OORLOGSHERINNERINGEN – deel 2

Deel 2 - 7 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

DE VOEDSELVOORZIENING

Voor bonnen moest men naar het gemeentehuis waar het distributie kantoor gevestigd was. Op basis van een zogenaamde stamkaart voor de gezinnen werden distributiebonnen verstrekt waarop levensmiddelen konden worden gekocht.


Behalve met het distributiekantoor hadden de boeren veel te maken met de Plaatselijke Bureauhouder (P.B.H.) voor de agrarische zelfverzorging. Het houden van kippen, varkens en koeien werd aan banden gelegd door toewijzing van een bepaald aantal dieren per bedrijf. Aan de hand van deze toewijzing werden bonnen verstrekt voor het benodigde voer voor deze dieren. Van het eigen verbouwde graan mocht ook een gedeelte zelf gehouden worden voor brood voor het gezin. De rest moest verplicht worden geleverd. Verplicht was ook de levering van vee en van melk. Kunstmest was ook op de bon. Om te mogen dorsen, graan te laten malen of een huisslachting te doen moest men naar de P.B.H. voor een vergunning. Bij het dorsen van graan waren controleurs aanwezig om het juiste gewicht aan graan vast te stellen. De meeste controleurs stelden zich hierbij nogal soepel op, zodat de boer wat extra voor zichzelf achter kon houden. Ook werd vaak clandestien gedorst, meestal ’s nachts, waarbij dan iemand op wacht stond om bij onraad te kunnen waarschuwen. Iedereen wist zich zo op zijn eigen manier te redden. Veel roggebrood ging naar het hongerende westen. Wie niet zelf over een maalinrichting beschikte, was aangewezen om het graan bij de molenaar of de coöperatie te laten malen. Ook deze mogelijkheid was soms beperkt, omdat er niet altijd elektriciteit aanwezig was. Vaak was er overdag geen stroom, maar ’s nachts wel. ’s Nachts mocht men echter niet op de weg komen. Als enige in de wijde omgeving beschikte C.L.V. ‘De Volharding’ over een ‘bulkmolen’ voor het malen van tarwebloem. Hiervoor was veel belangstelling, maar op een zekere dag werd dit verboden en werd de molen door de A.I.D. verzegeld. Gelukkig kwam kort daarna een Duitse soldaat met een zogenaamde ‘hoge kar’ vol tarwe om bloem te laten malen voor een Krankenhaus’. Het zegel werd door hem verbroken en daarna hadden wij natuur|ijl\ weer vrij spel. Vaak brachten vrouwen met een kinderwagen tarwe netjes verpakt onder een deken. Ook hebben wij veel broodgraan moeten malen voor de gemeente Doetinchem. Dit gebeurde ’s nachts en werd ’s morgens tegen 5 uur opgehaald. Overdag durfde men met de wagen niet op de weg, omdat men doodsbang was voor de Engelse vliegtuigen.
Bij dat ’s nachts malen heb ik de molenaar vaak geholpen, zodat hij niet alleen in de maalderij behoefde te zijn. Rogge en tarwe werden half om half gemengd, waardoor het zogenaamde kropmeel ontstond, wat toentertijd uitsluitend gebruikt werd voor het bakken van brood. Voor de boeren brachten wij iedere vrijdag roggemeel naar de diverse akkers. De bakkers verstrekten daarvoor dan bonnen, meestal goed voor 4 kg. brood, aan hun klanten. Een heel gemakkelijk systeem om de voorraad waarop men recht had, bij te houden.

B .Heerink

DE MOORD OP J.H. VENNEGOOR

(Uit verslagen van dhr. Morsink, ambtenaar ter secretarie van de gemeente Hengelo (Gld.) en aangevuld met onderzoek door de schrijver.)

Op 31 augustus 1944, de verjaardag van Koningin Wilhelmina, vond er aan de Banninkstraat een drama plaats. De spertijd* was om 22.00 uur ingegaan. Om ca. 22.10 uur liep J .H. Vennegoor naar zijn huis, Banninkstraat 18. Hij was even wezen buurten aan de overkant op Banninkstraat 17.

Juist toen hij in zijn eigen tuin stond, kwam er een patrouille van vier Hengelose Landwachters (dit waren bewapende en geüniformeerde N.S.B.-ers) aan. Een van deze Landwachters was nota bene zijn buurman. Aangezien Vennegoor zich na de spertijd op straat bevond, werd hem naar zijn persoonsbewijs gevraagd. Naar later bleek heeft hij zijn persoonsbewijs laten zien, maar weigerde het af te geven aan de Landwachters. De Landwachters, die deze weigering niet accepteerden, kregen een hevige woordenwisseling met Vennegoor. Zo erg dat op een gegeven moment twee van de Landwachters hem vastgrepen met de bedoeling hem op te brengen. Hij liet dit niet toe en rukte zich los. Door deze schermutselingen waren allen inmiddels op straat beland. Vennegoor trachtte toen via de tuin van zijn buurman H. Niessink te ontkomen aan zijn belagers. Hierop heeft een van de Landwachters met zijn jachtgeweer een schot gelost op de wegrennende Vennegoor. Latere metingen toonden aan dat de afstand tijdens het schieten slechts 7 meter was. Daarbij moet worden vermeld, dat het ten tijde van dit incident volle maan was en de Landwachters een zeer goed zicht hadden. Vennegoor werd ter hoogte van zijn linker heup getroffen door hut schot hagel. Hij viel naast de woning van Niessink neer, stond weer op en viel enkele meters verder weer neer.
Uit getuigenverklaringen is later gebleken dat het gewraakte schot om ca. 22.15 uur is gevallen. De Landwachters verklaarden dat het 23.30 uur was. Dit waarschijnlijk om het overtreden van de spertijd wat aannemelijker te maken.
Naar aanleiding van alle rumoer wilden diverse buren zich naar buiten begeven, maar de bewapende Landwachters verhinderden dit. Zelfs Niessink, die het gekerm van iemand achter zijn woning hoorde, lukte het pas bij de derde keer om naar buiten te komen. Toen hij bij Vennegoor kwam, constateerde hij tot zijn schrik dat het zijn buurman was. Toen Niessink aan de Landwachters vroeg of er al een dokter was gewaarschuwd, kreeg hij te horen dat daar reeds voor gezorgd was en dat ook de politie gewaarschuwd was. Later is gebleken dat er helemaal geen contact was gezocht met een dokter. Twee van de Landwachters waren naar Kastanjelaan 9 gegaan om Sminia, de groepscommandant van politie, te halen. Sminia heeft toen getracht dokter ter Bals, Raadhuisstraat 40, op te roepen, maar deze was niet thuis. Er werd hem aangeraden zijn eigen buurman, dokter Dwars, in te schakelen.

Lees verder op pagina 6