1991-04 Donder en bliksem

Uit de Olde Kaste 1991-04

Auteur: Geurtsen

Donder en bliksem

De dagen zijn donker, zo voor de kerst. Het weer is koud en neigt enigszins naar regen. De mensen buiten haasten zich verkleumd voort. Het onweert zelfs in de verte. “Bij onze lieve Heer worden kolen in de kelder gebracht”, moet eens een kind hebben verklaard toen het onweerde. Een andere verklaring die ik wel eens heb gehoord luidde: ” Onze Heer speelt met kegels”. De gedachtengang rond het onweer lijkt zich toch in hogere sferen af te spelen.

Ik peins hier nog eens even over en mijn gedachten verplaatsen zich naar een periode van onze voorvaderen, lang geleden dus. De Germaanse godenverering. Eigenlijk worden we dagelijks aan die Germaanse goden herinnerd. Met name “TIUS” (dinsdag), “WODAN” (woensdag), “DONAR” (donderdag) en de godin “FREYA” (vríjdag). De Germaanse god Donar wordt in het algemeen als de “dondergod” beschouwd. De god die het onweer beheerste en het eígenlijk ook wel veroorzaakte. De god van het lawaai. In de noordelijke landen van Europa noemde men hem “THOR”. Het gedonder rondom het onweer werd veroorzaakt door de kar van de god Donar die op dat moment over de wolken denderde. De Germanen wisten te vertellen dat deze kar werd getrokken door twee zwarte bokken. Op de kar zat Donar zelf, een vreesaanjagend figuur, sterk, groot en bruut. Rood haar en rode baard. De haren wapperend, vloog hij over de Wolken. Met zijn enorme hamers kloofde hij deze wolken in een slag doormidden. Soms gebruikte hij daar (donder)beítels bij. Dan kon het gebeuren dat die donderbeítels naar beneden suisden en in de aarde sloegen (de bliksem). Andere keren werden mensen of vee door zo’n krachtige beitel getroffen, of vlogen behuizingen in brand en werden verwoest. Donar was dan toornig. Destijds dacht het Volk die beitels later terug gevonden te hebben, wanneer stenen gereedschap of prehistorische wapens uit de oudheíd werden opgegraven. Aan deze stenen beitels kende men allerhande bijzondere krachten toe. Krachten afkomstig van de god Donar. Men droeg die stenen op het lichaam of bracht ze ter bescherming aan boven op het dak van hun “huizen”.

Anderzijds werden aan die huizen ook wel “donderbezems” aangebracht. Die donderbezems werden in het hout van het huis uitgesneden of in het metselwerk aangebracht. Het huis stond daarmee onder bescherming van Donar. Hetzelfde effect werd bereikt wanneer men “donderbaard”‘ (huislook) op het dak liet groeien. Naar deze Donar nu, is de vijfde dag genoemd. De Romeinen noemden de donderdag “dies Jovis”. De betekenis is : dag van Jupiter. En Jupiter had bij hen (Romeinen) als oppergod de macht over donder en bliksem. Was die Donar nu altoos zo’n vreselijk dreigend figuur?. Ja en nee. Ja als we stilstaan bij de uitwerking die het losbarstende onweer op de Germanen had. Zij waren dan ontredderd en wisten zich geen raad. Dit beeld werd niet beter toen het christendom vaste voet onder de Germanen kreeg. De god Donar werd ten onrechte vergeleken, sterker nog , vereenzelvigd met de satan uit het christengeloof. Nee, hoewel de Germanen bij het onweer erg bevreesd waren, zochten en vonden ze ook vaak steun bij de god Donar. Hij was voor hen de bestrijder van boze machten en onverwachte rampen. Hij werd bovendien beschouwd als de god van de vruchtbaarheid. Donar was namelijk ook de god van de boeren en beschermer van de landbouw. Verkeerden de Germanen in nood, dan riepen ze Donar aan. Verder was de kleur rood een geliefde kleur bij de Germanen. Het was de kleur van Donar (rood haar/rode baard). En in die periode voor het christendom onder de Germanen kwam, was de donderdag lange tijd de hoogste feestdag van de week, de dag van Donar. De Romeinen vergeleken Donar, gezien zijn moed en zijn krachtig optreden, met hun Hercules. Eigenlijk was “TIUS” (dínsdag) oorspronkelijk de dondergod. Donar kwam geleidelijk in zijn plaats en werd daardoor een belangrijke god. De invloed van Donar is daarna stilaan verschoven naar Wodan. De god Wodan was de god van de storm en wind. Wodan was voor de Germanen de verpersoonlijking van de adem, die het heelal doorwaait. De vreselijke kant Van Donar is altijd het meest belicht gebleven. Denk daarbij maar aan de uitspraken: “De donder zal je halen” en “donderse bengel”! Bij mij heeft Donar altijd een bijzondere sympathíe gehad. Misschien wel omdat ik niet duidelijk verklaren kan waarom.
Tienus.