezet. Zelfgebakken brood, surrogaat koffie, melk of misschien wel chocolademelk. Er waren walnoten bij en appels uit eigen bongerd die wij als kinderen oppoetsten. En zelfs een kerstliturgie ontbrak niet.

Het zal zo ongeveer januari 1945 zijn geweest, dat Jan Vissers en Henk Nekkers naar een ander onderduikadres zijn vertrokken. Om te lang op eenzelfde plek te blijven was in verband met huiszoeking wel wat te riskant. Wij als kinderen waren heimelijk wel blij, dat Tjeerd mocht blijven.

De bevrijding begon nader te komen. De geallieerden kwamen ons te hulp. In januari 1945 waren ze in Limburg. De bevrijding verliep daar echter zeer moeizaam door tegenwerking van de Duitsers. Van de plaats Echt naar Roermond kwamen de Engelsen dikwijls maar één kilometer per dag vooruit. Het duurde dan ook nog tot maart voordat Limburg bevrijd was. Toch kwamen zaterdag 31 maart de berichten door dat de bevrijders al bij Doetinchem waren. De schuilkelder werd die dag nog eens extra versterkt met takkenbossen en grond. Er zou ook immers in onze omgeving verzet door de vijand kunnen optreden.

Een radio mocht je in die tijd niet meer in je bezit hebben. Je had dus weinig informatie. De nacht van 31 maart op 1 april (1e paasdag) verliep rustig. ’s Ochtends tegen negen uur stonden we buiten te luisteren naar het ontzaglijke gedreun van militaire tanks van de Canadezen die over de Vorden/Hengeloseweg kwamen, ongeveer 750 meter van ons verwijderd. Hendrik Jan Klein Wentink van de Hiddinkdijk in de Noordink en knecht bij Kelholt van “de Karspel” kwam met twee paarden bij ons over de zandweg. Deze waren bij een boer verderop in Linde gestald (dit in verband met eventuele vordering van de paarden door de Duitsers). Klein Wentink riep tegen ons: “Wie bunt bevrijd.” ’s Middags zijn we toen naar onze familie aan de Hengeloseweg geweest, waar Canadezen waren ingekwartierd in de schuur naast de boerderij. Voor het eerst zagen we weer hagelwit brood en tjoklat en kregen dit van de Canadezen te eten. Wat een feest! Ook bij ons in de Kieftskampse bossen verbleven de bevrijders. Tjeerd die een aardig woordje Engels sprak, ging samen met Willem en mijn vader er wel eens naar toe. Engelse sigaretten en chocola waren geliefde artikelen.


Nadien kwam er bij ons een grote verandering. Ons dienstmeisje Toos Rietman, inmiddels zo’n 21 jaar, wilde na vijf jaar bij ons te zijn geweest graag een burgerdienstje nemen. Willem Nijland, de knecht, vertrok ook na vijf jaar, omdat hij in militaire dienst moest. Tjeerd Dorgelo ging naar Middelburg op het Zeeuwse eiland Walcheren. Hij schrijft in 1947: “Ik zit hier voor de herbeplanting van wegen, parken, landgoederen en boerenerven, enz.” Verder schrijft hij: “het is wel eens prettig om in een totaal andere streek van het land te zijn. Het verruimt de blik een beetje.” Toch schrijft hij in zijn brief dat de Achterhoek een land blijft waar je weer eens naar terug moet, dit land met zijn prachtige natuurschoon. En inderdaad, Tjeerd heeft zijn blik zeer verruimd. In 1952 vertrok hij, na inmiddels getrouwd te zijn met zijn vrouw Mieke, naar Tasmanië. Een prachtig land moet het zijn. Hij ging daar werken in de bosbouw. Maar zoals hij in 1947 al schreef vanuit Middelburg, blijft de Achterhoek een land om nog eens naar terug te gaan. Het was dan ook een grote verrassing om hem met zijn vrouw terug te zien op een mooie zomerse julidag in 1994. Precies na vijftig jaar. Ik zag door het zijraam van de keuken wel fietsende mensen aan komen, maar lette er verder niet op. Opeens hoorde ik stemmen voor het huis en hoorde ik een mannenstem zeggen: “Ja, hier is het ‘Nieuw Abbink’.” En meteen hoorde ik iemand het grintpad oplopen. Alvast naar de buitendeur gaand, zie ik een man aankomen met een fototoestel om zijn nek. Die zal de weg naar Linde wel willen weten, dacht ik nog. Daar wordt vaker naar gevraagd. Maar in plaats daarvan zegt tegen mij: “Ken je me nog?”. Ik zeg zeer verbaasd: “Ja natuurlijk, Tjeerd Dorgelo”. Na ook de rest van zijn familie er bij geroepen te hebben, hebben we een poos heerlijk bij gepraat en foto’s gemaakt. Volgens Tjeerd was het buitengebied van Hengelo heel herkenbaar gebleven. Het dorp was wel zeer veranderd voor hem. Onze boerderij hebben we nader bekeken en volgens hem waren er toch wel verschillende dingen verdwenen of gemoderniseerd.

Ook met de familie Nijland hebben we nog steeds een prettig contact. Willem vertrok in l946 als dienstplichtig militair voor ruim drie jaar naar het voormalig Nederlands-Indië. Hij had bij ons al een aardige vuurproef doorstaan in 1944. Maar gelukkig is hij geheel ongedeerd uit de strijd teruggekeerd. Wat lijken deze jaren ver af en toch in het geheugen zo dichtbij.

D.G. Gotink-Ruesink

Lees verder op pagina 5