OORLOGSHERINNERINGEN – deel 2

Deel 2 - 7 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

Bij nader onderzoek werd bij de fam. Schipper, buiten de bonkaarten, een groot aantal levensmiddelen gevonden en veel bonkaarten, voor eigen gebruik volgens de fam. Schipper. Een en ander was nauwelijks te controleren. ’s Avonds werden alle gearresteerden op transport gezet naar Zutphen,waar ze in het Huis van Bewaring werden opgesloten. Het was in de cellen te Zutphen beter dan in Hengelo. Het was er in ieder geval helder en schoon. De slaapplaatsen lieten veel te wensen over. Er waren wel kribben, maar geen strozakken. De heer Dorgelo en Anneke hadden in ieder geval dekens. Wij thuis, waren gewaarschuwd dat ze op transport naar Zutphen zouden worden gesteld en hebben hen vervolgens dekens en brood gebracht. ’s Avonds om half negen kwamen wij in Zutphen aan. We hebben daar met z’n allen geslapen op een houten brits met een paar dekens. Er lag literatuur om te lezen. Het eten was er slecht en de koffie of thee die we aangeboden kregen was niet te drinken. Het leek wel sloot- of afwaswater. De meesten dronken gewoon water. Middageten was er voldoende maar het smaakte van geen kant. Gelukkig hadden we pa en Anneke op maandag brood en eieren gebracht. Dinsdag werd Dorgelo verhoord. Gelukkig ging het niet zoals men vertelde. Het ging heel gemoedelijk en er werd zo nu en dan zelfs gelachen. Na 5 minuten volgde de vrijspraak en mocht hij vertrekken. Hij vroeg of Anneke mee mocht. De verhoorders keken elkaar aan en ja, het mocht. Zo stonden ze met hun dekens en bagage op straat. Ze waren er met de auto heengebracht, maar moesten teruglopen. Ze zochten een dokter op om daar te telefoneren. Ze wilden de familie in Hengelo vragen of ze hen van daaruit met de fiets tegemoet wilden rijden. Het telefoneren lukte niet. Er was geen verbinding met Hengelo te krijgen. Ze liepen richting kennissen in Warnsveld. Al gauw kwamen ze buurman Jolij tegen die met de vrachtwagen naar Zutphen moest. Hun bagage werd in de vrachtwagen geladen. Dat was een hele last minder. In Warnsveld aangekomen kregen ze fietsen mee van de kennissen. Tegen het middaguur waren ze weer thuis. Ook de anderen zijn geleidelijk aan naar huis gekomen. De laatsten arriveerden na ± 4 weken.

Na de huiszoeking op 22 februari werden ons twee N.S.B.’ers als wacht toegewezen. Ze verbleven de hele dag in de kamer en zelfs als we naar het toilet moesten, werden we begeleid. Als er hout voor de kachel gehaald moest worden of bij het matten kloppen gingen ze mee naar buiten om ons niet uit het oog te verliezen. De nacht moesten we met z’n vieren in een slaapkamer doorbrengen. Dit heeft tot zaterdag geduurd. Toen werd mevr. Schipper gearresteerd en hebben ze al haar spullen weggehaald. Vervolgens kregen wij twee dames ingekwartierd. Toen vader weer thuis was, heeft hij geregeld dat die dames niet bij ons hoefden te eten.

1 maart werd de brug over de IJssel afgesloten. De trek van mensen vanuit het westen om eten werd te groot. De school en ook onze woon- en slaapkamer werden wederom gevorderd. In één dag moesten de school en onze kamers worden leeg gesjouwd. Toen het werk was geklaard, kwamen er geen soldaten. Het grote offensief was begonnen en nu moesten ze ergens anders heen. Daarna volgde de ene groep militairen na de andere, telkens voor enkele dagen.
Een keer hebben wij een spannende nacht beleefd. Twee veldwebels sliepen in ons huis. In de nacht van 17 op 18 maart kwamen ze behoorlijk aangeschoten thuis. De een moest de trap opgesjouwd worden. Ze maakten zoveel kabaal boven dat vader er heen ging. Dat hielp maar even. Vader er wederom naar toe. De kamer was drijfnat; een emmer water was omgevallen. Vader werd van de kamer gestuurd en ging naar de wacht in de woonkamer. Deze wist de herrieschoppers tot vier uur in de morgen kalm te houden. Daarna begon het te stommelen. De slaapkamerdeur ging open, een man liep de zolder over en ging de slaapkamer aan de andere kant binnen. Vervolgens sprong hij uit het openstaande raam. Hij kreunde. Wij, de meisjes, sliepen op de kamer ernaast. Snel wekten wij de wacht. Deze legde hem op zijn rug en ging hulp halen. Toen hij terug kwam, stond de man al weer. Hij is naar ‘De Spannevogel’ gebracht om zijn roes uit te slapen. Het knechtje van de Feldwebel maakte de volgende morgen de kamer schoon. Een officier kwam ons excuses aanbieden en de man zelf ’s avonds ook. Hij had enkel een pleister op zijn voorhoofd. Hij zei: “Unkraut vergeht nicht.”

Lees verder op pagina 9