Uit de Olde Kaste 1988-02
Auteur: J. Hulshoff
DE BLEIJKE EN HET BLEIJKENHUUSKEN
De bleijke, ofwel de dorpsbleek, is ontstaan doordat er vroeger niet voldoende helder water in Hengelo was om te bleken. Midden door het dorp liep de Weppelbeek, die goed water bevatte. Waarschijnlijk heeft men die beek verlegd en een gracht gegraven rondom het laaggelegen stuk grasland tussen de Aaltenseweg en de Varsselseweg. Dat is ruim tweehonderd jaar geleden.
Behalve de Hengelose burgerij, gebruikte ook de ‘adel’ uit de naaste omgeving van Hengelo de bleijke om hun prachtige linnengoed te bleken en te drogen. Dit linnen kwam meestal uit Vlaanderen en was van hoge kwaliteit, dus heel wat anders dan het grove goed dat men hier over het algemeen thuis weefde.
Om dat dure linnen wasgoed tegen diefstal te beveiligen liet men in 1750 het z.g.’Bleijkenhuusken’ of bleekhuisje bouwen.
Men bouwde het zo, dat het zeskantig was met een aantal kijkgaten. De bewaker, die tegen een kleine vergoeding toezicht hield, had, ook omdat het huisje midden op de bleek stond, een goed overzicht.
Helaas is dit unieke gebouwtje, dat het in die prachtige omgeving, met dat hoog opgaande geboomte op de achtergrond, zo schitterend deed, in de nacht van 18 op 19 september het slachtoffer van vandalen geworden. Het brandde geheel af.
Toch is de bleijke zonder het bleijkenhuusken niet de bleek zoals wij die kennen. Gelukkig zien de plaatselijke overheid en Monumentenzorg dit ook in. Er wordt hard aan gewerkt om voor het a.s. seizoen ’n nieuw huisje te bouwen, dat geheel uit oude materialen moet worden opgetrokken.
J.Hulshoff.
(Op 28 november j.l. zijn de werkzaamheden begonnen. Naar verwachting zal het bleekhuisje eind januari 1989 weer in oude glorie hersteld zijn. Red.)
BODEMONDERZOEK, DANKBAAR EN VERRASSEND.
Het verdwijnen van ‘t bleekhuisje op de dorpsbleek te Hengelo Gld, bracht Rob van der Garde uit Deventer op het idee om het bleekveldje te onderzoeken op de eventuele aanwezigheid van munten. Zijn beweegredenen waren: “Er zouden wel eens munten in de bodem gevonden kunnen worden, aangezien de bleekwachter voor zijn verrichte diensten betaling zou hebben ontvangen”. Een gesprek met burgemeester van Beeck Calkoen leverde een ondersteuning voor dit idee, met dien verstande, dat door de onderzoeker(s) afstand gedaan zou worden van het eigendomsrecht. De Bleek is tenslotte eigendom van de gemeente Hengelo. Welgemoed toog maandagmiddag 5 oktober Rob van der Garde, met in z’n voetspoor een ‘breeder in de gelove’, gewapend met metaaldetectors, naar de dorpsbleek. Onder het toeziend oog van de ambtenaar Gemeentewerken, dhr. C. de Kreek, en A. Lubbers, voorzitter van de Oudheidkundige Vereniging, gingen de onderzoekers aan de slag. Een middagje spitten en wroeten leverde niet veel op. Het resultaat was slechts . . . . . .. een handbijl met gebroken steel. De reactie van van der Garde was: “Voorzitter, je mag Gemeentewerken wel eens vertellen dat ze zuiniger moeten zijn op hun materiaal”.
Een andere lezing over deze handbijl zou kunnen zijn, dat de bijl is achtergelaten door een Bieleman die bij de opening van de kermisvermakelijkheden een boompje moest omhakken. Aangezien er vroeger, vanwege de vele overstromingen van de bleekgracht, al een laag grind van 60 cm opgebracht is, is deze laatste redenering echter onwaarschijnlijk, evenals het kunnen vinden van oude munten. Toch blijft bodemonderzoek interessant. Door het vinden van oudheidkundige voorwerpen kunnen er veel wetenswaardigheden over vroegere dagen naar boven warden gehaald. Het zou aan te bevelen zijn een groep binnen de vereniging te vormen, die zich met dit onderwerp bezighoudt. Om enig inzicht te krijgen of hiervoor belangstelling bestaat, lijkt het verstandig dat de ‘liefhebbers’ contact met mij opnemen.
A. Lubbers, voorzitter.
EEN TELEURGESTELDE EVACUé
Een evacué uit het westen van ons land kwam, nadat het bleekhuisje was afgebrand, naar Hengelo Gld. om goede vrienden van hem te bezoeken. Hij was niet alleen verheugd zijn vrienden weer te ontmoeten, maar ook dat hij het dorp weer terug zou zien, ondanks dat er veel veranderd zou zijn in de jaren na de oorlog. Veel kwam hem in het dorp dan ook erg onbekend voor. De bleek met het bleekhuisje was voor hem een herkenbare plaats en dit zou veel herinneringen oproepen, waarop hij met gemengde gevoelens terugzag. Enigszins teleurgesteld kwam hij bij zijn Hengelose vrienden aan en vertelde dat het jammer was dat gemeentewerken het bleekhuisje in de winterstalling had opgeborgen!