Uit de Reclame 30 november 1946
Zo is weer de tijd gekomen
Van: de Maan schijnt door de bomen;
‘t Is de tijd van d’ ouden Sint.
En de grootste grote mensen
Hebben net zo goed hun wensen
Als het kleinste kleine kind.
‘k Heb den goeden Sint gesproken,
Hij heeft z’n licht eens opgestoken
Hier en daar in Nederland.
Hij liet mij een briefje lezen,
Zei: „dat moet er zo al wezen,
Het gaat boven mijn verstand.
Ma wil graag wat nieuwe kleren,
Pa wil weer eens inhaleren,
Maar . . . geen Zuid-Amerikaan,
‘t Is helaas nog een illusie,
Want die lamme distributie
Is nog lang niet van de baan.
Het is werkelijk onbegonnen,
‘t Is nog altijd: bonnen — bonnen!
Er is nog zoveel te doen.
Hier is ‘t lijstje dat nu klaar is:
Onderwijzers méér salaris,
Voor de werkers een pensioen.
Maar bij Onderwijs en Kunsten
Is men niet gediend van gunsten
Aan ‘t onderwijzend personeel.
Bij de distributieheren
Was ik óók reeds enkele keren,
Maar ‘k bereikte er niet veel.
Lui, die kapitaal bezitten,
Gaan aan ‘t schalden en aan ‘t vitten
Op Schermerhorn, De Boer en Poll.
Ook die zijn nog niet tevreden,
Indië als in ‘t verleden
Wensen zij — maar die zijn dol.
En de heren van de kranten
Wensen voor hun lezersklanten
Meer papier, ‘t is niet te doen.
Iedereen werkt me hier tegen;
‘k Heb genoeg ervan gekregen,
Ik ga lekker . . . met pensioen!”