OORLOGSHERINNERINGEN – deel 2

Deel 2 - 7 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

Een voordeel was er voor ons als de kamers werden gevorderd. Wij kregen dan stroom en hoefden niet meer met oliepitjes te werken. ’s Winters hadden we een avond licht gekregen door de fiets op de kop te zetten en om beurten de trappers te draaien, maar dat bleek niet te voldoen.
In de maand maart waren er een groot aantal Engelse Typhoonjagers in de lucht. Deze schoten op alles wat op de weg was.Troepenverplaatsing gebeurde daarom veelal ’s nachts. Ook werd de melk bij de boeren ’s nachts opgehaald, zodat de melkrijders op tijd weer van de weg waren. Een begrafenisstoet werd op de Wichmondseweg beschoten. Allen vluchtten. De begrafenis heeft daarom pas ’s avonds plaatsgevonden.

Zaterdag 31 maart begon de grote terugtocht van de Duitsers. ’t Was een armzalig leger. De meesten met paard en wagen. Een groot aantal boeren moest nog de laatste dag het paard afstaan. Sommige boeren moesten zelf mee. Paaszondag dreigde de hele kerkdienst mis te lopen. Er waren er al niet veel maar juist om 10 uur gingen geruchten dat de Duitsers de mannen zouden vorderen. Het bleek een loos alarm, maar niet ongegrond. In Zelhem moesten alle mannen zich melden. Vanuit de kerk konden we nauwelijks thuis komen. Voor het gemeentehuis was een grote wegversperring opgeworpen. Tegen drie uur hoorden we een aantal schoten. De bevrijders kwamen vanaf de Aaltenseweg. Ze stonden later met hun tanks op het kerkplein. Mevr. Kwint kwam met een trommeltje eigen gebakken koekjes en bood deze de bevrijders aan. Ze mochten deze niet aannemen. ’s Avonds waren we weer in niemandsland maar paasmaandag kwam een grote gemotoriseerde stoet van tanks en wagens voorbij op weg naar Zutphen. Wij ontvingen toen de eerste chocoladerepen en sigaren. Al snel kwam er weer een stroom vluchtelingen in Hengelo aan; Nederlanders uit de werkkampen in Duitsland. Een groep vrijwilligers werd opgetrommeld. De vluchtelingen werden eerst ontluisd in het waaggebouwtje aan de Spalstraat. Sommigen waren rauw gebeten. Ze werden helemaal met D.D.T. bespoten en werden vervolgens naar het Rusthuis aan de Kastanjelaan gebracht. Daar werden ze van andere kleren voorzien, door een dokter onderzocht en vervolgens in scholen ondergebracht. De oude kleren werden in het ketelhuis van de voormalige zuivelfabriek verbrand.
De school aan de Raadhuisstraat werd nu gevorderd voor Engelse soldaten. Achter op de speelplaats stond de keuken. Vele boerinnen kwamen met eieren. Een veel gehoorde term daar op de speelplaats was: “Eggs for soap”.

A. Meulenbrugge-Dorgelo

OOM UUT HENGEL

(Onze onderduiker de heer F. van Hoogstraten, burgemeester van Hengelo Gld, of zoals onze kinderen hem noemden “oom uit Hengel”).

Wij woonden in Veldhoek, gemeente Ruurlo. Ons gezin bestond uit vader Jan Willem Visschers en moeder Grada Dimmendaal en mijn man Willem Visschers en onze twee dochters, geboren in 1940 en 1942. Wij waren bevriend met de familie de Vries, het toenmalige hoofd van de Christelijke school in Veldhoek. Het was midden januari 1945 dat mevrouw de Vries bij ons kwam met de vraag of wij een onderduiker konden herbergen. Voor hoelang wist ze niet. Haar man was ook ondergedoken op dat moment, hij wilde niet werken voor de Todt. Hij was bij de familie Luesink aan de Scharfdijk in Hengelo. Het was in orde en de onderduiker mocht slapen in de bedstee.

Wij mochten niet weten wie hij was en dit werd ons dan ook niet verteld. Maar mijn schoonmoeder wist ons diezelfde avond al te vertellen dat het de burgemeester van Hengelo Gld was. Zij herkende hem van een foto uit de krant van voorheen, maar voorlopig lieten wij geen van allen merken dat wij hem hadden herkend. Die nacht sliep hij dus in de bedstee die zeker niet was berekend op zo’n lange man; hij moest er haast dubbel in liggen. Want zoals de ouderen zich zullen herinneren was het een man die overal was te herkennen vanwege zijn enorme lengte. Mijn schoonmoeder had medelijden met hem en bood aan om te wisselen van slaapplaats en later zou blijken dat deze kamer beter geschikt was om zich te kunnen verschuilen als er mensen op bezoek kwamen. Onze buren en vrienden wisten niets van onze “onderduiker” af. Alleen een broer van mijn schoonvader, die ook in Veldhoek woonde maar dan in de gemeente Hengelo, was op de hoogte. Dit moest natuurlijk ingeval er onraad was. Vanaf die tijd sliepen mijn schoonouders in de bedstee en onze “onderduiker” in hun slaapkamer die grensde aan onze woonkeuken en die ook een deur had naar de deel. Wij hebben nog een week verstoppertje gespeeld. Maar toen heeft mijn schoonmoeder hem maar verteld, dat wij hem herkend hadden en dat was toch een verrassing voor hem.

Lees verder op pagina 10