Uit de Olde Kaste 1990-04
Auteur: Maria Visser-Leemreis
Maria Leemreis vertelt over Hengelo
“Uut de Olde Kaste” is een terugkerende rubriek waarin iedereen de kans krijgt, op zijn of haar manier, een stukje te schrijven over voorvallen of gebeurtenissen in de gemeente Hengelo Gld. (Dialect wordt ook op prijs gesteld). De redaktie behoudt zich het recht voor om stukjes al dan niet te plaatsen of in te korten. Dit keer in de Olde Kaste de tekst van het Praothuukske van Maria Leemreis, gehouden op 10 oktober jl.
Geachte Aanwezigen
Mij is gevraagd om op deze avond iets over Hengelo, het dorp midden in de achterhoek van Gelderland te vertellen. Nou ja, dat wilde ik wel alhoewel ik er geen studie van heb gemaakt. Welnu, iedereen weet dat Hengelo Gld (vroeger was de naam Henghel) meer dan 1025 jaar bestaat. Hengelo, midden in Gelderland de Achterhoek, is van oudsher een handelsdorp.
De grote kerk, vroeger St. Remigius, nu weer Remegius geheten, staat midden in het dorp. Van oorsprong een katholieke kerk maar al jaren N. Hervormd. Als men Hengelo nadert van welke kant men ook komt; men ziet de kerktoren van alle toegangswegen: Vorden, Ruurlo, Zelhem, Wichmond, Baak etc. recht voor je. De toren van deze kerk geldt als een der mooiste van Nederland. In het andere Hengelo, namelijk in Overijssel, was men jaloers op deze toren en wilde men de toren nabouwen. Om dit te kunnen bereiken moest men daar natuurlijk wel de juiste afmetingen hebben. Om de maten te kunnen nemen heeft zich hiervoor een architekt in de toren laten opsluiten, maar helaas heeft hij de maten verkeerd genomen; het zal wel donker geweest zijn. Komt men in het andere Hengelo dan zal het iedereen opvallen dat de toren wel gelijkenis heeft maar qua vormgeving is mislukt. Het feit dat ik dat weet komt omdat mijn grootvader Johannes Bernardus Leemreis de Lambertuskerk, als uitvoerder zijnde van de firma Rodenrijs uit Den Haag, heeft gebouwd en er tevens aan toevoegde dat deze kerk na ongeveer 60 jaar te hebben gestaan aan een algehele restauratie toe zou zijn omdat de samenstelling van het bouwcement, de verhoudingen althans, niet van lange duur zou zijn (ruzie natuurlijk met de hoge heren, maar het is uitgekomen). Pastoor Idema van de parochie Willibrordus werd benoemd tot Deken in Hengelo(O) van de Lambertuskerk en kreeg meteen de eer om de kerk te restaureren.
Het café-leven in Hengelo
In Hengelo had je het ene café na het andere. Frans Roes, oftewel Herman van Velzen, heeft ze eens allemaal een naam gegeven in een verhaal waarin het om draaide dat een vader zıjn zoon ging zoeken die in een café zou verblijven, het was in oorlogstijd.
Hij begon bij Hesselink aan de Vordenseweg, toen naar Concordia enzovoorts en hij dronk in elk café twee borrels.
Vervolgens ging hij
naar Bruggink – In de Zon,
naar Besselink – Mina van de Klok
naar Wolbrink – Albert an de Keunemarkt
naar van de Weer – De drie Maagdekens
naar Weenink – Reint van de Banke
naar Langeler
naar Demmink
naar Bruinderink – Laus aan de ketting
naar Maresh – Piet op zolder
naar Leemreis – Toon in ’t Tramzicht
naar Besselink – Marie van het punderke
naar Joly – Reint aan ’t vuuteneinde
naar Michels – Piet de vergulde knikker (hij was zo kaal)
naar Jansen – Herman in de lange wagen
Als je alles telt moet hij stomdronken zijn geworden.
Maria Leemreis
Hengelo Gld stond ook bekend om zijn paardenmarkten, zowel in binnen- als buitenland. De kooplui kwamen overal vandaan; Duitsland, België, Frankrijk, Polen enz. De paarden werden per trein aangevoerd tot Zutphen – Vorden en kwamen verder lopend naar Hengelo alwaar ze gestald werden bij de diverse herbergen die Hengelo rijk was en is. Dit verklaard meteen de brede hoofdwegen in het dorp en de grote panden midden in het oude dorp. De aanvoer van paarden voor kleine markten was ongeveer 300 paarden, voor grote markten ongeveer 1000 stuks. Na Utrecht gold Hengelo als de grootste van Nederland. Doetinchem als paardenmarkt is pas van na de oorlog. Men gaf geld toe en in Hengelo moest men geld betalen. De markten begonnen ‘s-morgens om 4 uur en waren om 12 uur ‘s-middags afgelopen. Na 1947 liep de paardenmarkt terug. Reden hiervan is de opmars van de tractoren. Het 300-jarig bestaan van de markt is nog groots gevierd. Om de grote kerk was vroeger de scheurmarkt (bordjes, kopjes, schoteltjes). Het laden en lossen van de paarden gebeurde midden op de weg toen er de vrachtwagens kwamen. Prachtig en spannend was dat om te zien want menig paard was wel eens dwars. Een heleboel markten hadden namen, bijvoorbeeld “De Meimarkt” op de laatste woensdag van April. ‘s-Morgens danste men dan al vanaf 10 tot 2 uur ‘s-middags en ‘s-avonds vanaf 7 tot 11 uur. ‘s-Middags moest men dan slapen en melken, vreselijk gezellig. Men kon danskaarten kopen oftewel men deed dubbeltjesdansen met 2 soepborden op elkaar (twee meisjes half geld). Hoe drukker het was hoe korter de danspotjes. Wie als meisje geen verkering had zat op de bank langs de kant, “De Engelenbak”. De meisjes hadden geen geld, de jongens betaalden. “De Kermismarkt” was hetzelfde: ‘s-woensdags dansen, de nieuwe aardappelen kwamen dan voor het eerst op tafel. Donderdags dansen oftewel stemmingsmuziek. Daarna begonnen ze de rogge te maaien. Op stemmingsmuziek ruste geen belasting, op dansmuziek wel, en dat werd berekend per vierkante meter dansoppervlakte. Dus het was zaak om zoveel mogelijk stoelen en tafels te plaatsen en een klein dansoppervlak open te houden (er was wel controle). In Augustus was er dan “de Knollenmarkt”, degene die de tap bij het vogelschieten met de kermis had gehad kreeg dansvergunning. Het knollenzaad zit dan in de grond. In September is er “de Michielsmarkt” deze hoorde ook bij de grote markten. In November is er dan “de Koldemarkt”; kolde betekent feest. Er was ‘s-morgens en s’-avonds dansen, aankopen voor de verloting. Tevens was er dan een draaimolen, een viskraam en soms ook nog een schiettent. “De St-Nicolaasmarkt” was de laatste in het jaar, met de trekking van de marktloten.
En dan het schoonmaken; de vloeren waren van hout. Deze werden geschrobd, geveegd en gedweild en dan met 1 schoteltje lijnolie en een doekje werd de vloer op de knieën ingewreven. Het eerst in het midden want daar was de vloer schraal en dan langs de kanten. Dan in laten trekken en de volgende morgen met een vochtige dweil na, anders “pikte” de vloer.
Reactie op artikel Maria Leemreis Het verhaal van Maria Leemreis was zeer boeiend, echter de cijfers 300 en 1000 paarden is niet juist. Ingesloten een bericht uit de Graafschapbode van 30 september 1921. Er waren niet 1000 paarden maar 3147 paarden op de St. Michielsmarkt in Hengelo Gld. Zou U dit een keer in de Olde Kaste willen plaatsen? C. Dickmann Gendringen