OORLOGSHERINNERINGEN – deel 1

Deel 1 - 11 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

DE ‘DOOIE SMEITINK’

In de begindagen van de oorlog werd gemeld dat Hendrik Willem Smeitink gestorven was. Hij zou bij de Grebbeberg gesneuveld zijn en begraven in Rhenen. In de overlijdensadvertentie stond: “Gevallen voor het vaderland, Hendrik Willem Smeitink, 27 jaar oud.” Maar Hendrik was niet gesneuveld, hij bleek springlevend. Hier is zijn verhaal.

In september 1939 werd het Nederlandse leger gemobiliseerd. De Bekveldse boerenzoon moest zeven jaar na zijn diensttijd weer onder de wapenen. Na een kort verblijf in Arnhem werd hij met zijn maten van de tweede compagnie van het achtste infanterieregiment ingekwartierd in een leegstaande woning op de Grebbeberg. Twintig man op de begane grond, twintig man op de verdieping. Al op de eerste dag na de inval op 10 mei 1940 doorbraken de Duitsers de lJssellinie. “Nou zijn we er geweest,” dacht Smeitink. Vrijdagnacht begon de strijd om de Grebbeberg en zaterdagmorgen om elf uur was de eerste militair van Smeitinks peloton gestorven, getroffen door een granaatscherf. Smeitink zelf moest die avond voor de inval op wacht. Er kwam 800 man versterking uit Nijmegen en in de drukte verloor de Bekvelder het contact met zijn compagnie. Zondag 12 mei, Eerste Pinksterdag, vond hij twee makkers terug in een lignest, een kuil die ongeveer een meter onder de grond uitgegraven was. In dit lignest is Smeitink tot Tweede Pinksterdag 10 uur ’s morgens blijven liggen. Toen liepen de Duitsers over hen heen. Nadat een officier in de schuilkelder gedood was door een granaat werden de dekkingzoekende militairen tot overgave gedwongen. De eersten die de schuilplaats verlieten, werden doodgeschoten omdat ze met hun geweer in de hand naar buiten kwamen. Smeitink: “We moesten ons overgeven, maar we hadden nooit geleerd hoe dat moest.” Er waren toen al veel soldaten gedood. “Ik heb toen mijn jas daar bij de gesneuvelden neergegooid. Mijn zakboekje en portefeuille zaten er nog in. En zo is het eigenlijk gekomen.”
De jas werd later gevonden door een veldprediker, een zoon van de toenmalige Vordense predikant. Deze waarschuwde zijn vader, die op zijn beurt de dominee in Hengelo op de hoogte stelde van het overlijden van Hendrik Smeitink. Op de schouders van dominee Barbas rustte de taak de ouders in te lichten. Toen brak een periode aan van rouw in boerderij Klein Holte, waar de familie woonde. In de krant werd melding gemaakt van de heldhaftige dood van Hendrik en zijn overlijdensadvertentie werd geplaatst. De Hengeloër was intussen krijgsgevangen gemaakt en afgevoerd naar een boerderij in de buurt van Wageningen. Vandaar uit werd verder gemarcheerd via Wolfheze naar de Arnhemse Coehoornkazerne. Daags erna werd een groep krijgsgevangenen, onder wie de overgebleven manschappen van de tweede compagnie, op mars naar Zevenaar gezet. We hebben kansen zat gehad om weg te komen, maar de kapitein was aansprakelijk gesteld voor de achterblijven” zei Smeitink hier later over.

Tijdens de tocht naar Zevenaar werden de gevangenen goed gesteund door de bevolking. “De mensen stonden met weckflessen met inhoud, brood en kaas langs de weg.” In Zevenaar werd de groep op transport gesteld naar Duitsland. “Acht dagen in een grote tent, slapen in het gras in de vrieskou. Maar het eten was nog aardig goed,” aldus Smeitink. Vanaf hier ging men tijdens een anderhalve dag durende treinreis naar Neu Brandenburg. “Een heel groot barakkenkamp, ik weet het nog precies. Wij zaten in barak 27″. Een verschrikkelijke tijd, maar de Polen en Fransen die hier ondergebracht waren, hadden het nog veel erger. We mochten met de compagnie wat gaan wandelen. Het was er no gal heuvelachtig en op het laatst waren we zo slap geworden dat we jaar ook niet meer toe kwamen, zo weinig hadden we te eten. Plotseling kwam begin juni het bericht dat we naar huis mochten. Het was de gelukkigste dag van mijn leven.” ln Almelo was het eerste wat Hendrik deed naar de verbaasde schoolmeester Van Beek bellen, die de familie van het ongelooflijke nieuws op de hoogte bracht. Een dag later reisde de ‘gesneuvelde militair’ met de trein naar Zutphen om daar de bus naar Hengelo te nemen. Maar er reed geen bus meer. Bij het Zutphense station zag hij veehandelaar Weijl. Die viel van verbazing bijna om, omdat hij ook het bericht over de gesneuvelde Hendrik vernomen had. Met een van Weijl geleende fiets kwam Hendrik thuis. De verloren zoon was weergekeerd en dat werd uiteraard groots gevierd. Het eerste halfjaar kreeg ik ontzettend veel reacties als de mensen je zagen op straat. Veel mensen hebben die krant nog bewaard. Sindsdien noemden de mensen mij vaak ‘Dooie Smeitink’. Hendrik Smeitink verhuisde in 1943 naar de gemeente Zelhem (nu Oosterwijkweg), waar hij inmiddels de 81-jarige leeftijd bereikt heeft. In de oorlog heeft hij nog meer meegemaakt. Vooral toen ene Jongeling uit Zwolle, een zoon van een politieagent die in het verzet bij hem was ondergedoken. Jongeling werd ondanks zoekacties van de Duitsers niet gevonden. Hij ging later naar Aalten. Hendrik Smeitink heeft hiervoor wel zes weken vastgezeten in de Waterlookazerne in Amersfoort.

W.J.M. Hermans

Lees verder op pagina 6