De antiekhandelaar

Tekst en foto’s Wim Luimes

De antiekhandelaar

Op een dag werd een antiekhandelaar uit Hengelo door een boer gebeld met de vraag: ‘Kön i’j nog wat antiek gebruuken? Waarop het aan de andere kant klonk: ‘Jazeker wel’

Daaropvolgend werd er een afspraak gemaakt om de bewuste stukken te komen bekijken en waren ze het over de prijs al redelijk snel eens. “Nou”, zei de boer, “dan zal ik ow wel effen helpen ut spöl op de karre te pakken”. En zo werd met vereende krachten de aanhanger volgepakt. De man uit Hengelo pakte een paar touwen en bond alles stevig vast en zei:
“Zo, betaald hek ow net al, dus zal ik maar weer us op huus an gaon”. Hierop reageerde de hevig geschrokken boer met: “Maor i’j hebt mien nog helemaol niet betaald”.

Lachend zei de antiquair: ‘Ik wod de laatste tied toch zo vergetachtig”.


De bewuste aanhanger, volgepakt met kasten

Zo werd hij ook eens gebeld door iemand die een stoelklok aanbood. Na het ding van alle kanten goed te hebben bekeken, vroeg de handelaar:
“Wat mot din klokke kosten”, waarop de verkoper een extreem hoog bedrag noemde en de antiquair nogmaals de uiterste prijs vroeg. Na enige aarzeling liet de man de nieuwe prijs horen, die hij in gedachten had. De handelaar had al wel in de gaten dat de koop op niets uitliep en vroeg aan de man: “Hol i’j woord”? “Maor natuurlijk” zei de man weer. Waarop de handelaar zei: “Nou, dan hol ik mien geld”.

De handelaar in kwestie zocht al een tijdje een vrouw. Via, via werd er gereageerd door een dame uit het westen van het land en werd er een afspraak gemaakt.

Op een mooie zonnige winterdag haalde hij haar op van de trein in Zutphen en reden ze vervolgens naar Hengelo. ln het dorp aangekomen haalde hij haar op van de trein in Zutphen en reden ze vervolgens naar Hengelo. In het dorp aangekomen, manoevreerde hij zijn auto de oprijlaan op van het prachtige landhuis van de familie Kerkhofs.

Verbaasd vroeg hij de vrouw: “Woon je hier?”. “Nee”, was het antwoord van de antiquair, “maar ik wou het je alleen maar even laten zien”.

Tekst: Wim Luimes.