1993-02 Oorlogsjaren in Hengelo (Gld.)

Uit De Olde Kaste 1993-04

Auteur: Wim Luimes

1993-02 Oorlogsjaren in Hengelo (Gld.)

Oorlogsjaren in Hengelo (Gld.) en omgeving.
Gebeurtenissen o.a. in verband met de voedseldistributie.

Inleiding
Het oude landhuis “Het Regelink’ te Hengelo (Gld.) stond sinds 1940 leeg. In 1942 werd het huis verhuurd aan een familie uit Den Haag, de familie C.S. Sixma, baron van Heemstra en zijn gezin. Hij was particulier secretaris geweest van H.M. Koningin Wilhelmina. Sinds 1940 waren het moeilijke jaren voor hem geweest in verband met het afwikkelen van diverse paleiszaken met de bezettende autoriteiten. Hij spande zich vooral in dat de leden van het paleis-personeel een baan zouden krijgen omdat ze anders naar Duitsland overgeplaatst zouden worden, zoals met werkelozen gebeurde. Hij was zo moe dat hij naar een rustig buitenleven verlangde. Zijn kinderen, drie zonen en één dochter waren al volwassen. Een zoon was nog net bijtijds naar Engeland ontkomen. Hij was adelborst in Den Helder en ontkwam in marineverband met andere adelborsten naar Engeland. Een paar maanden na hun aankomst in de nieuwe omgeving overleed de heer Van Heemstra plotseling, terwijl hij in de tuin werkte. Zijn vrouw moest nu alleen verder reilen en zeilen in oorlogstijd. De emeritus dominee Barbas en zijn vrouw kwamen er inwonen. Er was zelfs nog huispersoneel en een tuinman voor de moestuin. Deze oude tuinbaas, de heer Ensink, van de vorige bewoners de familie Schimmelpenninck van der Oye, woonde in het bijgebouw. Zover de inleiding.

Het was dus oorlogstijd en er was voedseldistributie. Er was niet alleen distributie van voedsel maar ook bijvoorbeeld van fietsen en 2 banden. Een Limburger, de heer Leemans was hoofd van de hele distributie in Hengelo (Gld.).

De schoonzoon van de heer Ensink, een Brabander, genaamd Borrenberg ging alleen over de voedselvoorziening. De dorpen Hengelo en Zelhem werkten gecombineerd. De uitreiking werd er op bepaalde tijden geregeld. Bijvoorbeeld in Hengelo dorp en Zelhem dorp drie dagen achter elkaar tegen bijvoorbeeld een buurtschap als Velswijk één dag. Dat hing van het inwoneraantal af. Men kreeg een oproep, dat ging alfabetisch en dan werd vermeld welke dag men moest komen. Soms was het ’s morgens, dan was het ’s middags, wanneer men aan de beurt was. De bekende schrijver Herman van Velzen die eigenlijk Roes heette, kwam altijd te laat wanneer de letter R aan de beurt was. Hij zei dan dat hij voor de letter V kwam, in plaats van de R.

In Zelhem werd er uitgereikt in een oude Joodse slagerij. De slager was bijtijds ondergedoken in een boerderij waar ook een oude vrouw uit Den Haag geëvacueerd woonde. In 1943 was er uitbreiding nodig, vooral voor de “buitendienst”. Men vroeg aan de dochter van Heemstra, Phili genaamd, of ze mee wilde doen. Ze nam het aan om te helpen. Er moesten kilometers per fiets worden afgelegd, weer of geen weer. Er was een heer Rietman bij uit Zelhem, een juffrouw Schipper en nog anderen. Het was een clubje van ongeveer 8 personen en alles onder leiding van de heer Looman (van een garage) uit Zelhem. Ze waren dus de “rijdende distributie”. Ze gingen geregeld naar veraf gelegen buurtschappen van Hengelo en Zelhem. Iedereen had een stamkaart met inlegvel met bonnen van de maand. Zo hadden onderduikers in het begin ook nog een stamkaart.

Later moesten er nieuwe stamkaarten komen dus de onderduikers hadden geen stamkaarten meer. Met kunst en vliegwerk werden nieuwe stamkaarten ingevuld bijvoorbeeld met namen van overledenen of kinderen die nog moesten komen. Er waren veel oude mensen uit het westen gedwongen geëvacueerd in het oosten van het land. Zo ook die oude Haagse dame, die op een boerderij bij Zelhem woonde en die Phili toevallig nog kende uit Den Haag. Er waren veel onderduikers, Joden, stakend spoorwegpersoneel en studenten. Het knoeien met bonnen duurde al een tijd. De fietsende distributie kwam op gezette tijden naar de Veldhoek, Halle, Zieuwent (het gedeelte dat gemeente Zelhem was), Wolversveen en Velswijk. In Velswijk kwam de distributiegroep af en toe in een schooltje. Men moest dan in een ongebruikt lokaal zitten, waar nooit meer gestookt werd. Als de kachel aangemaakt werd, kwam er vochtige damp vrij. Ze moesten meteen de ramen openen. Dan was het weer te koud en ze gingen weer dicht. Het gezelschap zat te niesen van het vocht. Het behang bladderde van de muren. Ernaast werd les gegeven. Er was een heel aardige onderwijzer. Als de kinderen liedjes hadden gezongen, dan applaudisseerden de distributieleden er naast.


De meester zorgde toen, dat altijd, wanneer de distributie kwam, er zangles was. In het buitengebied zaten ze in een openbare ruimte, die van een N.S.B.-er was. Er hingen plakkaten aan de muren met: WILT HEDEN MUSSERT STEUNEN IN DE ZWARE TIJDEN VOOR HEM: JUIST NU! De distributieleden riepen af en toe, te pas en te onpas: “Juist nu”! Dan werd die eigenaar razend. Ze zaten in een enorme grote ruimte en vér weg, van waar de kachel stond. Zodoende zaten ze te vernikkelen van de kou. Die kachel had lange buizen langs het plafond en die bleken beweegbaar te zijn. Mejuffrouw Schipper viel thuiskomend zonder licht met haar fiets over een biet, die op de Zelhemse weg lag, toen nog een zandweg. Ze was zo kwaad, dat ze ondanks verbod toch haar fietslamp aanstak. In Hengelo vielen ze meteen in de armen van een politieman. “Wat een licht hebben jullie aan!”…..

Een keer waren ze in Zelhem bezig met uitreiken. Er waren steeds geallieerde vliegtuigen in de lucht. Kennelijk zochten ze iets. Ineens viel een bom. De man die aan de tafel tegenover Phili bezig was (ze werkten altijd aan lange tafels) schrok zo, dat hij omviel van zijn stoel, onder de tafel dook en naast Phili terecht kwam. Zij lachte en vroeg of het naast haar veiliger was dan aan de andere kant van de tafel.

De Duitsers hadden geen luchtafweer meer. Tijdens het laatste jaar waren de Engelsen steeds in de lucht en zo ook boven Zelhem. Soms wel uren lang. Zo wilde de groep na gedane arbeid maar liever naar huis. Een winkelier aan de overkant vanwaar ze hadden gewerkt bood aan, dat ze nog een tijdje bij hem zouden wachten, omdat het zo gevaarlijk leek.

Maar het gezelschap ging toch liever naar huis. Toen ze al op de Zelhemseweg waren, vielen er bommen op Zelhem, ook in de buurt, waar ze hadden gewerkt. Er vielen dertien doden en de N.H. kerk werd zwaar beschadigd. Toen die bommen vielen, viel Phili van de schrik met fiets en al in het koren. Ook in die tijd zagen ze vanaf die weg, terugkomend een aangeschoten vliegtuig boven Hengelo. Het leek erop alsof het bij “Het Regelink” viel. Maar achteraf viel het ergens in de buurt. (Misschien omgeving Ellenkampdijk, Kreilweg? Ik meen hierover berichten te hebben gehoord indertijd).


Huize ‘t Regelink Hengelo Gld, Poststempel achterzijde 1943 (foto: collectie Gemeente Hengelo Gld.)

Er waren Duitse soldaten ingekwartierd op “Het Regelink”. Er was haast geen eten meer voor ze. Ze moesten iedere dag naar Ruurlo, om pannen soep te halen. Eerst gingen ze nog met de ponywagen met Phili’s oude pony, hetgeen ze niet prettig vond. Later gingen ze te voet met die wagen, die moest maar voortgeduwd worden! Er kwamen steeds meer onderduikers in de streek, mensen die illegaal gevoed moesten worden. Mejuffrouw Schipper had op zich genomen, om illegale bonnen te organiseren. Ze woonde met haar moeder en een zuster in het nu helaas niet meer bestaande mooie witte huis “De Spannevogel” bij het begin van het dorp, komend vanuit Vorden. Deze familie kwam uit Vlieland, waarschijnlijk vrouw en kinderen van een zeekapitein. Ze waren geëvacueerd. Toen de oorlog al vorderde, na kerstmis 1944-45, in de laatste hongerwinter, kwamen de Duitsers er achter, dat er veel voedselbonnen werden verstrekt aan illegalen. De burgemeester van Hengelo, de heer Van Hoogstraten, was ondergedoken en zijn huis werd bewoond door een N.S.B.-burgemeester. De Duitsers dachten altijd dat Van Hoogstraten wel ondergedoken zou zijn op “Het Regelink”. Hij was echter veel verder weg, ergens achter Veldhoek. Tevens dachten ze, dat Phili van Heemstra wel meer wist van die geheime bonnen. Ze deden een inval en doorzochten het huis. Phili’s jongste broer Tjalling had zich vliegensvlug verstopt in een piepkleine ruimte op zolder, waar hij net in kon met zijn geheime radio.

Er waren aan alle kanten houten schotten omheen, niemand kon hem zien. Hij had ook een stencilmachine, waarmee hij de berichten drukte, die hij opving met die radio. Er werden oplagen gedrukt om verspreid te worden. Phili moest dan wel eens met de ponywagen een zwaar pakket wegbrengen naar station Vorden, waar iemand was, die het in ontvangst moest nemen, om verder te verspreiden. Ze vond het niet altijd even prettig en was pas gerust, wanneer het pakket afgeleverd was. Tjalling verborg al die gevaarlijke spullen in dat hok op zolder, als hij ze niet direct nodig had. Dus toen er huiszoeking werd gehouden zat hij bijtijds achter het schot en hoorde hoe de huiszoekers met zijn moeder boven kwamen. Er was daar op zolder een broekenpers. Er werd argwanend aan mevrouw van Heemstra gevraagd van wie die broek was. In haar zenuwtoestand zei ze, dat ze het niet wist. Tjalling moest zich inhouden om niet vanuit het hok te roepen: van de dominee! (van dominee Barbas, die er inwoonde). Gelukkig wist Tjalling tijdig te ontsnappen en dook onder in het “Onstein” onder Vorden. Phili werd meegenomen naar het gevang in Zutphen. Ook haar oudste broer, die er toevallig logeerde en met dit alles niets te maken had werd meegenomen. Phili had geen belangrijke gegevens, die waren bij mejuffrouw Schipper. Zij schijnt nog net bijtijds ontsnapt te zijn onder stro van een boerenkar en zo naar een boerderij gereden. Ze vonden uiteindelijk de paperassen onder haar matras.

En nu namen ze haar moeder mee, met het idee: dan komt de dochter wel opdagen. Phili’s moeder ging ongeveer een „week na die inval naar het gevang om wat kleren te brengen voor haar dochter. Toen werd ze maar meteen vast gehouden. Na een week kwam ze weer vrij, ook met haar oudste zoon. Er was een vreselijke Hollander die steeds Phili ondervroeg. Zij had een alibi, omdat ze kort voor die huiszoeking een tijdlang in het Zutphense ziekenhuis was geweest. Ze wist stijf vol te houden, dat ze niets met die zogenaamde knoeierij te maken had gehad. Na drie weken mocht ze naar huis, tegelijk met die oude mevrouw Schipper. Ze zijn nog diezelfde dag te voet naar Hengelo teruggegaan. Maar gelukkig, na vertrek uit de gevangenis konden ze eerst naar een weduwe Van der Meer, die op de Tadamasingel woonde en waar ze te eten kregen, heerlijke stamppot. Deze mevrouw verschafte eten aan de onderduikers en bij het opvangen van mensen, die uit de gevangenis kwamen. Waarschijnlijk werd dit georganiseerd door de ondergrondse. De wandeling naar Hengelo was een hele prestatie, vooral voor die oude vrouw. Ze wilde niets weten van overnachten ergens onderweg. De bevrijding was gelukkig nabij.

PHILI VAN HEEMSTRA: JONKVROUWE PH. R. SIXMA, BARONES VAN HEEMSTRA, ZUTPHEN

Herinneringen. naverteld door Mevr. A. van der Brandeler te Hengelo (Gld) – 1992.