1994-04 Folklore en de Heilige Tienus

Uit de Olde kaste 1994-04

Auteur: Tienus

Folklore en de Heilige Tienus

Er bestaat eigenlijk geen passende Nederlandse vertaling van het woord ‘folklore’. Althans niet zodanig, dat het woord zijn wezenlijke betekenis behoudt.
Het was dacht ik op 22 augustus 1846 dat de Engelsman John Thomas in London een artikel schreef met als titel ‘folklore’. Hij publiceerde dit stuk onder de pseudoniem Ambrose Mertens in het Londense weekblad ‘The Athenaem’. Thomas bedoelde met folklore, the ‘lore of the people’, de leer of de wijsheid van het volk. Onder folklore wordt naast de gewoonten en gebruiken van het volk, ook de wetenschap verstaan die zich met deze begrippen bezighoudt. Deze wetenschap duiden wij in Nederland ook wel aan met het woord ‘volkskunde’. Het woord folklore draagt nou juist iets meer in zich mee dan alleen een stuk wetenschap/volkskunde. Het volgende onderwerp is hier een aardig voorbeeld van.


De Heilige Tienus.
De elfde november en Sinte Marten. Waarom de elfde november? Omdat de elfde november van het jaar 397, de dag is dat Sinter Maarten overleed. Het is op de dag van zijn begrafenis, dat de kinderen vol van Sinter Maarten-liedjes en al dan niet met lichtjes de straat op gingen, langs winkels en huizen. Wie was nou die Maarten? Wel, Sinter Maarten wordt in de literatuur meestal aangeduid als ‘Martinus van Tours’. Tours is een stad in Frankrijk en bij de wielerfanaten wel bekend van de klassieker ‘Parijs – Tours’. In het jaar 371 werd Maarten tot bisschop van deze stad benoemd, vandaar de aanduiding ‘Martinus van Tours’. Martinus is geboren in het jaar 316 in Pannonie. Pannonie was in die tijd een Romeinse provincie, ongeveer wat nu het land Hongarije is. Zijn vader vervulde in Pannonie het ambt van rechter. De jonge Maarten, 15 jaar oud, kwam als Romeins soldaat in Gallie (Frankrijk) terecht en zou daar zijn verdere leven verblijven. Het ruwe soldatenleven lijkt eigenlijk niet bij zijn karakter te passen. Hij was een vroom mens en op 18 jarige leeftijd liet hij zich dopen. Dit was in het jaar 334. In het jaar 338 moet het voorval hebben plaatsgevonden dat hem zo bekend/beroemd heeft gemaakt. Bij de poort van de stad Amiens zou hij de helft van zijn mantel aan een bedelaar hebben afgestaan. In de nacht daarop zou Maarten een verschijning van Christus hebben gezien, die met zijn mantel was bedekt. De manteldeling bij de poort van Amiens heeft op de mensen grote indruk achtergelaten en daardoor geschiedenis gemaakt. We vinden de manteldeling vaak terug op de vele schilderijen, gevelstenen en wapens, die dat menselijke gebaar afbeelden. Uit al die afbeeldingen spreekt een gevoel van waardering en eerbetoon aan deze Martinus. Een man die zich de zorg van de armen, de minder bedeelden sterk aantrok en hen zoveel mogelijk trachtte te helpen.

Martinus werd door de bisschop van Poitiers in de geestelijke stand opgenomen en heeft later, ten zuiden van Poitiers, geruime tijd doorgebracht als kluizenaar. Hij kreeg hierbij veel volgelingen en stichtte met deze volgelingen in het jaar 361 het eerste klooster in Frankrijk. Tien jaar later, in het jaar 371, werd hij in Frankrijk tot bisschop van de stad Tours gekozen. In ons land is Martinus onder andere de patroon van de steden Utrecht en Groningen. De Domkerk te Utrecht is aan Martinus gewijd. De stad Groningen kent haar Martinikerk en Martinitoren. Bovendien had de stad Groningen vroeger de oude St. Maartenschool die daar in het jaar 1550 werd gesticht. Dit gebouw is later opgenomen in het Provinciehuis.

Sinte Marten in de Achterhoek.
In de Achterhoek brandden in vroeger tijden ‘s avonds op de elfde november in de verschillende buurten en dorpen de St. Maartensvuren. Men at er ’s avonds aan tafel de St. Maartensgans of speelde het spel met het ganzebord. Aan de meester van school werd op elf november ‘s morgens door de kinderen vaak een gans aangeboden. Het was dan de bedoeling dat de meester ook iets terug deed, bijvoorbeeld die dag ‘oorloff’ (vrijaf) te geven. De dominee en pastoor kregen rond de elfde november ook dikwijls ganzen aangeboden. De belangstelling rondom de gans kwam mede voort uit het feit dat de maand november de tijd van de ganzenmarkten was. Bekend waren de ganzenmarkten van Zwolle en Deventer. Met name Zwolle trok veel publiek. Er kwamen daar veel Staphorster meisjes die op deze markt hun vrijers ontmoetten. Van oudsher trokken in de Achterhoek de kinderen op 11 november ’s avonds met een lichtje rond. Dit was meestal een kaarsje in een mangelwortel, in een biet, in een gele knolraap of in een kalebas. Ze trokken daarmee de straten van hun dorp door. Deze bieten e.d. werden in de loop van de jaren zachtjes aan vervangen door lampions. Er werd gezongen bij de winkels en de huizen, nadat eerst luidruchtig was aangebeld. Van deze Sinte Marten-liedjes bestaan verschillende versies. Iedereen kent wel een of meer teksten. De melodie van deze liedjes is meestal de gebruikelijke: het staat ergens tussen het opzeggen van het vers en het zingen van een lied in.
Een ondeugende St. Maartensdeun wil ik u niet onthouden:

KIP KAR KUVEL
MIEN MOODER IS EEN DUVEL
MIEN VOADER IS EEN ROTZAK
DOAR BUN IK DAN WEER EEN BLAAG VAN
GIF MIEN EEN APPEL OF EEN PERE
DAN KOM’K VAN ‘T JOARE HIER NIE WERE
LOAT MIEN HIER NEET TE LANGE STOANE
ZODAT IK WEER WIETEROP KAN GOANE

Vroeger waren er in Nederland nog een aantal plaatsen waar men op de elfde november met de ‘foekepot’ langs de deur ging. Deze foekepot was een eenvoudig instrument. Een bus of een potje waarover een varkensblaas werd gespannen. Later ook wel een binnenband van een fiets. In het midden van de blaas of de band was een (oever)rietje vastgemaakt. Door dit rietje aan te raken of te bewegen ontstond er een geluid, dat het meeste op ‘foeke, foeke,’ lijkt. Al gauw werd dit instrument dan ook met de naam foekepot aangeduid. Nog vroeger, we spreken dan over de l6e eeuw, vierden ook de aanzienlijken en de andere volwassenen het Sinter Maartenfeest uitbundiger. Er bestaat een brief van Prins Willem van Oranje waarin hij aan een van zijn broers onder meer vermeld dat hij het St. Maartenfeest in grote vrolijkheid heeft gevierd. Dit voorval had plaats in het jaar 1563.
In mijn jeugd deden we uiteraard ook aan Sinte Marten. We trokken na schooltijd met groepjes kinderen langs de winkels. We begonnen altijd in de Spalstraat bij Bakker van de Weer. Vervolgens naar Wuestenenk de kapper, Wansink de tabakswinkel, Kuipers de groenteboer. Ook bij Langeler die vroeger opzij in het pand nog een kruidenierswinkel bezat. Bij Berendsen de kruidenier, bij bakker Demming, bij mw. Winters die naast loodgieter Weustenenk een klein kruidenierswinkeltje dreef. Ook kruidenier Gert Ten Arve, Bakker Tijdink, Taken de groenteboer en Café Michels dat ook nog een kruidenierszaak had. Vervolgens trokken we naar de Raadhuisstraat en zo verder. Bij de bakkers was je meestal het beste af. En ’s avonds kwam het wel voor dat menig kind misselijk thuis kwam en zodoende meteen door kon gaan naar bed.
Tienus