Voorbeelden van advertenties

Annemarie Lebbink
H. Lubbers
Jaap Meijers
Meinders
Putman’s slagerij

7 januari 1950
1950 (gedicht)

Ik heb eerst wat moeten wennen,
Aan zo’n keurig rondgetal,
Maar toch ben ik wel nieuwsgierig,
Wat dit jaar ons brengen zal.

Twee en vijftig lange weken,
Hebben wij weer voor de boeg.
Hebt u zich ook voorgenomen:
Nu de handen aan de ploeg?

Ja zo zijn wij, kleine mensen,
Onze wil is dikwijls goed,
Maar wat hebben we aan plannen?
’t Is maar of je het ook doet.

En dan zult u met mij zeggen:
Wat komt er eig’lijk van terecht,
Door de groten in de wereld,
Wordt nog steeds elk pleit beslecht.

Toch, we moeten het proberen,
Ook uw taak ligt voor u klaar.

Kijk, zo moeten we beginnen,
Ook weer in het nieuwe jaar.
Met een beetje meer vertrouwen,
In ons zelf en iedereen,
Volgens koninklijke opdracht,
En de handen vast ineen.

Kortsluiting Patronaatsgebouw
Zondag ontstond er tijdens de tweede opvoering van „De Witte Non” in het Patronaatsgebouw te Keyenburg een begin van brand. Tegen het einde van de opvoering zag men achter het toneel een grote steekvlam, waardoor de bekleding begon te branden. Door het afsluiten der stroom kon erger voorkomen worden. Het zal zeer nuttig zijn dat de P.G.E.M, eens grondig de electr. leidingen in verschillende gebouwen naziet. Wij twijfelen niet of zij zal hier en daar wel iets niet in orde vinden.

Overleden:
R. B. Scheffer, oud 91 j., wed. van D. Enzerink; Gr. A. Meenink, oud 91 j., wed. van J. Radstake; J. M. Regelink, oud 77 j. echtg. van B. Grotenhuijs; Rebekka Jacobs, echtg. van A. Meijers, overl. 14 Mei 1943 te Sobibor (Polen); Billa Baer, echtg. van L. Philips, overl. 14 Mei 1943 te Sobibor (Polen)

Uit de raadsvergadering
Na een bespreking in geheime vergadering delen B en W. mede dat de hr G. Bruggink alhier zich bereid heeft verklaart ten behoeve van verbreding van de hoek Raadhuistraat-Banninkstraat aan de gemeente af te staan, een gedeelte groot 135 m2 van zijn op die hoek gelegen perceel. Hij zal dan het aan zijn café grenzend gedeelte van zijn woning afbreken waardoor het mogelijk zal zijn dit gedeelte bij de straat te voegen en een belangrijke verkeersverbetering zal worden verkregen. Voor de over te dragen grond en de kosten die hij moet maken voor afbraak van een gedeelte van zijn perceel en het aanbouwen van een nieuw gedeelte vraagt hij een schadevergoeding van f 5000, B. en W. stellen voor op dit aanbod in te gaan. Ze zijn voornemens bovendien aan de heer Bruggink een bouwvolume toe te wijzen voor het bouwen van een nieuwe woning op de plaats van de tegenwoordige schuur aan de noordzijde van het perceel. De voorz. sprak zijn dank uit voor de medewerking van de heer Bruggink en de beslissing van de Raad, hoewel het hem speet dat de boom op de hoek die een sieraad is voor dit deel van het dorp aan deze verbetering ten offer moet vallen. Hierna sluiting.

14 januari 1950
Gulden Voorstel (gedicht)
Zie zo, we kunnen weer vooruit,
Ik word zelfs een verkwister.
Wij krijgen straks een lieve duit,
Zo maar van de minister.
Ik vond het toch wel prachtig hoor,
De kolenman betalen,
Om strakjes bij het postkantoor,
Weer wat terug te halen.
Minister, hartelijk bedankt,
U bent een wijs bestuurder,
Maar aanstonds wordt ons daag’lijks brood,
Óók weer een beetje duurder.
De melk wordt weer in prijs verhoogd,
Al is het maar een beetje.
Mag ik even adviseren gaan?
Ik heb een pracht ideetje.
Ik haal gewoon m’n brood en melk,
M’n kaas en andere waren,
M’n schoenen, stropdas, muizenval,
Textiel en m’n sigaren.
Dat koop ik alles op de pof,
’t Systeem dat kan niet falen.
En U kan, bij gelegenheid,
Dat allemaal betalen.

Terugkeer uit Indonesië
Onze plaatsgenoten Lubbers, Raadhuisstr. en Maalderink, Runneboom, keerden Maandag, na een verblijf van ruim 3 jaar in de tropen, in de ouderlijke woning terug. Door buren, vrienden en bekenden werd hen een hartelijke ontvangst bereid, ’s Avonds bracht de muziekver. Crescendo een serenade.

Dezer dagen keerde terug Serg. majoor Besselink uit de Lamstraat te Toldijk.
Ook hem werd door familie en buren in zijn woning onder het aanbieden van geschenken een hartelijke ontvangst bereid,

21 januari 1950
Achterstand in Philipsland (gedicht)
De gemeente-ontvanger te St Philipsland was met zijn boeken een paar jaar achter (krantenbericht)
Philipsland, dat is gebleken,
Was gewoon „Leef-lekker land”
Als ik daar nu eens zou wonen,
Was ik daad’lijk uit de brand.
Die ontvanger der belasting,
Vind ik werkelijk een kei,
Ook al is die brave man dan,
Nog niet met zijn boeken bij.
Jammer dat men nog zo spoedig,
Deze fouten achterhaalt,
’t Blijkt dat men er helemaal niet,
Of te weinig heeft betaald.
De minister zal wel boos zijn,
Als dat overal zo wordt,
Zit men straks bij ’t ministerie,
Met een hopeloos tekort.
Maak U maar niet boos, minister,
Zo krijgt iedereen z’n deel,
Daar betaalt men veel te weinig,
Hier betaalt men weer te veel.
Geef die man maar geen berisping,
Help hem zelf weer in het zaal,
En bevorder hem maar spoedig,
Tot secretaris-generaal.
Niemand zal ’t U kwalijk nemen,
Toe behandel hem eens fair.
En ‘k voorspel: minister Lieftink,
Wordt dit jaar nog populair.

Terugkeer uit Indonesië
Bij de thuiskomst uit de tropen moeten we alsnog vermelden, dat G. H. Kaak weggegaan als gewoon militair, als Serg. Majoor is :eruggekeerd na een verblijf van ruim 3 jaar. Tevens teerden nog terug Joseph Dickman, A. Gasseling en E. Ankersmit. Zondagmiddag keerde A. Halfman weer in de ouderliike woning terug. Dat aan allen door buren vrienden en bekenden een hartelijke thuiskomst werd bereid behoeft geen betoog. Verder zouden we het op prijs stellen, als er weer jongens uit Indonesië terugkeren, wanneer dit even aan ons bureau werd medegedeeld.

Ervaringen met de landbouw in Amerika
Het is voor de toekomstige ontwikkeling van de Ned. landbouw van onschatbare betekenis, dat de landbouwer zijn kennis met betrekking tot de verschillende landbouwmethoden uitbreidt. Dit kan wórden bereikt door middel van het landbouwonderwijs, maar in niet mindere mate ook door kennis te nemen van landbouwmethoden, die in het buitenland worden toegepast. Het is dan ook niet zonder reden, dat in Maart van het vorige jaar een groep van 32 Nederlandse boerenzoons naar de Verenigde Staten vertrok, teneinde zich aldaar te vergewissen van de mogelijkheden, welke de bedrijfsvoering in Amerika voor onze landbouw oplevert.

28 januari 1950
Allerhande (gedicht)
Sla je eens je dagblad open,
Kun je op veel goeds niet hopen,
Vouwt haar met een boos gezicht,
Dicht.
Iets goeds zou toch wel prettig wezen,
Maar wat we tegenwoordig lezen,
Is tussen pruim en krenten, of,
Sof.
Stalin gaat contracten sluiten,
Tsjang kan wel naar China fluiten.
En bereiken ze nog iets?
Niets.
Westerling licht ons een beentje,
En voert oorlog in zijn eentje.
Ik vind zo iets al met al,
Mal.
Boeven vieren weer successen,
Stelen of ze trekken messen,
Zo wordt t lezende publiek,
Ziek.
Duitse Michel wordt onrustig,
Likt zijn lippen, kijkt wellustig,
En met groot verlangen naar,
Saar.
Gunst wat is het toch een zooitje.
Maar we zitten in het bootje,
Varen dus maar met die schuit,
Uit.

Ouderavond te Varssel
Zaterdagavond, 21 Jan., begon de ouderavond in de Openb. School, om 8.45 Het hoofd van de school, de heer Keijzer, heette de aanwezigen van harte welkom en liet daarna het woord aan de kinderen. Het gehele program van 15 nummers werd door de kinderen gevuld. Alle leerlingen van de school deden mee. Na een aantal gedramatiseerde gedichten en liederen door verschillende groepjes ten gehore gebracht, kwam het toneelstukje „Het Meisje met de Toverfluit” voor het
voetlicht. De kleine acteurs en actrices speelden met veel toewijding hun rollen. Een extra
vermelding verdient het meisje met de toverfluit. Ze speelde op haar instrument of het een echte toverfluit was en het miste zijn uitwerking dan ook niet. Bijzonder aardig was de scène, waarbij de toverfluit, die zoek geraakt was, teruggevonden wordt. Tot groot verdriet van de kinderen, die hem vinden, blijkt het wonderinstrument echter gebroken te zijn. Gelukkig komt dan juist op tijd het tovervrouwtje te hulp. De fluit wordt gemaakt en een dankbaar meisje fluit tot slot haar dansliedje. Een jonge accordeonist vulde de pauze en daarna kwam „De betoverde Margriet”, een sprookje dat geheel door de kinderen zelf was bedacht en in scène was gezet. Groot was de vreugde, ook bij het publiek toen alles voor de arme Margriet nog zo goed afliep. Een groepje van acht leerlingen speelde op de blokfluit nog een mooi tweestemmig lied en tot slot werden een aantal  volksdansjes uitgevoerd. Gracieus dansten de kinderen op het toch zo beperkte podium. Dit laatste nummer viel zo in de smaak, dat het een keer herhaald moest worden.

Jaarvergadering NVEV
N.V.E.V. Woensdag 25 Jan. hield genoemde ver. haar jaarvergadering in zaal Demming. Mevr. Koppeschaar uit Den Haag was uitgenodigd om een lezing te komen houden over de verwerking van de tarwekorrel tot brood. Het verschijnen v/d tarwewet in 1931 waarbij het voorschrift was 35% inlandse tarwe in het brood te verwerken bracht een grote verandering te weeg. Uitvoerig beschreef de spr. de tegenwoordige meelbereiding via verschillende machines vanaf de tijd toen een primitieve behandeling werd toegepast. Ook de broodbereiding werd in de finesses besproken. Ten slotte wees Mevr. K. nog op het grote misverstand van veel huisvrouwen om speciaal zuiver wit brood te willen eten. In het z.g. regeringsbrood zit toch meer voedingswaarde terwijl het bovendien goedkoper is.
 

4 februari 1950
Sneeuw (gedicht)
‘k Wreef de slaap nog uit m’n ogen,
Met een landerige geeuw,
En het eerste wat mijn oog ziet:
Een behoorlijk pakje sneeuw.
Huiv’rend por ik aan de kachel,
‘k Leeg de lade vol met as,
En ik zucht met groot verlangen,
,,’k Wou dat het vast lente was”.
Rillend sta ik me te scheren,
‘k Was me af — Wat is het koud,
En ik kijk eens in de spiegel,
En ik denk: nou word je oud.
Dan springt zoonlief uit zijn bedje,
Met een blijde jongenskreet,
En hij kijkt met schitterogen,
Naar het mooie, witte kleed.
„Heerlijk papa, sneeuwman maken,
Sneeuwbal gooien, doet u mee ?
Komt u mij vanmiddag halen,
Gaan we samen op een slee?”

Bib’rend stap ik op m’n fietsje,
‘k Glij en glibber naar kantoor.
Modder spat tot aan m’n knieën,
Maar vooruit: ik moet er door.
Zoonlief loopt op straat te hup’len,
Prachtig al die wittigheid,
Zulk een mooie, witte wereld,
Is voor hem een heerlijkheid.
D’een beziet het veel te somber,
D’ander voelt zich slechts verrijkt.
Zo is ’t met alles in de wereld,
’t Is maar hoe je het bekijkt.

Aanbesteding verbetering O.L School
Bij de gehouden aanbesteding van het verbouwen van de openbare lagere school te Hengelo Gld. Ruurloseweg werd als volgt ingeschreven :
Grond en metselwerk:
a) Met uitbreken van vloeren, sloopwerk. b) Zonder uitbreken vloeren (inbegrepen herstel, enz.)

Fa. Gebr. Rondeel, Hengelo
Gebr. Bretveld, Hengelo
Gebr. Winkelman, alhier
J. H. Rondeel alhier
Fa G. J. Kuipers, alhier
a) £7297,
a) f7043,
a) f6666,
a) f6380,
a) f 5636,
b) f7547;
b) f 7168;
b) f6368;
b) f6660;
b) f 5386.

Timmerwerk:
c) Met houten vloeren d) Zonder houten vloeren.
J. van Campen, Zelhem c) f5450, d) f3000;
W. H. Hendriks, alhier, c) f 5343, d) f 3143;
G. J. Bretveld en J. Meulenbrugge, alhier c) f4976, d) f2785;
W. Heijink, alhier c) f4905, d) f2658;
E. G. Halfman, alhier c) f4815, d) f2637;
Fa. G. Vinkenborg, Doetinchem, c) f4645, d) f2868;
H. Groot-Roessink, alhier, c) f5139, d) f3189.
Metsel én Timmerwerk: e) Zonder vloeren f) Met houten vloeren.

Gebr. Wevers, alhier, e) f14.780, f) f 17.080;
f) f 12.790;
H. van Campen en Gebr. Stapelbroek, Zelhem, e) f 10.870,

A. Bijenhof, alhier, e) f 9.089, f) f 11.029.
Loodgieterswerk, e l e c t r. installatie en waterleiding:
A. A. Winters alhier, f2977;

H. Hulstijn, alhier,
Glasenverfwerk:
f2923.

g) Buitenverfwerk h) Binnenverfwerk.
G. W. Winkelman, alhier, g) f2145, h) f650;
Gebr. Wansink, alhier, g) £2126, h) f561 ;

G. H, van Aken, alhier, g) £2040, h) f690;
W. J. Derksen en H. Stege, alhier, h) f715.

25-jarig beslaan der Hengelose Winkeliersvereniging
Donderdagavond werd in zaal Langeler genoemd feit herdacht en wel op een wijze die nimmer vergeten zal worden. De Voorz. Tijdink opende en heette de talrijke aanwezigen, de zaal was tjok- en tjokvol, hartelijk welkom, inzonderheid de Burgemeester en de beide geestelijken van Hengelo en Keyenburg, doch bovenal de heer Ger de Roos met het orkest zonder naam, dat speciaal voor deze gelegenheid zou concerteren. Een daverend applaus viel al aanstonds het gezelschap ten deel bij het opengaan van het doek, toen de herkenningsmelodie werd gespeeld. En telkenmale daverde de zaal van het hoogoplaaiende enthousiasme, als beloning voor hetgeen .,het orkest zonder naam” bood, In één woord: we hebben genoten van de zang der drie Musketiers, van de muziek van het orkest, de goocheltoeren van Dick Harris, maar niet minder van de geestige wijze waarop Ger de Roos de programmapunten aankondigde. Elk stuk dat gespeeld of gezongen werd, had weer een nieuwe aankleeding, zodat het hele programma vol met afwisseling werd afgewerkt. Wie heeft niet smakelijk
kunnen lachen om het humoristische optreden van Toby Rix tijdens zang en muziek ? We zeggen niet te veel dat de Winkeliersvereniging eer heeft behaald om Ger de Roos met zijn orkest te laten optreden, met grote voldoening kan zij dan ook op deze zeer goed geslaagde avond terugzien, een avond die lang in het geheugen zal blijven. Alsdan de Secr. Arnold aan het einde het orkest dank bracht voor alles en vroeg of ze nog eens mochten komen werd dit met luide ja en applaus
beantwoord.

11 februari 1950
Vóór wat hóórt wat (gedicht)
Overal in alle landen,
Wordt nog Marshall’s naam genoemd,
Marshall maakte zich onsterf’lijk.
Werd door ’t Marshall-plan beroemd.
Overal waar een tekort was,
’t Zij van rubber, vee of graan,
Speciale Marshallschepen,
Voerden al die dingen aan.
Hier werd vaak met geld geholpen,
Daar weer met het goudgeel graan,
Marshall zorgd’ voor nieuwe veren:
Kip Europa was zo kaal.
Maar wij lezen in de kranten,
Dat het daar penibel wordt.
Door een staking in de mijnen,
Heeft men zelf nu veel tekort.
Door het groot tekort aan water,
Werden zorgen extra groot:
Vrijdags mag men zich niet scheren,
Want er heerst ook water-nood.

Laat óns nu onsterf’lijk worden,
Als ’t ook maar even kan,
Laat ons Uncle Sam gaan helpen,
Met een Hollands Marshall-plan.

Europa’s grootste telepaath en helderziende komt
In Gebouw „Concordia” te Hengelo-Gld NDRA, komt Europa’s grootste telepaath, hypnotiseur en helderziende, die overal in het land met groot succes voor uitverkochte zalen optreed, komt Woensdag 15 Febr. a.s. slechts één enkele keer te Hengelo-Gld. Hij brengt een programma van wonderbaarlijke experimenten, die een ieder verstomd doen staan. Ook zal Indra aan de hand van foto’s, brieven of andere voorwerpen bijzonderheden vertellen over personen in binnen- en buitenland waar deze zich ook er wereld momenteel bevinden. Het belooft dus ongetwijfeld een zeer bijzondere, interessante avond te zullen worden, die niemand mag missen.

Uitvoering Jeugdcorps Bekveld
Deze bijeenkomst werd geopend door het zingen van Gez. 138 : l en 4, waarna de voorz. voorging in gebed. Er volgde een kort openingswoord en de voorz. gaf een uiteenzetting over het verenigingswerks. Gerda Hiddink en Jantje Lenselink lieten hierna hun voordrachten horen, terwijl Evert Jolink een verslag uitbracht over het uitstapje naar Rotterdam. Het schimmenspel „Boerke Naas” vormde een leuke afwisseling, De luimige samenspraak : „Een avond vol verassingen” wekte de lachlust der toehoorders menigmaal op. Na de pauze deed Jan Weevers een voordracht en werd het toneelstuk: „De Dag kwam” opgevoerd. De nog jeugdige spelers kweten zich bijzonder goed van hun taak en bleken de rollen prima te kennen. In dialect spelend gaven ze blijk van goede voorbereiding en toegewijde studie. Er werd met grote aandacht geluisterd en hartelijk geapplaudisseerd. Bekvelds Jeugdcorps heeft de aanwezigen een avond vol goede ontspanning gegeven

18 februari 1950
Het Ultimatum (gedicht)
Zie je, dat zijn nog eens kerels,
Dat zijn mannen van het vak.
Waarom heb je zulke flinkerds,
Nou alleen maar in Irak?
Want het hoofd daar der politie,
Kreeg een and’re, nieuwe baan,
Doch dat nieuwe gouverneurschap,
Stond het heerschap niet zo aan.
Prompt belt hij het parlement op,
En hij sprak: „Ik doe het niet,
Pakken jullie dus je biezen,
Gauw een beetje of ik schiet”.
Maar die arme Ali Khalid,
Was plots helemaal van streek,
Want de mannen der politie,
Lieten Ali in de steek.

Nu zit Ali dan te brommen,
Achter een dikke traliedeur,
En hij denkt misschien wel even,
Was ik nou maar gouverneur.
Vergeleken bij het Oosten,
Is het hier een droge boel,
Waarom zijn er hier geen kerels,
Die óók jagen naar zo’n doel?
Stel je voor, ik belde Lieftinck:
„De belasting moet omlaag.
Liefst vandaag nog of we komen,
Met ons allen naar den Haag.
Om de waarheid te vertellen,
Het idee vond ik lang niet gek.
‘k Heb getracht hem op te bellen,
Maar meneer was in gesprek.

Indra in Feestgebouw
Voor een volle zaal gaf de telepaath en hypnotiseur Indra op verbluffende en boeiende wijze enige staaltjes van zijn experimenten. De blindschrijfproef was zeer interessant, tot tweemaal toe schreef hij het juiste woord en tekening op het bord, nadat hij tevoren was geblinddoekt. Ook de beschrijving van de personen in de zaal. welke kleur de kledingstukken hadden en welke voorwerpen zij bij zich droegen, dit alles wist Indra op de juiste wijze te zeggen. Wat is er daarna hartelijk gelachen om de experimenten die Indra toepaste op een 7-tal personen die met gevouwen handen op het toneel kwamen en in slapende toestand een willig werktuig waren in zijn handen, en hoe uitstekend was de geslaagde handeling van het experiment met een der medewerkers van Indra wiens lichaam na hypnotisering volkomen stijf was geworden en die op glasscherven gelegd geen enkele verwonding bekwam, ook niet toen op zijn hals een aardappel gelegd werd en Indra, geblinddoekt, deze met een scherp mes door midden sneed waardoor de aardappel in 2 helften op de grond viel, waaruit bleek dat de scherpe kant van het mes inderdaad de huid raakte, maar zoals gezegd geen spoor van bloed te bekennen. Huiveringwekkend was dit experiment en een doodse stilte heerste in de zaal. Al met al kunnen we zeggen dat we te doen gehad hebben met een man die inderdaad de gave van helderziendheid, telepathie en hypnose bezit en de talrijke bezoekers zullen geen spijt gehad hebben een gang naar het Feestgebouw te hebben gemaakt.

Hengelose Bakkersvereniging
De Hengelose Bakkers zullen met ingang van 14 Maart het brood weer bezorgen. Er wordt bezorgd op Dinsdag, Donderdag en Zaterdag. In verband met de drukte uitgezonderd de Zaterdagen voor Pasen en Pinksteren, benevens de dag voor Kerstmis en Oudejaarsdag. De klanten worden verzocht bij hun bakker(s) tot 11 Maart op te geven welke van bovengenoemde dagen zij het brood thuisbezorgd wensen te krijgen.

24 februari 1950
Grilligheden (gedicht)
‘k Zou nou wel eens willen weten,
Wat er aan het handje is.
Vrijdags por ik nog de kachel,
Want het is nog guur en fris.
Zaterdags loop ik te puffen,
In m’n dikke winterjas.
Uit dat ding en ik zit te zonnen,
Op een stoeltje op het terras.
En ik droom al van vacantie,
Met een duik in ’t zilte nat.
Februari brengt ons lente,
Lieve deugd wie doet je wat.
’s Maandags kruip ik vol verlangen,
Weer m’n opklapbedje uit.
Storm jaagt door de kale bomen,
Regen klettert op de ruit.
In m’n dikke jas gehuld en,
Met een dasje om m’n nek,
Loop ik door de natte straten,
Wat is ons klimaat toch gek.
Als je het zo eens gaat bekijken ,
Dan besef je werkelijk goed,
Dat ons weer toch niet zo heel veel,
Voor de mensheid onderdoet.

Mag Uw kind al van school af?
Iedere Nederlander wordt geacht de wet te kennen! Jawel, maar ondertussen zijn de meeste mensen niet precies op de hoogte van alles, wat er in de wet staat. En ze kunnen omogelijk bijhouden de vele veranderingen, die zo tussentijds in de wetgeving worden aangebracht. Daar hebt U bijvoorbeeld de wijziging in de Leerplichtwet, ten gevolge waarvan sedert l Januari van dit jaar hier te lande de achtjarige leerplicht is ingevoerd. Dat heeft al heel wat moeilijkheden gegeven tussen ouders en onderwijzers. Tenminste, dat bleek ons uit brieven van vaders en moeders, die ons vragen: „Vertel me nu eens, wanneer mag onze Jan of onze Jaantje van school af?” Zie voor het antwoord de betreffende reclame uit 1950.

Terugkeer uit Indonesië
Met het troepentransportschip „Pasteur”, dat op 24 Febr. te Amsterdam is aangekomen, zijn teruggekeerd: B. Derksen, D 69; M. Elsman, B 43; Th. Rondeel, Ruurloseweg 34 en N. G. Tijdink, Spalstraat 21. Het was voor de Fam. J. Goossens j.l. Zaterdag een blijde dag toen na een verblijf van ruim 3 jaren in de tropen hun zoon en broer G. Goossens, gezond en wel in de huiselijke kring terugkeerde. Buren, vrienden en bekenden hadden hem een feestelijke thuiskomst bereid, dat zeer werd gewaardeerd. Aan de verschillende woningen waren erepoorten aangebracht, buurtbewoners hadden de vlaggen uitgestoken en er werden vele handen gedrukt van de terugkerenden. Genoemde G. Goossens vertelde ons het een en ander tijdens de bezetting van Bandoeng door Westerling, juist op het moment dat zij de graven van de Hollandse jongens in Bandoeng zouden bezoeken, en hetgeen hij ons mededeelde wat betreft de correctheid van optreden en de discipline van het leger van Westerling (hij heeft momenteel 2 divisies onder zijn commando) komt geheel overeen met de berichten die in de grote bladen hebben gestaan.

Foekepot
In vroeger jaren ging men op Vastenavond de huizen langs met een foekepot hierbij een versje opzeggend „Foekepotterij, foekepotterij, geef me a.u.b. een centje, dan ga ik weer voorbij”, nadat dan een kleinigheid werd gegeven, trok men dankbaar weer verder. Dit stukje folklore hebben twee ingezetene had vermaak in deze foekepotterij-vertoning. Doch niet bij alle ingezetenen ontvingen zij een gunstig onthaal, naar men ons medeelde zijn zij ook bij iemand gekomen die ze in letterlijke zin de stoep afschepten. We hopen dat de jongens zich door deze onvriendelijke bejegening niet uit het veld laten slaan, maar een volgend jaar weer de foekepot ter hand nemen en zodoende dit stukje
folklore met vastenavond doen herleven.

4 maart 1950
De goedkope tuck (gedicht)
Westerling verklaarde, dat zijn leger hem f450.000 had gekost (krantenbericht)
Westerling zit in de bajes,
Blijkbaar is hij vechtensmoe,
Strakjes komt-ie met een vliegtuig,
Weer naar ’t kille Westen toe.
’t Is misschien niet eens zo gek nog,
Dat hij eind’lijk is gesnapt,
Wie zal hem hier „welkom” heten,
Als hij uit het vliegtuig stapt?
Als minister Schokking nu eens,
Westerling hier welkom heet?
Misschien komt dan de minister,
Van meneer iets aan de weet.
Want diens eigen woorden waren:
„’t Kostte me een half miljoen”.
‘k Denk dat men het tegenwoordig,
Voor zo’n koopje niet kan doen.
Als we hém minister maken,
Nou, dan komen we er wel.
Maar hij moet dan maar regeren,
Vanuit de Scheveningse cel!

Ontwikkelingsavond door de J.B.B, en A.B.T.B.
Door de J.B.B, en A.B.T.B. werd een ontwikkelingsavond gehouden in de zaal van de heer R. Waenink. Als spreker was uitgenodigd de heer A. Nijenhuizen te Vierakker die op bevattelijke wijze het ontstaan der mechanisatie toonde en hoe dit lonend kon zijn vooral voor de grotere landbouwbedrijven. Verder werden verschillende typen van landbouwmachines behandeld. Het grote nut van aanschaffing van hooiruiters werd tevens onder het oog gebracht. Aan het eind beantwoordde spreker de gedane vragen en daarna sloot de heer Buunk op gebruikelijke wijze. Afscheid J. J. van Beek en installatie G. J. Boomkamp.

BEKVELD

Het was een indrukwekkende oudermiddag der Chr. school te Bekveld, alwaar het genoemde hoofd afscheid nam en het nieuwe hoofd werd geïnstalleerd. Op ondubbelzinnige wijze werd in het licht gesteld, de waardering voor alles wat de hr v. Beek voor de school en het jeugdwerk heeft verricht. De woorden van Ds Kwint waren dan ook uit het hart gegrepen, als hij daarvan gewag maakte. Ook betrok hij de echtgenote van het scheidende hoofd hierin. Aan het einde van zijn toespraak zong men hem de zegebede psalm 124 toe en als aandenken werden hem een paar boekwerken uitgereikt en Mevr. van Beek ontving een electrisch theelichtje. Ds Kwint sprak vervolgens enkele woorden tot het nieuw benoemde hoofd de heer Boomkamp er op wijzende dat hem een moeilijke doch mooie taak wachtte, ook wenste hij Mevr. Boomkamp de kracht toe om haar man in het werk behulpzaam te zijn.

Wijkgebouw „Wit-Gele-Kruis” geopend
Woensdagmorgen werd het nieuwe wijkgebouw van het Wit-Gele-Kruis officieel geopend. Er zal door een zuster van het Wit-Gele-Kruis 3 maal in de week zitting worden gehouden.

11 maart 1950
Wereld-Wee (gedicht)
Nu de lente weer gaat komen,
En de zon dus langer schijnt,
Had ik graag, dat mét de winter,
An’dre narigheid verdwijnt.
Maar wanneer je eens de kranten,
Van de laatste tijd beziet,
Lees je heus niet veel bijzonders,
Alles misdaad — anders niet.
Jeugdige en oude dieven,
Slaan weer elke dag hun slag,
Vechtpartijen, moord en diefstal,
Zijn aan d’orde van de dag.
Knokpartijen in de Kamer,
Komen nu ook hier in Zwang,
Wagenaar die werd gejonast,
Allemaal in ’s lands belang!
Diefstal hier en daar een inbraak,
’s Avonds laat en ’s morgens vroeg,
Wil je ’t nieuws gaan lezen, heb je
Aan de koppen al genoeg!

Rekkense Inrichtingen in de Achterhoek
Ver weg, schier vergeten in de Gelderse Achterhoek, ligt het dorpje Rekken. En nog verder, dicht tegen de Duitse grens aan vinden we de REKKENSE INRICHTINGEN. Het blijkt dat hier al bijna 40 jaar prachtig werk op Prot. Chr. grondslag wordt verricht. Verpleging en verzorging van psychopaten en zwakzinnigen. Wat zegt zo’n zin eigenlijk weinig over het uiterst moeilijke en tere werk wat onder deze geestelijk minder bedeelden wordt gedaan. En bij een bezoek aan deze Inrichtingen staan we versteld, wat men daar midden in de dorre heide en veengronden tot stand heeft gebracht. Dit grenst aan het wonderbaarlijke. Lichte, ruime, prettige paviljoens, waarin men als een groot gezin met een vader en moeder tezamen woont. Bij een rondwandeling over het terrein vinden we een modern ingericht openlucht zwembad, ambachtsschool, nijverheidsschool, werkplaatsen, keuken, een compleet groots boerenbedrijf met koeien, varkens, kippen, een bedrijf wat gebruik maakt van de meest moderne gereedschappen en methoden. Een tuinderij met broeikassen (en de druiven en tomaten die men hier teelt smaken voortreffelijk) een kerkgebouw met prachtig orgel, woningen voor het personeel, een openluchttheater, enfin te veel om op te noemen. Wat ons bovenal opvalt is het prachtige natuurschoon, de grote met bloemen omzoomde gazons, de schitterend gelegen sportvelden. Bij informatie blijkt ons dat hier 500 mensen worden verpleegd, waaronder velen, die door de rechterlijke instanties naar Rekken zijn gezonden. Van al deze mensen zien we er maar weinig, omdat zij allen aan het werk of op school zijn. Het verbaast ons dat we nergens een afscheiding, een hek van prikkeldraad of iets dergelijks zien. En daardoor krijgen we helemaal geen idee dat we hier in een inrichting zijn. Zie verder het bericht in de Reclame.

18 maart 1950
Hoe bestaat het? (gedicht)
Een verdachte verklaarde voor de rechtbank, dat hij een inbraak had gepleegd om z’n belastingschuld
te kunnen voldoen.
Kleine dieven — grote dieven,
Zijn er hier in Nederland,
En de Nederlandse rechter,
Voelt ze danig aan de tand.
Daar komt de verdachte binnen,
Hij gaat voor het hekje staan,
En hij krijgt dan weer te horen,
Wat hij alzo heeft misdaan.
Is er dan nog iets verzachtends ? . . . .
De verdachte krijgt het woord.
En dan klinkt het door de rechtszaal,
Wat nog nimmer werd gehoord.
Het verwekt op de tribune,
Hier en daar een klein tumult,
„Ja meneer, ik ben gaan stelen,
Wegens mijn belastingschuld.”
Hoort U dat nu Excellentie?
Klinkt u dat niet vreselijk naar?
Dank zij U en Uwe helpers,
Werd beklaagde de sigaar.
‘k Heb nog nergens gelezen,
Hoe lang hij de nor ingaat,

En hoe lang hij nu kan leven,
Op de kosten van de staat.
Maar dat kost weer onze centen,
Men slaat ons ‘wéér hoger aan,
Om dit alles te betalen,
Moeten w’ook uit gappen gaan?
Nee, ik blijf maar liever sparen,
Eerlijk zijn we met elkaar,
Daarom kan ik g’rust verklaren,
Die dief was ook: een leugenaar.

Terug uit Indonesië, maar hoe?
Ons volk heeft indertijd onze militairen met gemengde gevoelens naar Indonesië zien vertrekken. Maar onverschillig hoe men over het vertrek dacht: er heerst grote vreugde in de gezinnen, waar man of zoon is teruggekeerd. En velen zijn al terug in het vaderland. En daarbij is gebleken, dat deze mannen profijt hebben gehad van hun diensttijd. Uit ervaringen van werkgevers en uit alle publicaties, die op de gedemobiliseerden betrekking hebben, is gebleken, dat deze mannen zelfstandiger en flinker zijn geworden en dat zij een groter verantwoordelijkheidsgevoel hebben gekregen. Kortom: de kwaliteit van de tot heden teruggekeerde militairen betekent een grote versterking van Nederlands volkskracht. Wat er in het conflict ook verloren moge zijn gegaan: dit is een groot gewin! Maar de grote meerderheid der tot nu toe  terugkeerden wisten waarom zij in Indonesië waren. Die taak is thans afgelopen. Zij, die er nu nog zijn „zitten er te zitten” om het populair te zeggen. Nog zeker 80.000 militairen onder Nederlands bevel verkeren in deze toestand.
Zij, willen naar huis terug. En ze komen ook terug. Maar ofschoon door het charteren van buitenlandse schepen het demobilisatieschema is versneld van 7500 tot 10000 man per maand, en met veel geluk zal het misschien nog iets kunnen worden versneld, het is duidelijk dat het tot het najaar zal duren eer de laatste man scheep gaat. Dus: wachten. Maandenlang wachten voor tienduizenden. Zonder taaie in het hete, vochtige klimaat van de Indonesische havensteden. In kampementen, die soms overvol zijn, gespeend van ook maar het geringste comfort. Dat betekent: eindeloze treiterige verveling. De gevolgen hiervan zijn in één zin samen te vatten: het gevaar dat zeer waardevolle potentiële volkskracht verloren gaat. Voor de mannen zélf zou dit een ramp zijn, die hun hele leven verder kan beïnvloeden. Voor ons volk als geheel een verlies, dat wij niet kunnen en mogen gedogen. Met grote financiële steun van de Regering doet de NIWIN wat zij kan om onze mannen in Indonesië geestelijk en lichamelijk fit te houden. Er worden o.a. zeer  waardevolle cursussen gegeven, die de militairen voorbereiden op hun terugkeer. Welke arbeidsmogelijkheden er zijn, hoe zij moeten solliciteren, kortom de practische dingen van het dagelijkse leven, die voor hun toekomst van groot belang zijn, worden hun als t ware spelenderwijs geleerd. Voorts wordt lectuur gezonden, sportmateriaal en alles wat verder nodig is voor een goede vrije tijdsbesteding. Wij weten dat de regeringssteun alléén niet voldoende is om dit werk af te maken zoals het zijn moet. Wij weten ook, dat onze lezers alle mannen kennen, die nog op hun thuisvaart uit het verre Indonesië wachten. En zij, wier familieleden of kennissen reeds teruggekeerd zijn, kunnen zich voorstellen hoe waardevol het is, dat zij die nog wachten gezond naar lichaam en geest in de familiekring terugkeren. Daarom wil ons blad graag en met overtuiging helpen om het leven van die wachtenden zó te maken, dat zij inderdaad goed  terugkomen. Deze mannen ginds gaven drie jaren van hun leven, laten wij voor de laatste maal een bijdrage geven om hun dit wachten op de thuisreis althans enigermate dragelijk te maken. Daarom zijn we gaarne bereid deze bijdragen in ontvangst te nemen en in ons blad te verantwoorden. Uw gift, hoe klein ook, is welkom
rechtstreeks aan ons bureau, per postwissel of giro 126415, Boekhandel Arnold, Hengelo-Gld of per aangetekende brief. Voor het laatst willen wij waar maken: Oké, wij leven mee Met de jongens overzee.

25 maart 1950
WANNEER……Lentelied 1950. (gedicht)
Wanneer er eens geen H-bom was,
Geen onrust en geen staking.
Wanneer men eens een poging deed,
Tot werk’lijke volmaking.
Wanneer de groten nu eens niet,
Op twee gedachten hinkten,
En als de mens bevrijd zou zijn,
Van dierlijke instincten.
Wanneer een luide vredesroep ,
Ons uit de slaap zou wekken,
Opdat de mensheid dan opnieuw,
De lente zou ontdekken.
Een wereld waar het goed kon zijn,
Voor mensen in te wonen,
Waarin opnieuw ons bloem en blad,
Hun rijke schoonheid tonen.
Een wereld waarin het goed kan zijn,
Wanneer de mens genezen,
Van haat en hartstocht werk’lijk tracht,
Om weer een mens te wezen.
Wanneer een gouden vredeskroon,
Die mensheid weer zou sieren,
Wat zou het dan een vreugde zijn,
Dit lentefeest te vieren.

60-Jarig ambtsjubileum huisarts Meinders
Dinsdag 21 Maart vierde Dr A. Meinders zijn 60-jarig ambtsjubileum. Bij monde van Burgemeester van Hoogstraten werd de jubilaris namens de gemeente gehuldigd en werd hem een fraai gebonden Duits standaardwerk aangeboden, getiteld: „Berühmte Arzte” met korte biographiën en foto’s of reproducties van afbeeldingen van voormalige bekende Europese doktoren; o.a. een artikel over de vermaarde Leidse Dr Boerhave. Bij de aanbieding waren tevens de weth. aanwezig en de krasse jubilaris en ook zijn zoon namen met belangstelling kennis van de inhoud. Het is maar weinigen gegeven dat zij op zo lange staat van dienst mogen terugzien, en dat te meer, daar Dr Meinders nog dagelijks de praktijk waarneemt. Toen we hem j.l. Dinsdag feliciteerden, vertelde hij ons dat, toen hij voor 60 jaar in Hengelo kwam er geen arts was, de mensen waren toen aangewezen op naburige gemeente. Er waren er die middag tal van families die al die 60 jaren Dr A. Meinders als huisarts hebben gehad. Het was druk op de receptie, tal van notabelen onder wie het Dag. Bestuur onzer gemeente, de beide artsen, predikanten, pastoor Ydema en besturen van Coöperatie’s en Verenigingen drukten hem hartelijk de hand en spraken hun gelukwensen uit. Lief en leed heeft hij in die 60 jaren met onze gemeente gedeeld. Des avonds brachten hem de beide muziek corpsen een serenade welke door de jubilaris op hoge prijs werd gesteld.

1 april 1950
VOOR ONS (gedicht)
Onze Heiland hangt aan ’t kruis,
waar Hij leed door vele wonden,
stierf de dood voor onze zonden,
ging ons voor naar ’t Vaderhuis.
Jezus gaf voor ons Zijn bloed,
’t welk gestort werd ter bevrijding,
voor ons heil en toebereiding,
voor het eeuwig, zalig Goed.
Hij ging voor óns in de dood,
om een Voorspraak ons te wezen,
en van zonde ons te genezen,
welk een daad, oneindig groot.
Ja, Hij stierf voor ons de dood,
maar die dood bracht óns het leven!
Wat kan ons dan nog doen beven?
Christus helpt uit alle nood.
Mijn verlosser ging in ’t graf;
maar God-lof! Hij is verrezen,
troont naast ’t Eeuwig Opperwezen,
Die Hem daar Zijn plaats hergaf.
Vader, leer ons dit verstaan:
dat G’ Uw Zoon ons hebt gegeven,
opdat w’ eeuwig zouden leven,
en niet door Uw toorn vergaan!

Ingezonden stukken. (Buiten verantwoordelijkheid der redactie)
Geachte lezers. In een der gehouden vergaderingen der Muziekver. „Concordia” in zaal Maresch, werd met alg. stemmen een nieuw lid aangenomen (ex-Landwachter en dergelijke.) Met dit besluit kon ondergetekende zich niet verenigen. 25 Jaar is ondergetekende lid van de muziekver. „Concordia” geweest en ziet zich thans genoodzaakt te bedanken, ofschoon hij met veel plezier de repetities heeft bijgewoond en met veel genoegen met het bestuur heeft samengewerkt. Zeer veel
heeft ondergetekende medegemaakt tijdens de bezettingsjaren. Ontzaglijk is het verdriet aangedaan door de Hollandse N.S.B.ers. Met 10 duizenden zijn mijn geloofsgenoten terechtgekomen in de gaskamers, waaronder leden en ook uw oud-voorz. Jacob Philips. Mijn eigen leed waarover ik sprak is u bekend. Moeten we nu dergelijke personen die aan deze gruwelen ons aangedaan en hebben medegewerkt, maar weer met open armen ontvangen? Mijn antwoord is neen. Met dergelijke mensen kan ik geen muziek maken en het is alleen om die redenen dat ik voor het lidmaatschap moest bedanken. U mijnheer de redacteur dankzeggend voor de verleende plaatsruimte verblijf ik met de meeste hoogachting Jaap Meijers, Regelinkstraat 15 Hengelo-Gld.

Goed nieuws voor bezitters van hulpmotoren
Van regeringszijde wordt medegedeeld, dat alle merken hulpmotoren o.a. Berini, Cyclex, EFASpeedwheel, Le Poulain, Rex, Solex VAP en Mosquito vrij door de bestuurders mogen bereden worden, zonder in het bezit te zijn van een rijbewijs. Ook behoeft het rijwiel niet voorzien te zijn van een nummerbord, hoorn of spiegel. Een hulpmotor wordt niet beschouwd als motorrijtuig. Wel moet de berijder de wegenbelastingkaart in zijn bezit hebben, waarop de belasting is betaald.

Bekroonde slager
Op de te Utrecht gehouden Internationale Slagersvakwedstrijd behaalde onze plaatsgenoot W. E. Putman, Raadhuisstraat 10 alhier met zijn inzending Grove Gelderse Rookworst een eerste prijs en een eervolle vermelding voor Rookvlees en Boterham worst Voorwaar een mooi resultaat.

Brievenbus bij de Spannevogel
Men deelt ons mede, dat er aan de Vordenseweg bij de Spannevogel een brievenbus wordt geplaatst, ten behoeve van de bewoners.

8 april 1950
OPGESTAAN! (gedicht)
(Matth. 28: 1-7)
Afgewenteld is de steen:
Jezus heeft de dood verwonnen!
d’ Engel zat daar. slechts alleen;
nauw’lijks was de dag begonnen.
Jezus uit het graf gegaan,
Jezus leeft! Is opgestaan !
Vrouwen, vreest niet, ’t feit is daar,
hoor de boodschap, hoor Gods woorden!
Jezus kwam uit ’t graf, voorwaar,
zingt met blijde lofaccoorden.
Looft God’s grote wonderdaden!
Jezus leeft! Is opgestaan!
Zie de plaats, zie ’t lege graf,
en ga daarna haastig henen;
Jezus, die Zijn leven gaf, is herrezen !
Waarom wenen ? Juicht!
Heft d’ overwinningsvaan!
Jezus leeft! Is opgestaan!
Pasen, overwinningsfeest,
voor wie in de Zoon geloven.
Die gestorven is geweest, maar herrees!
Niets kan ons roven ’t heilsfeit;
’t brengt ons zegen aan:
Jezus leeft! Is opgestaan!
JO SPIEGELS


Ingezonden stukken (Buiten verantwoordelijkheid der redactie)
Geachte Redactie. Naar aanleiding van het ingezonden stuk van de hand van de heer Meijers in uw vorige editie zij het ons vergund enkele opmerkingen te maken, ter verduidelijking van de door inzender geschetste omstandigheden, die geleid hebben tot het door ons betreurde besluit van de heer Meijers om onze vereniging te moeten verlaten. In de eerste plaats heeft het ons pijnlijk getroffen dat genoemde heer het nodig heeft gevonden om op een dergelijke wijze te ageren tegen een met bijna algemene stemmen genomen besluit, aangezien daardoor de indruk wordt gewekt als zou met de gevoelens van inzender niet voldoende rekening zijn gehouden. Wij hebben het echter zeer goed beseft dat het voor, hem gezien zijn ervaringen in de bezettingstijd moeilijk moest vallen zich voor aanneming van het bedoelde lid uit te spreken, echter hoopten we dat de tijd in zoverre de wonden had genezen dat hij zich bij een besluit van de vereniging, hoe die ook mocht uitvallen, zou neerleggen. In verband daarmede is aan de inzender op de bewuste vergadering meer dan voldoende gelegenheid gegeven zijn eventuele bezwaren tegen een aanneming van het opgegeven lid kenbaar te maken, en dringend verzocht dit op de vergadering te doen, en niet na afloop daarvan op straat en zoals nu in een ingezonden stuk. We kregen echter slechts enige opmerkingen te horen in negatieve zin, doch geen concreet afwijzend standpunt, met het resultaat dat er gestemd moest worden met bovenvermelde uitslag. Nog pijnlijker trof het ons echter dat de inzender ook de nagedachtenis van enige onzer in de bezettingstijd verloren leden, heeft betrokken in een perspolemiek. Niemand meer dan wij kunnen dieper betreuren dat wij op zo’n droevige wijze enkele van onze beste leden hebben moeten missen, en dan denken wij in ’t bijzonder aan hem die enige tijd onze voorzitter is geweest wijlen Jacob Philips. Bij de aanmelding van de door de inzender genoemde persoon als lid, hebben we dit alles terdege overwogen; dat we desondanks niet bij voorbaat een afwijzend standpunt hebben ingenomen tegen aanneming en een beslissing aan de leden hebben overgelaten, is juist, omdat we meenden te handelen in de geest van genoemde oudvoorzitter die we  ebben gekend als een humaan en verdraagzaam mens, ook ten opzichte van tegenstanders en vijanden en die een dergelijke actie als nu ondernomen door inzender, zeker nooit goedgekeurd zou hebben. En verder hebben we ons laten leiden door de richtlijnen, die van hogerhand worden gegeven, en waarin er steeds op wordt gewezen dat het  noodzakelijk is, dat gedeelten van ons volk dat in de bezettingstijd uit de koers geraakt is, na hun bestraffing, weer op te nemen in de gemeenschap, omdat het voor de opbouw van ons land en ons volk niet bevorderlijk zou zijn, dat een niet onbelangrijk deel daaraan niet deelneemt en als uitgestoten terzijde blijft staan. Geen gemeenschap kan opgebouwd worden als het ene gedeelte haat en wraak blijft koesteren ten opzichte van het andere gedeelte. De opmerking van inzender over zijn prettige verstandhouding met het bestuur en zijn plezierig repetitiebezoek zullen we hierbij maar terzijde laten. Wij achten ons standpunt met bovenstaande gegevens voldoende belicht en zullen van onze zijde deze onverkwikkelijke manier van debatteren maar als afgedaan beschouwen. Hen die een en ander misschien nog niet geheel duidelijk is, kunnen zich ten allen tijde voor nadere uiteenzettingen vervoegen bij het bestuur. De Redactie van dit blad dankzeggend voor de verleende plaatsruimte tekenen wij namens het Bestuur. Hoogachtend, G. Lenderink, voorz. R. H. Groot-Wassink, secr.

Goossens

Goossens

15 april 1950
Ons Lentelied (gedicht)
Wees gegroet, wees gegroet, o schone lentetijd. (Cath. v. Rennes)
Hart’lijk welkom lieve lente,
Met je frisse, gulle lach,
Als je even nog zo doorgaat,
Haal ‘k m’n schaatsen voor de dag.

Vrijdag heb ik in m’n tuintje,
Nog wat bloemetjes gezaaid,
Zaterdag is heel het zaakje,
Naar de buren toegewaaid.
Maandag heb ik toch maar even,
De kolenman weer opgebeld,
En ik heb, je kunt niet weten,
Twee mud anthraciet besteld.
Moet ik nu m’n pen nog vatten,
Voor een heerlijk lentelied?
Hoe kom ik in juiste stemming,
Nu het pijpenstelen giet?

Feest of Herdenking ?
We zullen binnen enkele weken de bevrijding weer vieren en zoals grote gebeurtenissen immer haar schaduwen vooruit werpen, lees ik er in vele bladen en blaadjes artikelen en ingezonden stukken over. De een vindt, dat de viering van onze bevrijding te dicht bij de tegenwoordige Koninginnedag valt, men wil de datum verschuiven en noemt daarvoor de 31e Augustus, de oude Koninginnedag. In sommige streken wenst men de dag van de eigen bevrijding uit het verleden op te rakelen. Vooral in het Oosten en in het Noorden van het land heb ik deze geluiden opgevangen. En dan zijn er nog de klachten over de lakse viering van het bevrijdingsfeest, die men in sommige steden en dorpen heeft geconstateerd. Zeg niet, dat u niet begrijpt, waarover de mensen zich druk maken. Er zijn onbenulliger ingezonden stukken geschreven, dan over het bevrijdingsonderwerp. Maar juist bij deze feestviering zijn er dingen, die ik niet goed begrijp. De vijfde Mei moet worden herdacht …niet gevierd. Het is niet mogelijk, een dag tevoren de doden te herdenken, dan de halfstoks hangende vlag te hijsen en….feest te gaan vieren. Dat is een monstrum. Wie indertijd op de gedachte is gekomen, de viering van onze vrijheid, die zeker een feestviering waard is te koppelen aan de herdenking van de doden, heeft een psychologische fout gemaakt. Of het een, of het ander. Men viere feest voor onze vrijheid óf men herdenkt, gepast en sober degenen, die in de strijd voor onze vrijheid zijn gevallen. De mens kan zich nu eenmaal niet in de tijd van enkele uren omschakelen en toch wordt telkenjare deze omschakeling gevraagd door degenen, die aan een feestdag een dodenherdenking koppelden. Laat men nu, in het vijfde jaar der herdenking eindelijk eens vaststellen wat men wil: herdenking of feest. Een dodenfeest is niet mogelijk. Zou men dit handhaven, dan.. . is de Nationale Feestdag ten dode opgeschreven. Wenst men een Nationale Feestdag: goed dan ook een feest. Wil men een Nationale Herdenking, zoveel te beter. Maar dan geen feest, dan alleen een plechtige dodenherdenking, dan alleen een twee minuten stilstand, dan alleen plechtige bijeenkomsten, waarin de verdiensten van hen, die voor ons vaderland het hoogste gaven, door deskundige en goede sprekers in het licht worden gesteld. Een feest én een dodenherdenking gaan nu eenmaal niet samen. KANTMA

Distributie brandstoffen per 1 mei beëindigd
De Minister van Economische Zaken, gehoord de Adviescommissie voor de Huisbrandstofvoorziening. heeft besloten, de distributie en rantsoenering van vaste brandstoffen voor huisbrand en kleinindustrie met ingang van 1 Mei 1950 te beëindigen. Dit houdt in, dat bij aankoop van deze brandstoffen (met inbegrip van antraciet en eierbriketten) van genoemde datum af geen bonnen of vergunningen meer nodig zijn.

22 april 1950
Export op papier (gedicht)
De minister betuigde zijn instemming met een plan. hem voorgelegd door een afdelingschef bij Philips, om in September met een schriftelijke opleiding voor exportkunde te beginnen,
(krantenbericht)
Goed zo, Nederlandse heren,
Goed zo, heren van Philips!
U geeft onze excellenties,
Gratis waardevolle tips.
U kunt zorgen voor een cursus,
En voor lesjes in export,
Waardoor Jan of Piet of Klaasje,
Schriftelijk deskundig wordt.
Iedereen terzake kundig,
Na zo’n schriftelijke les,
Let maar op, na enk’le maanden,
Wordt de export een succes.
Nederland moet exporteren,
En heeft tevens de primeur,
Van een schrift’lijk opgeleide,
Zeer deskundig exporteur.
’t Is nog niet zo lang geleden,
Dat men óók zo iets begon,
Dat je na een drie daagse cursus,
Burgemeester worden kon.
Ik heb zelf nu al ideeën,
Voor een nog veel groter plan,
Namelijk : een cursus,
hoe je Excellentie worden kan!

Café Concordia (tijdelijk) gesloten
Wij maken U erop attent dat het feestgebouw “Concordia” nog steeds openstaat voor het geven van Bruiloften en Partijen ook met sterke drank. Alleen is het noodzakelijk gebleken om binnenkort ons café tijdelijk te sluiten voor het publiek, d.w.z. voor gewoon café bezoek dus niet voor besloten vergaderingen enz. In verband hiermede doen wij een dringend beroep aan particulieren om hun partijen en aan verenigingen om hun te houden uitvoeringen zo vroeg mogelijk aan ons op te geven, opdat wij een en ander zo goed mogelijk kunnen regelen. Wij weten ons geruggesteund door het vertrouwen van het overgrootste deel van het Hengelose publiek, en dat geeft ons de moed om ondanks alle moeilijkheden door te gaan; wanneer U ons dit vertrouwen blijft geven zullen ook deze moeilijkheden zich ter zijner tijd hopelijk vanzelf weer oplossen. H. BOERMAN

Officiële bonaanwijzing voor koffie
Het Bedrijfschap voor Granen, Zaden en Peulvruchten te ‘s-Gravenhage heeft bon 444 Algemeen aangewezen voor het kopen van 125 gram koffie. Deze bon kan met ingang van Vrijdag 21 April 1950 worden gebruikt en blijft geldig voor het kopen van koffie bij de detaillist tot en met 6 Mei 1950. Het rantsoen moet wederom dienen voor zes weken, zodat de eerstvolgende bonaanwijzing op 1 Juni 1950 zal plaats vinden.

29 april 1950
LEOPOLD of BOUDEWIJN (gedicht)
Neen, het is nog niet in orde,
In het goede Belgenland,
Wat het strakjes daar moet worden,
Dat gaat boven mijn verstand.
Men is nu aan ’t marchanderen,
De regering looft en biedt,
U mag straks wel wederkeren,
Maar regeren mag U niet.
Kijk u was wel wat voorbarig ,
U wil wel graag Koning zijn,
Maar uw zoon is meerderjarig,
Dus nu wordt het Boudewijn.
Boudewijn werd wijzer, oude,r
En heeft ook wat minder praats,
Boudewijn wordt stedehouder,
En regeert dan in uw plaats.
Ik heb vroeger eens gelezen,
In een buitenlandse krant,
Dat een vorst ’t symbool moet wezen,
Van de eenheid van zijn land.
Belgen, één ding wil ik zeggen,
Dit is ons weer goed geleerd,
Wij buren zijn weer dubbel dankbaar,
Dat Juliana hier regeert.

Behandeling ouden van dagen
Vervolgens gaf hij een kort historisch overzicht van de „behandeling” der ouden van dagen, vanaf de vroegste tijden tot heden. Reeds het vijfde gebod bewijst dat de eerbied voor de ouden toen al te wensen overliet, daar dit anders zeker niet als een gebod zou zijn ingesteld. En in de loop der eeuwen is deze toestand vooral niet verbeterd. De oudste bewoners van ons land, de Germanenstammen, kenden alleen weerbare die bezittingen mochten hebben. Wie niet weerbaren
was, was automatisch arm. En nog voor 100 jaar werden in de toenmalige armenhuizen oude mensen mishandeld, zoals spr. aantoonde uit de geschiedenis van het diakenhuismannetje, dat Nic. Beets vertelde in zijn Camera Obscura. Bewogen met het lot der ouden van dagen werd in 1900 in Arnhem door een schoolmeester en een apotheker de Bond voor Staatspensionnering opgericht. Reeds 50 jaar heeft deze Bond op de Bres gestaan voor de belangen der oudjes. Veel werd bereikt maar het doel is nog niet verwezenlijkt. Wolken verduisteren nog de zon. Door onze 2 sterke wapens: de logica en de naastenliefde, zullen we kunnen overwinnen.

Bouw op tempo
In versneld tempo wordt de achterstand op het gebied van woning en utiliteitsbouw ingehaald, waardoor de vraag naar bouwmaterialen nog steeds zeer groot is. Van een terugslag in deze branche is dan ook geen sprake. Opvallend was het grote aantal experimenten, dat op dit gebied werd ondernomen. De Nederlandse bouwmachines en machines voor de wegenbouw zijn van een dusdanige kwaliteit en worden tegen zulke voordelige prijzen aangeboden, dat de buitenlandse concurrentie weinig invloed heeft gehad. Daarentegen werden diverse exportorders geboekt.

6 mei 1950
De Tiende Mei (gedicht)
Eens zullen onze kind’ren vragen :
„Waarom herdenken wij de tiende Mei?”
Verhaalt hun dan van angstig droeve dagen
Van schennishand en Nazi-heerschappij.
Maar dan, dan zult ge ook gewagen
Van heldenmoed en eind’lijk kerend tij,
Hoe ’t volk, na vijf jaar lang dit juk te moeten dragen
Mocht, jubelen: „Ons Nederland is vrij”.
Wat ook de vijand in die vijf jaar mocht vernielen
Bij ’t eerst klaroengeschal stond heel ons volk gereed
Brandt niet de haat in deze kinderzielen
Want haat voert weer naar oorlog en z’n leed
Verhaal hun wel, hoe velen voor de vrijheid vielen
Opdat men nooit de 10e Mei vergeet.

Onderscheiden
Van het Hoofd-Bestuur Ned. Rode Kruis ontving Weth. J. H. Tijdink, alhier het Herinneringskruis 1940—1945 als bewijs van grote erkentelijkheid voor het werk in Roode Kruisdienst verricht ten tijde van de bezetting, de bevrijdingsstrijd en gedurende de eerste periode van herbouw van het Vaderland. »Estudaverma”

Mandoline-club Estudaverma
Vrijdag 28 April werd er in Hengelo ook een Mandoline-club opgericht met 22 leden. Als naam werd gekozen: „Estudaverma”, (Eerst studeren dan vermaak). We verwijzen naar de adv. in dit no. voor verdere bijzonderheden.

13 mei 1950
Moederdag (gedicht)
De tweede Zondag van de Meimaand,
Wordt nu Moederdag gevierd,
Moeder, die met zoveel zorgen,
Ieder ding in huis bestiert.

Moeder, die het nooit laat merken,
Ook al valt het werk vaak zwaar,
Moeder zal er wel voor zorgen,
Knoopt de eindjes aan elkaar.
Eig’lijk zegt het woordje moeder,
Voor ons allen al genoeg,
Zij, die zoveel deed voor and’ren,
Nooit iets voor zich zelve vroeg.
Moeten wij haar dag niet vieren?
Al verdient de bloemenman,
Door ontroerende reclame,
Er een aardig duitje an?
Het is allemaal wel aardig,
Zulk een speciale dag,
Maar ’t zou moeder toch plezier doen,
Als men dat eens anders zag.
Moederdag is niet gebonden,
Aan een speciaal seizoen,
Kind’ren kunnen, da’s mijn mening,
Nooit te veel voor moeder doen.
Geef haar Zondag maar wat bloemen,
Begroet haar met een extra lach,
Laat het moeder echter merken:
Elke dag is moederdag.

Brandweerdemonstraties te Hengelo-Gld
Maandagmiddag hadden bovengenoemde demonstraties plaats. Daartoe door het Gemeentebestuur uitgenodigd, hadden een groot aantal genodigden zich bij „De Olde Kaste” verzameld om de eerste demonstratie bij te wonen, die tot doel had aan te tonen, dat bij het in brand geraakte perceel met de eerste straal van de „haspel onder druk” de brand gedurende 55 minuten kan worden bestreden. Tal van gemeentebesturen uit omliggende gemeenten woonden deze demonstratie bij. Burgemeesters van Vorden, Zelhem, Doetinchem, Almen (met de gehele raad), gemeentebestuur van Ruurlo, Burgemee ster Heersink en Weth. van Steenderen, Brandweercommandant met manschappen uit Doetinchem en Hummelo en Keppel en de reeds genoemde plaatsen en onze plaatselijke overheid met de raadsleden. Toen deze demonstratie met goed gevolg verlopen was, werd bij de grote kerk andere proeven genomen. In de eerste plaats zagen wij tot welke prestatie alleen een tankwagen in staat is. Onder een druk van tien atm. werd tot een hoogte van ruim 40 meter gespoten. We stonden verbaasd te kijken dat over de wijzerplaat van de Ned. Herv. Kerk werd gespoten.

20 mei 1950
De reddende Burgemeester (gedicht)
Een reiziger, die plotseling met een vliegtuig voor zaken naar Parijs moest, werd door de douane
tegengehouden daar zijn pas was verlopen. De burgemeester van Amsterdam, die met bet zelfde
vliegtuig mee ging, bracht redding.

Een meneer moet naar Parijs toe,
En omdat er haast bij was,
Had hij eig’lijk niet gerekend ,
Op verlenging van zijn pas.
De douane, onverbid’lijk,
Stuurde hem netjes rechtsomkeert,
Toevallig dat de burgemeester,
Het loketje ook passeert.
De meneer nam gauw zijn kans waar,
Schoot de burgervader aan,
En de burgemeester sprak toen,
„Daar moet maar wat aan gedaan.”
En terwijl meneer heel dankbaar,
Handen schudt en tranen plengt,
Heeft de burgemeester even,
Het paspoort met een maand verlengd.
O, wat heb ik toch gemopperd,
Op meneer de ambtenaar,
En zó staat een burgemeester,
Voor zijn clientèle klaar.
Als ik nog eens naar Parijs moet,
Of de Middellandse Zee,
Neem ik maar, dat lijkt me mak’lijk,
Ook een burgemeester mee.

De heer Geurts met pensioen.
Naar men ons mededeelt gaat de heer L. J. Geurts, die sinds 1915 als hoofd heeft dienst gedaan aan de R.K. School alhier, met ingang van 1 Aug. wegens het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, het ambt neerleggen. Hij zal zich alsdan te Raalte vestigen. In zijn plaats is benoemd de heer W. Geurtzen, thans als onderwijzer aan genoemde school. De heer Geurts is thans nog een goede kracht in de ver. het Groene Kruis, jarenlang is hij daarvan  penningmeester en ongetwijfeld zal het ons vreemd aandoen hem niet meer op zijn plaats te zien. We zullen hem dan ook noode zien heengaan. Wij wensen hem verder dat hij nog menig jaar van de welverdiende rust in zijn nieuwe
woonplaats mag genieten.

Inwisseling Bankbiljetten van Tien en Honderd gulden.
In tegenstelling met de lopende geruchten wordt medegedeeld, dat de inwisseling der, per 1 Juni waardeloos wordende bankbiljetten van f 10.- en f 100.- niet op de postkantoren kan geschieden. Tot deze inwisseling zijn uitsluitend aangewezen: De Nederlandse Bank, met haar bijbank te Rotterdam haar agentschappen en haar correspondentschappen.

27 mei 1950
Dankbaar Nederland (gedicht)

Nederland is dank verschuldigd,
Dankbaarheid aan Canada,
’t Wil die dank doen vergezellen,
Met het werk van Hobbema.
Dit besluit bracht veel beroering,
Bij kunstlievend Nederland,
Hobbema is vrees’lijk zeldzaam,
Dus ze schreeuwen moord en brand.
Deze gift leidt tot verarming,
Van ons rijke kunstbezit.
En men schrijft aan de regering,
Als het kan: bespaar ons dit!
Wilt ge nu uw dank betuigen,
Geef een ander schilderij,
Op de grote stille velden,
Staan de kruisen rij aan rij.
Kruisen, een eenvoudig teken,
Kruisen bij ’t soldatengraf,
Van een man, die eens zijn leven,
Voor ons aller vrijheid gaf.
Dank zij deez’ bevochten vrijheid,
Gaat het Nederland weer best.
Neêrlands dank uit zich ten slotte,
In een onbesuisd protest.

Laat de paardensport nobel blijven
De weiden worden weer groen, het vee gaat naar buiten en in de paardenwereld wordt thans ernst gemaakt met de training van de concourstuig- en springpaarden zo ook van de dravers. De welgevulde, ik mag welhaast zeggen, de overvulde lijst der diverse concoursdata in de vakbladen gaat weldra ter perse. Wat geeft dat alles weer een werklust, een ijver, een energie. Een paard te trainen en klaar te maken voor het a.s. seizoen, voor mogelijke successen straks. Wat een voldoening schenkt het de mens. Laten wij nog eens even terugdenken aan de bezettingsjaren. Paarden, die gevorderd werden, onze mooie paarden met de bezetters er op, onze „gedoken” paarden en hoe al die oude, uitgemergelde, hongerige dieren met veel te zware vrachten langs ’s Heren wegen voortzeulden. En nu, schitterende typen, goed verzorgd en goed gevoed. Wat is dat weer mooi, wat is dat prettig om te hebben en om naar te kijken. Maar nu een vraag: Wat dunkt U, lezer of lezeres, hoe zou nu een paard het vinden om b.v. met zeer zware ijzers of heel scherp opgezet, een te zware stang, een te hoge staartwrong, in de vliegentijd soms een half uur lang „zijn extra gangen”, dus niet zijn gewone, te showen en vervolgens met slaande flanken, druipend van het zweet wel of geen prijs te krijgen? Zie verdere tekst in de reclame.

Een nieuwe veerpont Olburgen – Dieren
Voor het eerst na de oorlog is voor de verbinding Olburgen-Dieren weer een veerpont in de vaart gebracht zodat ook weer voertuigen overgezet kunnen worden. Voor Olburgen is hiermee in een lang gevoelde behoefte voorzien.

3 juni 1950
Dronken achter het stuur (gedicht)
Telkens weer wordt gewag gemaakt van verkeersongelukken, veroorzaakt door dronken of halfdronken automobilisten. Onze dichter liet zo’n individu de eerste strophen aan het woord.
Vooruit maar jongens, rijdt maar raak,
Gun ieder diertje zijn pleziertje!
Wij drinken eerst nog even gauw,
Een borrel of een biertje.
Vooruit maar, kruip weer achter ’t stuur,
We laten weer de motor ronken,
We hebben strakjes één excuus,
„We waren slechts een beetje dronken!”
We hebben toch zo’n schik gehad,
We haalden honderd kilometer,
De man, die ‘k aanreed op de weg,
Is volgend jaar misschien weer beter.
We kruipen met een dolle kop,
Weer lekker in die mooie wagen,
En of het wel verantwoord is,
Dat moet je nou niet aan ons vragen.
Geen alcohol bij snelverkeer,
Dat zijn maar van die holle leuzen,
We leven toch maar éne keer ?
Lang leve onze rode neuzen.
Zij dronken zo maar voor plezier,
Een stuk in hunne kragen,
De dood is mede-passagier,
Maar wie bestuurd de wagen?

AANSCHAFFING 2e TANKAUTO voor de Hengelose Brandweer BRAND! onze grootste vijand
De resultaten, bereikt met onze nieuwe gemeente, tankauto bij de brandweer zijn schitterend. Dit zou nog meer afdoende worden wanneer een tweede kon worden gekocht. De gemeente financiën laten dit echter niet toe. Op initiatief van de bewoners van een der buurtschappen is een bijeenkomst belegd van de besturen van de Stichting van de Landbouw en de Winkeliersvereniging, welke gezamenlijk hebben besloten een actie te beginnen voor dit doel. Om te beginnen zal met goedkeuring van het gemeentebestuur op a.s. Woensdag 7 Juni een demonstratie van de voor enige weken in dienst genomen tankauto worden gegeven in verschillende wijken van de gemeente en in het dorp bij de Kerk der N. H. Gemeente. De bedoeling van deze demonstratie is, om ieder in de gelegenheid te stellen het nut en de noodzakelijkheid van de aanschaffing van een 2e tankauto te laten zien. Laten de ingezetenen hiervan een goed gebruik maken. Bij de demonstratie om 8 uur in ’t dorp is het vooral de bedoeling om de voordelen van de tankwagen uit te laten komen wanneer er water in de buurt is. Tergelegener tijd zullen de ingezetenen door de plaatselijke commissie voornoemd bezocht worden om een bijdrage voor dit doel. De Besturen van de Stichting v. d. Landbouw en de Hengelose Winkeliersvereniging.

10 juni 1950
Het is altijd wat anders (gedicht)

D’ene Zondag zit je lekker,
Bij een kachel, die weer brandt,
D’andere Zondag lig je,
In je badpak op ’t strand.
’s Maandags ga je naar kantoor toe,
Met een zon-verbrande arm,
Dan je loopt al weer te mopp’ren,
Deksels, ’t is nu veel te warm.
Je zou brieven willen schrijven,
Naar de heren van de Bilt:
,,Zorgt u voor een beetje koelte,
Liefst wat spoedig als u wilt”.
Dan maakt de natuur ons strakjes,
Met een enkel buitje blij,
Maar toch moppert heel de bende,
’t Mooie weer is weer voorbij.
’t Is te koud of ’t is te warm weer,
’t Is te droog of ’t is te nat,
Nimmer zijn we echt tevreden,
Er mankeert nog altijd wat.
En zo worden de humeuren,
Steeds weer door het weer vergald,
Eén raad zou ik willen geven,
Neem ’t maar zoals ’t valt.

Uit de raadsvergadering
B. en W. stellen voor aan de Stichting „Het Centrum voor Kraamzorg” voor 1950 een subsidie te verlenen van f57,50 berekend naar 25 cent per verzorgingsdag ten behoeve van ingezetenen dezer gemeente over ’49. De hr Oldenhave had het beter gevonden met behandeling van deze subsidieaanvraag te lichten tot de begroting voor 1951. Hij vindt het minder juist tussentijds nieuwe subsidies te verlenen. Weth. Tijdink zegt, dat B. en W. het met de opvatting van de heer Oldenhave wel eens zijn, maar omdat het hier slechts een gering bedrag betreft, hebben zij niet het oog op het nuttig werk, dat de Stichting doet, geen aanleiding gevonden, hel verzoek aan te houden. Meer en meer blijkt dat de z.g. burenhulp bij bevallingen niet meer bevredigt en dit besef zal nog verder moeten doordringen, üok de heer Jansen is van oordeel, dat liet geen aanbeveling verdient. subsidie= aanvragen anders dan bij de jaarlijkse begroting te behandelen.

Dienst KRO uit KEIJENBURG
Zondag van half negen tot half tien zal er vanuit de parochiekerk alhier over de KRO een Kerkdienst uitgezonden worden. De predikatie houdt de Weleerw. heer kapelaan Terborgh, terwijl de liturgische mis gezongen door leden van de korenbond dekenaat Zutphen, zullen worden uitgevoerd. Dit zal onder leiding staan van dirigent van Stokkum uit Zutphen.

17 juni 1950
Vacantievreugd (gedicht)

Zo, we gaan weer met vacantie,
Naar de bossen of het strand,
En we zullen weer genieten:
Lekker lui en bruin gebrand.
Iedereen heeft zo z’n plannen,
Voor vacantiedagen klaar,
Ha, vacantie! écht vacantie,
Fijnste tijd van ’t hele jaar!
Een paar dagen fijn naar buiten,
Mooie tijd voor sport en spel,
Of een weekje branie spelen,
In een eerste rangs hotel.
Maar de bakker en de melkboer,
Zeggen nu toch weer met klem,
Ga gerust wat met vacantie,
Doch niet met het geld van hém.
Wandel door de schone bossen,
Wandel over veld en hei,
U zult meer nog génieten,
Onbelast en schuldenvrij.
Fiets maar door de schone dreven,
En ontvlucht de grote stad,
Bij uw terugkeer vindt u toch wel,
Lieftincks aanslag op uw mat!

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir A. S. Tuinman
In het najaar 1946 werden besprekingen met Canadese autoriteiten geopend over de mogelijkheid tot emigratie van Nederlanders naar Canada. Aangezien de Canadese regering toen haar officiële politiek nog niet had vastgesteld, hadden deze besprekingen geen onmiddellijk resultaat. Zij werden echter voortgezet en hoewel daarvóór reeds enige individuele emigranten en honderden z.g. oorlogsbruidjes tot Canada werden toegelaten, werd officiële emigratie van Nederlanders naar Canada ingeluid op 26 Juni 1947. Op die datum voer het m.s. „Waterman” met ruim 1100 passagiers aan boord de gepavoiseerde haven van Montreal binnen onder de tonen van het Wilhelmus begroet door de Nederlandse Ambassadeur in Canada en vele anderen. Het begin was moeilijk. Van Canadese zijde gaf men te kennen toe te willen geven aan het Nederlandse verlangen om bepaalde emigranten toe te laten doch dat in het begin de organisatie daarvan en de verantwoordelijkheid daarvoor bij Nederland zou moeten berusten, aangezien het Canadese apparaat tijdens de oorlog sterk was ingekrompen en op dat ogenblik niet in staat was de verantwoordelijkheid voor de toevoer van zovele emigranten op zich te nemen. Het leek voor Nederland van het grootste belang als een van de eerste landen van de mogelijkheden die Canada na de tweede wereldoorlog biedt, gebruik te maken en zich op emigratiegebied als een van de eersten een goede reputatie op te bouwen waarop in latere jaren gesteund zou kunnen worden. Daarom werd, ondanks grote organisatorische moeilijkheden, besloten deze gelegenheid aan te grijpen. Dat dit een goede politiek is geweest, is later duidelijk gebleken. Veel is er sinds 26 Juni 1947 veranderd en vergeleken met de onvoldoende – – wij mogen wel zeggen primitieve — middelen waarmede in het begin geïmproviseerd moest worden, is er grote vooruitgang gemaakt. Wie tot Canada worden toegelaten. Behoudens enkele kleine groepen, waarop hieronder onder punt 3 wordt teruggekomen, worden in hoofdzaak slechts twee categorieën Nederlandse emigranten in Canada toegelaten. Wordt vervolgd.

Schoolreisje Piersonschool

Na een 5-daagse trip naar Weerselo keerden de leerlingen van de hoogste klassen van de Ds Piersonschool weer in Hengelo terug. Van het kampeercentrum uit werden diverse bezoeken in de omtrek afgelegd. Hoogst voldaan over deze reis keerde de jeugd in hun ouderlijke woningen terug.

24 juni 1950
Wat is nou eig’lijk vrede (gedicht)

Krantennieuws en nieuwsbericht:
Wat op de wereld wordt verricht,
Dat kun je lezen, horen.
Van wat er zo wordt uitgespookt,
Wordt opgehitst en opgestookt ,
Dat tuit vaak in m’n oren.
Sigaren zijn belastingvrij,
Wat ben ik blij; wat ben ik blij.
Gelukkig voor de klanten!
Maar ho, daar lees ik in de krant:
Dit bofje is niet voor de klant,
Maar voor de fabrikanten.
Het brood gaat straks in prijs omhoog,
En dat vertellen ze zó droog,
Alsof het werk’lijk niks is.
Vooruit, leg straks je geld maar neer,
De kleine man betaalt wel weer,
Alsof een tientje een riks is.
Het bier is best, de melk is best,
Het fruit is goed en heel de rest,
Zit vol met vitamine.
Ik koop geen dure boter, nee,
Want vitamine A en B,
Zit in de margarine.

Al zit het zaakje in de knoop,
We leven nog, dus is er hoop,
Maar wie deelt mij eens mede,
De vraag zeurt telkens door mijn kop.
Kom, geef me daar eens antwoord op,
WAT IS NOU EIG’LIJK VREDE.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Wie tot Canada worden toegelaten.
1. Z.g. naaste verwanten van personen die reeds in Canada woonachtig zijn. Hieronder vallen in Nederland woonachtige familieleden, t.w. echtgenoot en echtgenote, vader en moeder, zoon, dochter, broer of zuster, tezamen met man of vrouw en eventuele ongetrouwde kinderen, neef of nicht voor zover wees zijnde, dus beide ouders verloren hebbend en jonger dan 21 jaar oud, van in Canada wonende personen. Het aantal emigranten dat hieronder valt, is in vergelijking met de hierna te noemen groep betrekkelijk klein. Naar gelang van het totale aantal Nederlanders in Canada zich uitbreidt, wordt ook deze groep groter. Aangezien de aanvrage tot hun toelating door in Canada woonachtige familieleden wordt gedaan en deze familieleden de emigranten na aankomst opvangen en door de eerste moeilijkheden helpen, levert deze groep de minste zorgen op. 2. Landbouwers (met hun gezinsleden) die bereid zijn, aangezien zij tengevolge van de deviezenbepalingen onvoldoende fondsen kunnen overmaken, moeten dan minstens een jaar in Canada als landarbeider werkzaam te zijn. Deze groep is verreweg de grootste. De betrokkenen beschikken niet over hulp van de familieleden die woonachtig zijn in Canada en voor hen, althans voor de hoofden der families, moet vóór zij worden toegelaten, een werkgever gevonden worden. Niemand wordt n.l. toegelaten indien niet van te voren vaststaat dat hij een werkgever heeft die bereid is hem tenminste voor een jaar in dienst te houden en tevens in staat is voor huisvestingsgelegenheid voor de betrokkene en zijn eventueel gezin te zorgen. Behalve deze twee categorieën, waaronder het merendeel der migranten valt, worden in individuele gevallen ook anderen toegelaten. Technisch is dit, gezien de Canadese voorschriften, moeilijker en meestal is er geruime tijd mee gemoeid voordat de goedkeuring tot toelating verkregen wordt en het aantal is beperkt. Onder deze groep vallen bepaalde wetenschappelijk of technisch geschoolde personen, ambachtslieden die het voornemen hebben zich tot zelfstandig ondernemer op te werken. Deze personen zijn van bijzonder belang voor de ontwikkeling van de handel tussen Canada en Nederland, experts op zeer bepaalde gebieden, waar in Canada behoefte aan is en dergelijke. Hoewel, zoals reeds opgemerkt werd, in vergelijking tot de andere groepen, slechts een beperkt aantal tot de derde groep behorende personen wordt toegelaten, heeft dit toch tot gevolg gehad, dat langzamerhand de meeste Nederlandse bevolkingsgroepen in Canada vertegenwoordigd zijn. Alle emigranten moeten aan zekere eisen wat betreft karakter, gezondheid en vakbekwaamheid voldoen. Men noemt dit „selected immigration”, immigratie bij selectie. Voordat een emigrant tot Canada wordt toegelaten moet het volgende geschieden. a. De emigrant moet zich aan medische keuring onderwerpen. b. Hij moet beoordeeld worden op zijn antecedenten, vakbekwaamheid, karakter en politiek verleden. c. Indien aan bovengestelde eisen is voldaan, moet voor de emigrant de „plaatsing” verricht worden, waarmee bedoeld wordt dat in Canada voor hem een werkgever gevonden moet worden die bereid is een aanvrage tot zijn toelating tot Canada te doen. Is dit geschied dan volgt een onderzoek door de Canadese regering of volgens de door de regering gestelde maatstaven kan worden aangenomen dat de toekomstige werkgever aan zijn verplichtingen kan voldoen en of hij inderdaad voor huisvesting kan zorgdragen. d. Valt ook dit laatste onderzoek gunstig uit, dan wordt
toelating van de betrokkene tot Canada goedgekeurd en kan met de voorbereiding van de reis een begin worden gemaakt. Wordt vervolgd.

1 juli 1950
De boksende wereld (gedicht)

Een „ongeluk” in de ring had te Breda de dood van een 26-jarige bokser tot gevolg. (Krantenbericht)
Heel de wereld doet aan boksen,
Boksen doet de diplomaat,
Boksen doet de woningzoeker,
Boksen maar van vroeg tot laat.
Plannen worden zwaar bekeken,
Ja, men ,,bokst” ze voor elkaar,
Kan men niet met plannen komen,
Zie Korea, boksen maar.
Boksen moet de harde werker,
Om de strijd voor het bestaan,
Boksen, omdat steeds de prijzen,
Zoetjes naar de hoogte gaan.
Velen gaan naar boksen kijken,
De belangstelling is groot :
,,Misschien slaan deze sterke kerels
In de ring, elkander dood.”
Wat verwacht men in een wereld,
Die veel kletst en altijd vecht,
Immer denkt aan beter worden,
Ook al gaat het and’ren slecht.
Sport verdwazing oorlogsdreiging,
De sensatie blijft gelijk,
Doch die dingen zet de wereld,
In z’n narigheid te kijk.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
De medische keuring geschiedt door Canadese artsen, welke werkzaam zijn op het bureau op de Canadese Immigratie-attaché te Den Haag. In het begin vormde een tekort aan artsen of een plotselinge toeloop van een groot aantal emigranten soms vertraging. Door de medewerking van de Canadese regering kon echter in de regel hierin spoedig worden voorzien en thans brengt het tempo waarmede, dit proces wordt afgewikkeld, generlei oponthoud met zich. De medische eisen worden van regeringswege vastgesteld en zijn gelijk voor emigranten van alle nationaliteiten. Nederland heeft hierop geen invloed. De selectie van de emigranten individueel, naar karakter, politiek verleden e.d. is een moeilijke en bewerkelijke aangelegenheid. De Canadese regering gaf in het begin de emigrant te kennen dat de capaciteit van haar dienst in Nederland zo gering was, dat het selecteren van een groot aantal emigranten onmogelijk geacht moest worden. Men verzocht ons, ons in te stellen op een aanvankelijk klein aantal. Dit zou ernstige vertraging van de gehele emigratiebeweging van Nederland tengevolge hebben gehad. Dank zij de medewerking van Canadese zijde en het vertrouwen dat de Canadese autoriteiten toonden te hebben in Nederlandse instellingen, is toen overeengekomen, da t, hoewel de Canadese Immigratie-attachë in Den Haag hierin het laatste woord heeft, de selectie in hoofdzaak zou plaats vinden onder verantwoordelijkheid van de Stichting Landverhuizing Nederland. Hierdoor werd het mogelijk de selectie te doen geschieden door een Nederlandse instelling, die hiervoor door haar samenwerking met andere instellingen een groot apparaat verspreid over het gehele land, ter beschikking heeft. Het gevolg hiervan is geweest, dat de emigratie, welke anders tot een klein aantal beperkt zou zijn gebleven, direct op grote schaal kon worden aangepakt. Uiteraard gaf deze opzet in het begin moeilijkheden door aanvankelijk onvoldoende organisatie van het Nederlandse selectie-apparaat en door afwijkende interpretatie door Canadese en Nederlandse instellingen van de Canadese voorschriften. Al spoedig echter werd wederzijds voldoende ervaring opgedaan en ontwikkelde zich een nauwe samenwerking. Deze samenwerking bestaat nog steeds en het meeste aan de selectie verbonden werk wordt gedaan door Nederlandse instellingen onder verantwoordelijkheid van de Stichting Landverhuizing Nederland. Uit het grote aantal personen dat hieraan medewerkt = de landbouwbemiddelaars van de arbeidsbureau’s zijn degenen die de moeilijke taak hebben objectieve rapporten over de betrokkenen op te stellen blijkt wel welke voordelen hieraan voor Nederland verbonden zijn. Het aantal emigranten dat op deze wijze behandeld kan worden is aanmerkelijk groter dan wanneer al dit werk zou moeten geschieden door een beperkte Canadese staf in Den Haag. Bovendien hebben de Nederlandse instellingen de gelegenheid bij de selectie voor de belangen der emigranten op te komen, op bepaalde kwaliteiten en omstandigheden te wijzen en misverstanden en misinterpretatie welke door een direct contact tussen adspirant-emigrant en de Canadese Ambassade zou kunnen ontstaan, te voorkomen.
Plaatsing. Toen in het begin van 1947 de Canadese regering zich in beginsel accoord verklaarde met de toelating van Nederlandse landbouwers, deelde zij tevens mede geen apparaat ter beschikking te hebben dat voor het vinden van werkgevers kon zorgdragen. Dank zij de grote activiteit en medewerking van enkele dezer instellingen kon met de emigratie naar Canada op grotere schaal dan bij andere landen het geval was – uitgezonderd Engeland – waarvoor afwijkende bepalingen gelden – een begin worden gemaakt. Min of meer geïmproviseerd werden op deze wijze in 1947 ongeveer 1700 emigranten geplaatst. Wordt vervolgd.

Onjuiste geruchten
De telkens weer opduikende geruchten, dat op de terreinen van de heer S. alhier pseudo-vogelpest zou zijn uitgebroken, blijken gelukkig onwaar te zijn. De klakkeloze verspreiders van deze geruchten mogen bedenken, dat men door dergelijk geroddel de pluimveehouderij in deze streek een slechte dienst bewijst.

8 juli 1950
GEZEGENDE VAART (gedicht)

Aan boord van de Atlantis, op weg van Indonesië naar Rotterdam, werden reeds 50 kinderen geboren, Reuter.
Tussen allerlei verhalen,
Van onaangename aard,
Lees je soms een klein berichtje,
Werkelijk de moeite waard.
Om een loflied aan te wijden,
Zo las ik heden in de krant,

Er is een schip met heel veel mensen,
Weer op weg naar Nederland.
Ogenschijnlijk niets bijzonders,
Zult u daad’lijk zeggen, maar,
Deze reis werd wel merkwaardig,
Door mijn vriend: de ooievaar.
Vijftig babies werden nu reeds,
Door dit dier aan boord gebracht.
En een dikke twee maal honderd,
Worden er nu nog verwacht.
’t Kraaiennest, zo heet de uitkijk,
Maar het lijkt me niet iets raars,
Om ’t op dat schip om te dopen,
Tot hoofdkwartier der ooievaars.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Wie tot Canada worden toegelaten. De genoemde organisaties die medewerking bij de plaatsing verleenden, en dit nog steeds doen, zijn van verschillend karakter. Behalve de twee spoorwegmaatschappijen, die zich ook vóór de oorlog op dit gebied bewogen, was het vooral het „Immigration Comittee of the Christian Reformed Church dat zich bijzonder actief toonde en in deze het spits afbeet. Daarbij hebben zich later gevoegd de Aid Society of the Catholic Church, de Reformed Church of America, benevens op kleinere schaal enige andere kerkelijke instellingen. Het provinciaal bestuur-van Ontario, dat zich later hiervan terugtrok, stelde op verzoek van de Nederlandse Ambassade een speciale ambtenaar aan en was zodoende in het begin een grote steun. Verder werken verschillende andere provinciale diensten en sommige landbouworganisaties mede. Uiteraard deden zich bij deze wijze van werken verschillende moeilijkheden voor. Niet iedereen die bij de plaatsing van emigranten betrokken was, kon geacht worden op dit gebied deskundig te zijn.
Rapporten die vanuit Ottawa over geheel Canada verspreid werden, kwamen soms in handen van personen of instellingen die weliswaar vol ijver waren en grote hoeveelheden werk verzetten, doch administratief niet op deze werkzaamheden waren ingesteld. Het gevolg was dan ook dat verschillende rapporten zoek raakten, sommigen dubbel geplaatst werden, kortom de administratie was onvolmaakt. Ook was de capaciteit onvoldoende om het toenemende aantal te verwerken. Wordt vervolgd.

15 juli 1950
T. T. Assen (gedicht)

Sneller, Sneller, sneller,
En vliegt de bochten door.
Feller, feller, feller,
Wij breken het record.
Wij jagen door de bochten,
Voor eer en lauwerkrans.
De prijs die wij bevochten?
De dood kreeg weer z’n kans!

Daar dreunen de motoren,
Daar gaat het stalen ros,
Laat iedereen het horen:
De duivels breken los!
Vooruit! We moeten winnen,
Straks wacht ons kus en lach.
Vooruit, straks zijn we binnen,
Een glorieuze dag.
Tot eer van onze natie,
De mensheid krijgt haar trek,
Wij brengen u sensatie,
Al breken w’onze nek!

De Bestrijding der Koolrupsen
Op tal van plaatsen zijn thans de eerste rupsen van het grote koolwitje op verschillende koolsoorten waargenomen. Het is gewenst tegen deze geelgroene en zwartgevlektê rupsen tijdig bestrijdingsmaatregelen te nemen. De rupsen vreten n.l. grote gaten in de bladeren, waarvan, zoals algemeen bekend is, bij een hevige aantasting slechts de nerven overblijven. De bestrijding van deze koolrupsen, zo deelt de Plantenziektenkundige Dienst mede, kan met goed resultaat geschieden door de koolplanten te bespuiten of te bestuiven met een DDT- of rotenon bevattend middel in de gebruikelijke sterkten. Indien het preparaat geen uitvloeier bevat, dient deze aan de spuitvloeistof te worden toegevoegd. Aangezien de rupsen van het grote koolwitje zich aan de onderkant der bladeren vastzetten moet men bij bespuiting vooral de onderkant der bladeren goed raken.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
d. Het vervoer. Nog steeds doch vooral in het begin, was het vervoer van de emigranten een groot probleem. Ook op dat gebied moest door het tekort aan middelen geïmproviseerd worden. Daarbij kwam dat de Canadese werkgever de aankomst van de emigrant op een bepaald tijdstip, in verband met het groeiseizoen, tegemoet zag. Dikwijls kon aan deze wensen niet worden voldaan, hetgeen tot grote moeilijkheden, intrekken van aanvragen, herplaatsing van emigranten, enz. aanleiding gaf. De wijze echter waarop de Nederlandse regering medewerking heeft verleend en speciale schepen beschikbaar heeft gesteld en de wijze waarop dit transport georganiseerd is, heeft in Canada grote indruk gemaakt. Na aankomst in de betrokken Canadese haven moest het vervoer van de haven naar de plaats van bestemming geregeld worden Ook dit was, vooral in het begin, een moeilijke opgave, aangezien er slechts weinig waren die hierin ervaring hadden; in het begin werd onder Nederlandse leiding zo goed en zo kwaad als het ging geregeld. Thans zijn de kinderziekten volkomen overwonnen en alle betrokken instellingen zijn op dit massale vervoer ingesteld. De nodige voorzorgen worden min of meer autonoom getroffen alvorens de emigranten in Canada binnenkomen. Hoewel zich in dit uitgestrekte land voor de betrokkenen dikwijls onaangename verrassingen voordoen en weersomstandigheden het vervoer soms ernstig belemmeren, is ook op dit gebied vergeleken met de toestand van 3 jaar geleden, grote vooruitgang gemaakt. Technisch verloop van de emigratie. Teneinde voor de belangstellende lezer nog eens te herhalen, hoe de emigratie nu technisch verloopt, zij dit in het kort nog eens weergegeven. De emigranten melden zich in Nederlad bij een van de daarvoor aangewezen instellingen. Betreffende hun antecedenten worden rapporten opgemaakt aan de hand waarvan een selectie wordt toegepast. Nadat zij op de Canadese Ambassade de medische keuring zijn gepasseerd, worden de rapporten van de betrokkene opgezonden naar de Nederlandse Ambassade te Ottawa. Van hieruit worden ze, voorzien van nadere aanwijzingen, doorgezonden naar de Canadese regering, daarna worden ze gezonden naar regeringsbureau welke over geheel Canada verspreid zijn. Van daaruit worden aanstaande werkgevers voor de emigranten gezocht, in samenwerking van verschillende andere instellingen, die hiervoor hun diensten hebben aangeboden. Alvorens goedkeuring tot overkomst van de emigrant gegeven wordt, wordt door de Canadese regering elke plaatsing geïnspecteerd zowel wat de antecedenten van de werkgever als wat de  huisvestingsgelegenheid betreft. Er wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de vakbekwaamheid en ervaring van de emigrant, met nabijheid van school en kerk en eventuele andere wensen. Is deze plaatsing goedgekeurd dan worden zowel de Canadese Ambassade als de Stichting Landverhuizing in Nederland hiervan officieel op de hoogte gebracht, welke de betrokkenen hierover inlichten. Doen zich verder geen moeilijkheden voor, dan wordt de betrokkene een visum verstrekt en zijn vertrek naar Canada verder voorbereid. Het vervoer vindt plaats met normale schepen of vliegtuigen van verschillende zee of luchtvaartmaatschappijen of met voor dit doel speciaal door de Nederlandse regering gecharterde schepen of vliegtuigen. Plaatskaarten voor het vervoer van de haven van aankomst in Canada naar de plaats van bestemming kunnen in Nederland gekocht worden. Tijdig worden de Canadese regering, de Nederlandse consulaten, de vervoermaatschappijen, de werkgevers, kerklijke instellingen en andere medewerkende organisaties door de Nederlandse Ambassade ingelicht over de aankomst van de betrokkene, onder vermelding van naam en plaats van bestemming. De emigranten zelf worden in de haven van aankomst gelegenheid gegeven telegrafisch hun  werkgever mede te delen op welke tijd zij ongeveer – dit is in verband met de grote afstanden nooit precies te zeggen – op  het dichts bijzijnde station van de plaats hunner bestemming zullen aankomen. Meestal worden ze dan van het station afgehaald, hetzij door de werkgever, hetzij door de plaatselijke organisatie. Soms doen zich b.v. door plotselinge verandering van werkgever, complicaties voor, doch meestal verloopt de zaak naar wens. Wordt vervolgd.

22 juli 1950
Het grote rapport (gedicht)

Weer zo’n dik en lijvig boekdeel,
Over ’t Londense beleid,
’t Lijkt wel interessant te wezen,
Ook al is ’t verleden tijd.
Als ik zo eens rustig blader,
In ’t uitvoerige rapport,
Kan ik ’t niet helpen dat ‘k even,
Een heel klein beetje draaierig wordt.
England-Spiel, geheime codes,
Het is alles niet charmant .
Maar dan stuit je plots op namen,
Namen als meneer van ’t Sant.
Na zo’n vijftal vredesjaren,
Wordt ik zeker niet meer boos,
Maar ik denk toch wel eens even,
Daar was af en toe iets loos.

Eind’lijk kom je dan te weten,
Nu pas, na een jaar of wat.
Dat de omroep van de Flitspuit,
Genoegelijk in England zat.
De commissie der enquête,
Zwijgt het zaakje heus niet dood,
Maar er blijven volgens mij nog,
Heel wat koeien in de sloot.
’t England-Spiel wordt opgerakeld,
Weet u er nou alles van?
Als ik m’n neus in dit rapport steek,
Dan zat er toch een luchtje an.

In memoriam A. H. Arnold (Uitgever Reclame)
t Toen vorige week Vrijdagmorgen de doodsklokken over ons dorp luidden, brachten zij ons het bericht van het overlijden van de heer Arnold. En wij werden stil, omdat wij het ons eigenlijk niet goed konden indenken, dat deze harde werker, deze vitale mens van ons was heengegaan. En juist omdat wij hem persoonlijk zo goed kenden, is het ons een behoefte hieraan een woord van gedachtenis te wijden. Wij hebben het van nabij meegemaakt hoe hij voor zijn zaak gewerkt heeft van de vroege morgen tot de late avond en wij hebben hem bewonderd hoe hij daarnaast nog tijd en lust had om zijn krachten te geven aan de opbouw en uitbreiding van het verenigingsleven, dat hem zo lief was. Zijn gezin verliest in hem een goede man en vader, vele verenigingen verliezen in hem een van hun beste leden. Hij was een man met ruime blik, een principieel mens, die echter ook de mening van een ander gaarne aanhoorde en kon respecteren. En nu is hij van ons weggenomen. Een noodlottig ongeval was de oorzaak. Een leegte blijft er over in ons hart en in onze dorpse samenleving. Dinsdagmiddag hebben wij zijn stoffelijk overschot ten grave gedragen. De vele bloemstukken, de grote belangstelling en de talrijke toespraken getuigden van de grote populariteit van de overledene. Daar op het kerkhof moesten wij afscheid nemen. Het gras onder onze voeten en de vele graven rondom ons herinnerden ons aan de vluchtigheid des levens, zoals de psalmist het zo treffend zegt: het gras verdort en de bloem valt af. Wij hadden het zo gaarne anders gezien, omdat wij hem zo node missen, maar wij zullen moeten berusten in het onvermijdelijke. Moge de zwaar getroffen familie troost vinden bij de woorden van Jesaja: „Uwe doden zullen leven, waakt op en juicht, gij die in het stof woont.” De nagedachtenis van de overledene zal bij ons steeds in dankbare herinnering blijven voortleven. Hij ruste in vrede. L.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Aanvankelijk werd de plaatsing der emigranten beperkt tot enige begrensde gebieden, waarvan bekend was dat er van oudsher reeds verscheidene Nederlanders woonachtig waren. Dit was de meest aangewezen weg, aangezien deze voormalige Nederlanders, nieuw aankomende Nederlanders veel hulp verleenden bij de plaatsing en verder werd het proces van aanpassing aan de nieuwe omstandigheden door de aanwezigheid van voormalige landgenoten voor de nieuwelingen vergemakkelijkt. In de loop van de tijd kon dit systeem echter niet gehandhaafd blijven, aangezien de
plaatsingscapaciteit in deze beperkte gebieden voor het grote aantal emigranten te gering bleek te zijn. Ook de Canadese regering sprak de wens uit de plaatsing van Nederlanders niet tot enige gebieden te beperken, doch het gehele bewoonde gedeelte van Canada als werkterrein te zien. De gebieden waar Nederlanders geplaatst worden zijn dan ook steeds uitgebreid en sinds enige lijd is het inderdaad zo ver dat plaatsing in alle provincies, Uitgezonderd tot nu toe Newfoundland, geschiedt. Uiteraard betekent de eerste plaatsing geen definitieve vestiging. Na verloop van tijd kan
eenieder zich daar vestigen, waar het hem het meest aantrekkelijk voorkomt. Op deze wijze wordt van alle mogelijkheden, die de verschillende delen van Canada bieden gebruikt gemaakt. Het is reeds thans zo ver, dat men vrijwel nergens kan komen of er bevinden zich Nederlanders in de buurt. Dit is voor de nieuwelingen die na hen komen een groot voordeel, aangezien zij kunnen profiteren van de ervaring van hen die vóór hen kwamen. Tevens heeft het tot gevolg dat vele Nederlanders die zich reeds lang geleden in Canada vestigden, zich hun Nederlanderschap door de komst van nieuwe emigranten weer bewust worden en hun voormalige landgenoten met raad en daad terzijde staan. Dikwijls was hun aanwezigheid in een bepaalde streek niet bekend en worden zij nu als zodanig als het ware herontdekt. Getracht wordt te bevorderen dat de Nederlanders die zich in de verschillende delen van Canada vestigen, hetzij door briefwisseling, hetzij met behulp van tijdschriften, elkaar van hun ervaringen op de hoogte houden opdat eenieder, voordat hij zich definitief aan een bedrijf of een onderneming bindt, van zoveel mogelijk inlichtingen voorzien wordt, ook uit andere streken dan waar hij oorspronkelijk geplaatst is. Aanvankelijk is hiervoor het tijdschrift „Begin” dat door de Nederlandse overheid gefinancierd werd, in het leven geroepen. Tevens werd met behulp hiervan mededelingen gedaan die voor de betrokkenen van bijzonder belang geacht konden worden. Ook werd, door hiervoor in aanmerking komende artikelen op te nemen, getracht op gepaste wijze de belangstelling voor het moederland levendig te houden. Door gebrek aan geldmiddelen moest de uitgave gestaakt worden en thans is „Begin” opgenomen in „The Knickerbocker”, een onder de Nederlanders in Amerika welbekend blad. Ook verschillende kerkelijke instellingen geven periodieken uit voor hun leden, waarin veel voorlichting gegeven wordt. In totaal zijn sinds de tweede wereldoorlog 20.000 Nederlandse emigranten in Canada gearriveerd. Het is moeilijk te bepalen welk deel van Canada voor Nederlanders nu wél het meest aantrekkelijk is. De ervaring heeft geleerd, dat de meningen ook bij de betrokkenen zelf hierover zeer verschillen. Wat voor de een bijzonder aantrekkelijk is lijkt voor de ander het tegengestelde. Sommigen menen dat minder ontwikkelde landbouwgebieden voor de Nederlander grote voordelen bieden, omdat daar in de regel aanschaf van een eigen bedrijf lagere financiële eisen stelt, terwijl hij door zijn ijver en vakkennis meer gelegenheid krijgt een goedkoop verkregen bedrijf door eigen werk op een hoger peil te brengen. Anderen menen dat het voor de Nederlander aantrekkelijker is direct werkzaam te zijn in een meer ontwikkeld landbouwgebied, ook al zijn de bedrijven daar aanmerkelijk duurder en is het daar noodzakelijk voor een langere tijd als ondergeschikte te blijven werken. Niet alleen op dit, doch ook op andere punten lopen de meningen zeer uiteen. Met beste standpunt voor hen die aan de emigratie leiding geven, blijkt te zijn aan betrokkene, nadat hij een of meer jaren als ondergeschikte werkzaam is geweest, zoveel mogelijk deskundige en objectieve voorlichting te geven, opdat hij zelf in de voor hem zo belangrijke keuze van de definitieve plaats van vestiging kan beslissen. Wordt
vervolgd.

29 juli 1950
Goed afgelopen (gedicht)

Prachtverhalen in de kranten,
Heel de krantenwereld beeft,
Omdat Nederland gelukkig,
Weer een echte filmster heeft.
Heel de oud’ en nieuwe wereld,
Gaat steeds onder leed gebukt,
Maar dat nieuws wordt door de kranten,
In een hoekje klein gedrukt.

In het wereldnieuws stond Ankie,
Heel de week reeds bovenaan,
Maar nu blijkt dat onze Ankie,
Niet naar Hollywood zal gaan.
Grote foto’s in de kranten:
Ankie tekent een contract.
Heeft die nare mister Howard,
Jou bij je mooie neus gepakt?
Imitatie Greta Garbo,
Arme Ankie van der Kooy!
Weg zijn al je filmster-dromen,
En het leek toch heus zo mooi.
Ween niet meisje, want een filmster,
Leeft in werelden van schijn,
Speel maar in de film van ’t leven,
En….probeer echt vrouw te zijn.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Vestiging op een eigen bedrijf. De meeste Nederlanders die naar Canada emigreren, streven er naar zich zo spoedig mogelijk op een eigen bedrijf te vestigen. Uiteraard is dit een moeilijke opgave, aangezien zij met weinig fondsen uit Nederland vertrekken en het ook in Canada moeilijk is uit de normale verdiensten zoveel over te sparen dat men zich spoedig een eigen bedrijf kan aanschaffen. Gezinnen met volwassen kinderen, welke hun inkomsten voor dit doel samenvoegen, staan er wat dat betreft het gunstigst voor; gezinnen met vele kleine kinderen hebben het veel moeilijker. Toch is het reeds velen gelukt zich, zij het onder dikwijls moeilijke omstandigheden, op de een of andere wijze zelfstandig als landbouwer te vestigen, hetzij door een eigen bedrijf te kopen met behulp van een lening of hypotheek, hetzij door te huren, hetzij dat zij in deelpacht werken, of in allerhande variaties op deze systemen. De cijfers zijn niet nauwkeurig bekend, doch volgens een vrij betrouwbare schatting bedraagt het aantal zelfstandige vestigingen 8 % van het totale aantal gezinshoofden dat sinds de oorlog is overgekomen. Aangezien zij die betrekkelijk kort geleden in Canada kwamen eigenlijk buiten beschouwing gelaten moeten worden, biedt dit cijfer geen juist beeld. Duidelijker is misschien het feit, dat het aantal dat zich zelfstandig gevestigd heeft overeenkomt met 80 % van het aantal gezinshoofden dat in 1947 aankwam. Het is van het grootste belang, dat hij die zich op een van deze wijzen aan een bedrijf bindt, in het voor hem nog vreemde land goede technische voorlichting krijgt, zowel wat betreft de waarde van het bedrijf, de mogelijkheden die het bedrijf biedt, de afzetmogelijkheden van zijn producten, als wat betreft de betekenis van hetgeen in het door hem te tekenen contract staat enz. Veel mislukkingen zijn in het verleden voorgekomen doordat betrokkenen of in het geheel geen adviseurs hadden of al dan niet te goeder trouw, slechte adviseurs. Van het begin af is er daarom naar gestreefd de Canadese regering voor dit, probleem te interesseren. Immers, het is ongetwijfeld een Canadees belang dat de Nederlandse immigranten zich opwerken tot succesvolle Canadese burgers. De Canadese regering heeft dit ingezien en vorig jaar voor dit doel een speciale voorlichtingsdienst ingesteld welke „Settlement Service” genoemd wordt. Deze dienst heeft op dit gebied deskundige en ervaren personen aangesteld, welke in verschillende provincies van Canada bureau hebben geopend. Zij die overwegen zich zelfstandig te vestigen, kunnen zich tot deze dienst wenden en krijgen gratis deskundige hulp en voorlichting. De betekenis hiervan is groot. Onder de veelheid van al of niet deskundige instellingen welke zich opwerpen om al of niet onbaatzuchtig de emigranten voor
voorlichting te dienen, is er thans één waartoe ze zich vol vertrouwen kunnen wenden. De instelling van de Settlement Service kan dan ook beschouwd worden als een van de belangrijkste en meest waardevolle tegemoetkomingen welke de Canadese regering ten behoeve van Nederlandse
immigranten deed. Onderwijl blijft het voor de meesten een moeilijke aangelegenheid om de aanschaf van een eigen bedrijf met inventaris te financieren. Aan de ene kant is het een voordeel dat zij niet onmiddellijk over voldoende financiën beschikken, aangezien zij nu gedwongen zijn in het nieuwe land ervaring op te doen voordat zij grote financiële risico’s op zich nemen. Na een verblijf van enige jaren in Canada is het verlangen naar een eigen bedrijf echter groot.

Regering overweegt maatregelen tegen Postduivenhouders
Schade aan gewassen moet worden voorkomen. De houders van postduiven zijn van Regeringswege reeds enige malen geattendeerd op de schade, welke hun dieren aan land- en tuinbouwgewassen toebrengen. Om deze schade zoveel mogelijk tegen te gaan, is de postduivenhouders verzocht hun dieren veelvuldig opgehokt te houden en goed te voeden. Nu blijkt, dat verschillende bezitters van duiven dit verzoek in de wind hebben geslagen en dientengevolge in sommige streken van ons land de gewassen aanzienlijke schade hebben geleden, overweegt de Overheid het treffen van maatregelen tegen onverantwoordelijke postduivenhouders. Het zal onder meer afhangen van de uitslag ener enquête, die momenteel over het gehele land wordt gehouden of deze maatregelen langs de weg van gemeentelijke verordeningen dan wel bij de algemene maatregel van bestuur zullen worden getroffen. In ieder geval ligt het in de bedoeling van de Overheid zoveel mogelijk een einde te maken aan de overlast welke de land- en tuinbouwers van rondvliegende postduiven ondervinden.

5 augustus 1950
Geen Komkommertijd (gedicht)

Lees het nieuws, het allerlaatste,
Schreeuwt de krantenjongen luid.
Wat zijn er deze week voor nieuwtjes?
Lees ze maar en zoek maar uit.
Zuid-Korea: frontberichten,
Brussel: stakers bij de vleet,
Reeds met één blik overzie je,
’s Werelds lief en ’s werelds leed.
België: staking, revolutie,
Gaat de Koning toch weer heen?
Wat doet Attlee, wat doet Truman?
Malik roept de Raad bijeen.
Overal heerst ongerustheid,
Overal wordt afgewacht,
Slechts God Mars is nog degene,
Die wat in zijn vuistje lacht.
Morgen is dit nieuws geen nieuws meer,
Alles gaat hier op en neer.
Morgen dan is alles anders,
Morgen weten wij weer meer.

Maar het zou toch prettig wezen,
Als je slechts één keertje las,
U ontvangt geen krant omdat er,
Heel geen nieuws te melden was.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Vestiging op een eigen bedrijf. Er zijn verschillende particuliere Banken waar hypotheken kunnen worden opgenomen. Daarnaast bestaat de Canadian Farm Loan Board. Deze bankinstelling is een vrijwel onafhankelijk werkende overheidsinstelling met als wettige grondslag de Canadian Farm Loan Act. De aandelen van deze bank zijn in handen van de Federale Canadese regering. De bank keert hiervoor jaarlijks een rente van 3 pct. aan de overheid uit. Aan landbouwers die tot aankoop van een bedrijf willen overgaan, worden hypotheken verstrekt tegen een rente van 4,5 pct voor de eerste hypotheek, welke 50 pct. van de waarde van het bedrijf niet mag overschrijden en 5 pct voor de tweede hypotheek welke niet meer mag bedragen dan 1/6 deel van de waarde van het bedrijf. Vooral voor gezinnen met kleine kinderen is het zodoende een moeilijke opgave hiervoor een bevredigende oplossing te vinden. In de eerste plaats voor de emigrant zelf, doch ook voor Nederland zou het vinden van een oplossing van belang zijn. Nederlanders die het in den vreemde goed gaat; zijn voor het moederland van aanmerkelijk meer betekenis dan wanneer zij zich in moeilijke omstandigheden bevinden en zich in het nieuwe vaderland niet gelukkig gevoelen. Doch zelfs wanneer de Nederlandse deviezenpositie het toeliet de emigranten in de gelegenheid te stellen hun in Nederland achtergelaten fondsen naar Canada over te maken, zou dit nog slechts een gedeeltelijke oplossing zijn, aangezien de geldmiddelen in Nederland van de emigranten geheel of bijna geheel zijn uitgeput na betaling van alle vervoerkosten voor zichzelf en hun gezin. Voor Canada lijkt de oplossing van dit probleem nog belangrijker dan voor Nederland. In de loop van de jaren is er door de Canadese landbouw in sommige streken roofbouw gepleegd en tijdens en na de oorlog is er een verontrustende trek naar de stad ontstaan. De vestiging van ervaren en goed geschoolde landbouwers op een familiebedrijf waarin ze zich volgens Nederlandse aard hechten, lijkt daarom voor Canada van grote betekenis. De moeilijkheid is echter dat de Canadese regering moeilijk aan emigranten meer faciliteiten kan verstrekken dan zij aan haar eigen Canadese burgers geeft en bij de regering bestaat weinig neiging om ruime faciliteiten te verlenen voor al degenen die zich als landbouwer willen vestigen. De moeilijkheden die Canada en de Verenigde Staten op het ogenblik ondervinden bij de export van sommige landbouwproducten, hebben deze neiging niet vergroot.
Intussen is men zich van bewust dat het gewenst is dat, wil men een Succesvolle emigratie van Nederlandse landbouwers naar Canada bevorderen, dat er in deze richting meer gedaan moet worden. De gedachte is geopperd om te trachten doormiddel van financiële mede» werking van particuliere Canadese zijde de federale en de verschillende provinciale Canadese regeringen tot grotere faciliteiten te bewegen en de eerste poging hiertoe is met succes bekroond. Hoewel een bevredigende oplossing voor geheel Canada nog niet is gevonden, zijn belangrijke vorderingen gemaakt en de besprekingen betreffende deze aangelegenheid worden voortgezet.

12 augustus 1950
Om de duiten (gedicht)

Waarom, zo vraag ik me vaak af,
Zijn er zoveel schavuiten?
Ze knokken hier, ze knokken daar,
Ze staan direct voor zo iets klaar,
Ze kunnen er niet buiten,

Ze vechten voor gerechtigheid,
En tevens voor de duiten.
Waarom, zo vraag ik me vaak af,
Smijt men elkaar met kluiten?
Vergad’ring hier, vergad’ring daar,
Ze hebben steeds hun smoesje klaar,
De stroom is niet te stuiten.
Ze vechten voor hun standje en….
Natuurlijk voor hun duiten.
Ze gaan voor d’eer van ’t eigen land,
Door roeien en door ruiten,
Verdragje hier, verdragje daar,
Ziezo, we zijn weer even klaar,
Mars staat verheugd te fluiten.
Een kinderhand is gauw gevuld,
Al was het maar met duiten.
Eén order van het Kremlin en,
De boel slaat aan het muiten,
Een staking hier, een staking daar,
De rust van ’t land komt in gevaar,
Ze nemen zelf de kuiten.
Het doel is echter weer bereikt,
Al kostte het wat duiten.
Waarom ga ik me eens per week
Aan poëzie te buiten?
Een versje hier, een versje daar,
We zijn weer voor een weekje klaar,
Uw oren zullen tuiten.
Ik doe het slechts voor mijn plezier,
En voor een beetje duiten.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Geestelijke verzorging. Door de relatief geringe bevolkingsdichtheid en grote onderlinge afstanden stelt de geestelijke verzorging de betrokken instellingen voor veel grotere problemen dan men in Nederland ontmoet en vooral voor hen die zich, zoals de meesten emigranten op het platteland gaan vestigen, zullen de omstandigheden blijvend anders zijn dan zij in Nederland gewend waren. Desondanks wordt er door de betrokken kerkelijke instellingen al het mogelijke gedaan. Hoewel dit aanvankelijk met moeilijkheden gepaard ging, zijn er langzamerhand nuttige verbindingen ontstaan tussen Nederlandse kerken en hun zuster kerken in Canada. Door het houden van godsdienstoefeningen, het stichten van kerken en het uitzenden van reizende geestelijken tracht men de nieuwelingen de nodige geestelijke verzorging te bieden. Teneinde het aanpassingsproces te vergemakkelijken hebben de genoemde kerkgenootschappen de beschikking over Nederlands sprekende geestelijken, naar schatting momenteel een 60=tal; dit aantal breidt zich regelmatig uit.
Vooral voor hen die pas aankomen is dit van groot belang. Ook de afstanden tot de scholen zijn dikwijls een grote moeilijkheid, althans voor Nederlandse begrippen. Hand in hand met de voortgang van de emigratie mag verwacht worden dat de geestelijke verzorging intensiever zal geschieden.
Voor de Nederlandse kerken is er reden tot dankbaarheid voor de grote offers die hun zusterkerken, waarmede zij in toenemende mate contact onderhouden, ten behoeve van de Nederlandse emigranten brengen. In vele gevallen bewegen zij zich niet slechts op geestelijk terrein, maar doen ook baanbrekend werk bij de oorspronkelijke plaatsing en latere definitieve vestiging en bij de sociale verzorging. Wordt vervolgd.

Dierenbescherming. Niet naar blaffende honden schoppen.
Wanneer een hond blaffend achter een wielrijder aanholt, kan men veelal het dier onmiddellijk tot bedaren brengen als men het vragend toespreekt. Een hond merkt dadelijk of men bang is. Wij voor ons hebben nimmer verder last ondervonden van honden, wanneer wij op bovenvermelde wijze optraden. De stem van een mens doet heel veel. Houders van honden ontslaat dit niet van de taak hun dieren onder appèl te houden en onder alle omstandigheden er voor te zorgen, dat anderen geen last van hun dieren ondervinden.

19 augustus 1950
Ode aan de krant (gedicht)

Elke dag wacht ik met spanning,
Op m’n dagelijkse krant,
Want ik blijf graag op de hoogte,
Van het nieuws in Nederland.
Of van nieuws kan ik niet spreken,
Daar iedere gebeurtenis,
Die je werk’lijk gaat ontleden,
Eigenlijk geen nieuws meer is.
led’re dag het oude liedje,
Of een soortgelijk geval,
Zodat ik heel vaak zit te zuchten:
„Is dat het nieuws? Dat las ik al.
Gister staakten timmerlieden,
Morgen staakt de metselaar,
Heus redactie leg de „koppen”
Van uw nieuwsbericht vast klaar.
Volgend jaar wordt in de wereld,
Jalouzie en haat gezaaid,
Volgend jaar wordt hier de groente,
Op de veiling doorgedraaid.
Toch ben ‘k elke dag nieuwsgierig,
„Komt de krantenman er aan?”
Want ik heb de krant toch nodig,
Om DE MUGGEN dood te slaan.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Sociale voorzieningen. De wettelijke sociale voorzieningen zijn in Canada minder uitgebreid dan in Nederland. Behoudens enkele uitzonderingen zoals de kindertoeslag en de werkloosheidsverzekering. vallen zij onder de jurisdictie van de provincies en de gemeenten. Het gevolg is dat zij provinciaal, doch ook dikwijls plaatselijk zeer verschillen. Een bezwarende bepaling voor emigranten is, dat in vele gevallen vereist wordt, dat de betrokkene gedurende een periode van een of meer jaren in Canada in een der provincies of in een gemeente woonachtig moet zijn geweest alvorens hij voor de voorziening in aanmerking komt. Van Nederlandse zijde is erop gewezen, dat het grootste gedeelte der Nederlandse emigranten beschouwd kan worden als personen die het ernstige voornemen hebben zich in Canada te vestigen en zich te binden aan een bepaald bedrijf of onderneming en omdat zij in het begin zogenaamd geen fondsen ter beschikking hebben, juist in den beginperiode sociale voorzieningen meer van node hebben dan later. In verschillende gevallen is het dan ook gelukt Canadese autoriteiten te bewegen, de eis dat de betrokkenen gedurende een zekere periode in de betrokken staatkundige eenheid gewoond moeten hebben, te laten vervallen. Van bijzonder belang voor de Nederlandse emigranten, welke dikwijls grote gezinnen hebben, is het feit, dat men het vorig jaar de wet op de kindertoeslag in zoverre gewijzigd heeft, dat men hiervoor thans in aanmerking komt na een jaar woonachtig te zijn geweest in Canada; voorheen bedroeg dit 3 jaar. Hoewel er dus vorderingen zijn gemaakt, kan niet gezegd worden dat volgens Nederlandse begrippen het probleem der sociale voorzieningen geheel is opgelost. Landarbeiders b.v. vallen niet onder de wettelijke werkloosheidsverzekering en de betaling van dokters en ziekenhuiskosten stellen de betrokkenen in die provincies of gemeenten waar dit nog niet voldoende geregeld is, dikwijls voor moeilijke problemen. Gedeeltelijk kunnen deze moeilijkheden voorkomen worden door vrijwillige verzekeringen bij particuliere of coöperatieve instellingen. Wordt vervolgd.

26 augustus 1950
De Reuze Vinding (gedicht)

Mens wat doe je grote dingen,
Mens wat word je vrees’lijk knap,
Ook al sneuvelen er velen,
Tot glorie van je wetenschap.
Meestal zoeken de geleerden,
Naar een monsterachtig ding,
Dat men dan weer kan gebruiken,
Voor dood of voor vernietiging.
En het mag een wonder heten,
Als men eindelijk iets vindt,
Waar men niet direct bij ’t vinden,
Oorlogskansen aan verbindt.
Nu weer komen Zweedse heren,
Met een wonderlijke stunt.
En men heeft een paar konijnen,
De primeur ervan gegund.
Resultaat, na twee, drie maanden:
Een reusachtig groot konijn,
Tweemaal groter dan normale,
Huis- of tuinkonijnen zijn.
Verder wil men onderzoeken,
En men past het strakjes toe,

’t Zijn tenminste reeds hun plannen,
Op een varken en een koe.
Als ze ’t daar dan maar bij laten,
Want het wordt me te geleerd,
Als men straks die reuze-proeven,
Bij het mensdom ook probeert.
Houdt het dus maar bij konijnen,
Voor ons mensen is ’t te gek,
Want we hebben op de wereld,
Aan grote mannen geen gebrek.
‘k Hoop dat men het onderzoeken,
Toch maar niet vroegtijdig staakt,
Zoek, tot men iets heeft gevonden,
Wat de mensen kleiner maakt.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
De Arbeidslonen. De arbeidslonen zijn in de verschillende delen van Canada niet alle gelijk en alle werkzaamheden worden niet in gelijke mate beloond. Het is dan ook onmogelijk gebleken bepaalde arbeidsvoorwaarden vast te stellen die alle gevallen dekken. Met de Canadese autoriteiten is overeengekomen dat Nederlandse werknemers beloond zullen worden overeenkomstig de ter plaatse geldende standaard. Dit is een enigszins rekbaar begrip. Verschillende werkgevers hebben neiging vooral in het begin niet te veel te betalen tot zij weten „wat voor vlees zij in de kuip hebben”. Anderen trachten te profiteren van de onwetendheid van de nieuw aangekomene. Ook het omgekeerde komt voor n.l. dat de werkgever verwacht een uitstekende kracht te krijgen en een hoog loon vaststelt, terwijl de capaciteiten van de emigrant hem later tegenvallen. Dikwijls spelen gebrek aan kennis van de taal en onervarenheid met Canadese werkmethoden van de zijde van de emigrant hierbij een rol. Moeilijkheden over de loonvoorwaarden doen zich, vooral in het begin, regelmatig voor. Meestal worden deze echter, zodra beide partijen elkaar beter leren kennen, na verloop van tijd opgelost. Vaak echter moet de nieuw aangekomene in het begin in letterlijke zin leergeld betalen nl. met een lagere beloning genoegen nemen omdat hij door onervarenheid voor de werkgever geen volwaardige kracht is. Naarmate zich meer Nederlanders in een bepaalde streek vestigen worden de moeilijkheden minder, aangezien zij die er reeds langer zijn, de nieuwelingen wegwijs te maken, op hun tekortkomingen wijzen en de ter plaatse geldende loonvoorwaarden beter kennen en begrijpen. Teneinde hen te beschermen tegen uitbuiting, is overeengekomen dat voor een vrijgezel 45 dollar per maand met kost en inwoning en voor een gehuwde 75 dollar per maand met vrij wonen voor hem en zijn gezin als het absolute minimum zal gelden. Doen zich ernstige moeilijkheden voor dan wordt door de Canadese regering een onderzoek ingesteld en wordt getracht voor beide partijen een redelijke oplossing te vinden. Wordt vervolgd.

2 september 1950
Waardeer de man die fluit (gedicht)

Publiek! er wordt zoveel beweerd,
In heftige disputen,
Van hem, die op het veld regeert,
Voor negentig minuten,

Men gilt en fluit en schimpt en schelt,
‘t is heus niet overdreven,
Het fluitje van het voetbalveld,
Verstikt soms in het leven.
Publiek! er wordt zoveel gevraagd van hem,
die moet beslissen,
Men eist, dat hij in alles slaagt,
Hij mag zich niet vergissen.
En als hij menselijk, toch eens faalt,
Dan springt de bom in stukken,
Dan wordt hij op gejoel onthaalt,
En hoort hij tot het gilde der krukken.
Publiek! er heerst soms langs de lijn,
Onredelijk egoïsme,
De thuisclub moet de sterkste zijn,
Dat eist het chauvinisme.
Slechts één ploeg speelt, hun favoriet,
Zo oordeelt men eenzijdig,
En wint De club toevallig niet,
Dan was de fluitist partijdig.
Publiek! beseft gij het wel goed,
Dat hij die recht moet spreken,
Een wezen is van vlees en bloed,
Met fouten en gebreken.
Maar nooit bewust zijn plicht verzaakt,
En straft naar beter weten?
Dat hij de wedstrijd mogelijk maakt!
Dat moogt gij nooit vergeten.
Publiek! bejuich Uw favoriet,
Roept gij om voetbaldaden,
Maar meng U in de rechtspraak niet,
Dat kan Uw club slechts schaden.
En grijpt hij mis, wees dan clement,
Ga niet direct betogen,
Hij is geen wandelend regelement.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Het aanzien van de emigrant in Canada. Bij het beoordelen van de mate, waarop men van Canadese zijde de Nederlandse emigratie naar Canada is tegemoet gekomen, moet het volgende in aanmerking worden genomen. De Canadese bevolking is samengesteld uit emigranten en afstammelingen van emigranten, afkomstig uit vele landen. Dikwijls waren deze emigranten in het verleden afkomstig uit de armste bevolkingsgroepen van Europa, door armoede of werkloosheid en andere ellende gedwongen tot emigratie. Op eigen kracht moesten zij zich in het vreemde, toen nog onontwikkelde land een bestaan opbouwen of ten onder gaan. Zij die reeds gevestigd waren, of hun voorvaderen, hadden dit ook gedaan en beschouwden het toelaten van nieuwelingen meer als een gunst; men voelde het niet bepaald als een plicht om hen te helpen. Integendeel, dikwijls onbewust voelde men het zo aan dat de nieuweling zichzelf moest redden, kon hij dat niet, dan was hij toch geen aanwinst voor het land. De generatie die emigreert heeft het daarom wat maatschappelijk aanzien betreft in Canada dikwijls niet gemakkelijk, omdat alleen reeds het woord emigrant bij velen minder gunstige gedachtenassociaties opwekt. De hedendaagse Nederlandse emigranten komen uit een hoog ontwikkeld land met een oude beschaving. Zij emigreren niet gedwongen door armoede of werkloosheid in eigen land, maar meestal omdat zij verwachten dat hun nakomelingen in het grote, dun bevolkte Canada meer toekomstmogelijkheden zullen hebben dan in Nederland, waar al het land reeds intensief in gebruik is en aan welke opnamecapaciteit eens een einde moet komen. Van het begin af aan hebben wij er daarom de nadruk op gelegd, dat men de Nederlandse emigrant niet moet vereenzelvigen met wat in de regel in Canada onder emigrant verstaat. Getracht is dan ook niet over „Dutch immigrants” te doen spreken, doch dit te vervangen door ,,Dutch settlers”. Door deze bewoording komt tevens enigermate tot uiting dat de Nederlander naar Canada komt om zich te zijner tijd als zelfstandig ondernemer te vestigen en dat hij niet behoort tot de z.g. „poor men” of „cheap labour” groep. Dit streven is voor een groot deel met succes bekroond. Zelfs in officiële regeringsmededelingen over emigratie aangelegenheden worden de Nederlandse emigranten meestal afzonderlijk vermeld als „ Dutch settlers” en men spreekt van het Dutch Canadian Settlement Scheme”. De betekenis hiervan voor het maatschappelijk aanzien van onze emigranten, maar ook voor Nederland als moederland dezer emigranten, is groot. Wordt vervolgd.

Heroprichting Schutterij
Aangezien door verschillende omstandigheden de Hengelose Kermis de laatste jaren in sterke mate achteruit is gegaan, hebben enkele ingezetenen gemeend dat hierin verbetering kan en moet worden gebracht. Zoals nu gaat het niet langer. Gaat men op deze wijze voort, dan zal binnen enkele Jaren de Kermis tot het verleden behoren . Wil het kermisvermaak, dat thans bijna uitsluitend uit dansen bestaat, tot zijn oorspronkelijk karakter worden teruggebracht, dan zal in de eerste plaats nodig zijn dat er weer een schutterij komt. Daarom is het initiatief genomen, te trachten weer een schutterij op te richten, zoals ook vroeger in onze gemeente is geweest. Het oude vaandel met de naam van de schutterij „Eendracht maakt macht” is nog een overblijfsel daarvan. Om aan dit plan vaste vorm te geven, werd Vrijdagavond in café Maresch een vergadering gehouden met de Kermiscommisie. In een geanimeerde bespreking werd volledige overeenstemming bereikt over de te nemen stappen, en zo zal worden getracht aan de kermis weer haar eigen karakter van volksfeest tegeven, door hier aan de medewerking van de schutterij te verbinden. Het ligt in de bedoeling hiervoor t.z.t. de benodige costuums enz aan te schaffen. Ieder die met ons van mening is dat op korte termijn stappen moeten worden ondernomen om de aloude Hengelose Kermis van de ondergang te redden, bezoeke de openbare vergadering, welke Zaterdag 9Sept. ’s avonds 8 uur in zaal Langeler wordt gehouden. Daar zal een en ander nader worden uiteengezet en besproken. Geeft u nu reeds op als lid der schutterij en maakt ook anderen lid. De contributie zal voor niemand een bezwaar kunnen zijn, daar deze waarschijnlijk f 1.50 zal bedragen, waarbij dan nog is inbegrepen – 1 maal gratis deelnemen aan het vogelschieten. Zie voor nadere bijzonderheden de circulaire die U dezer dagen per post wordt toegezonden. Het comité van actie: G.W Jansen (Hummeloseweg), F.H. Schadron W. Vrogten, Th. Kaak, M.J. Rutgers, G. Langwerden. en de Kermiscommissie.
 

9 september 1950
De Twintigste (gedicht)

De heer Jeurink te Munnekemoer (Vlagtwedde) deed Woensdag aangifte van zijn 20e kind.
Wanneer je bij tentoonstelling,
Of and’re feestelijkheden,

De duizendste: bezoeker bent.
Deelt ’t comité je mede,
Dat het de heren heeft behaagd,
Je een kleinigheid te schenken.
Opdat je later aan dit feit,
Nog vaak terug kan denken.
Er komt een foto in de krant,
Een interview en bloemen.
Een gratis reisbiljet plus boek,
Te veel om op te noemen.
Maar als een pa in Munnekemoer,
Vertelt, dat weer een wichtje,
Gelukkig is gearriveerd,
Schrijft men een klein berichtje.
Bij ’t kind dat als de twintigste,
Kwam kijken om een hoekje.
En keurig ingeschreven werd,
In vaders tweede boekje.
Geen comité of interviews,
Met hoog-behoede here,
Vandaar, dat ik nu per gedicht,
De pa kom feliciteren.
Stuur mij bericht, als dit gezin,
Met kinderen verrijkt wordt,
‘k Schrijf wéér zo iets als ’t derde boek,
Aan papa uitgereikt wordt.

Drie jaar emigratie naar Canada, door Ir. A. S. Tuinman
Het aanzien van de emigrant in Canada. Canada is, gezien als onafhankelijke natie, nog een jong land. Tot voor kort was het officieel nog een onzelfstandig Brits dominion. Het is, zeer terecht, trots op de grote prestatie die het sindsdien met zijn, in verhouding tot zijn oppervlakte geringe bevolking van slechts 13.000.000 zielen, geleverd heeft. Het is, eveneens terecht, gevoelig voor en gekant tegen buitenlandse inmenging in binnenlandse Canadese aangelegenheden. Het is officieel tweetalig, in werkelijkheid echter meertalig. Door vroegere emigratie van sectaristische groepen worstelt men met verschillende minderheidsproblemen. Beseffend dat Nederland noch de middelen, noch voldoende invloed op binnenlandse Canadese aangelegenheden heeft om materieel veel voor Nederlandse emigranten te kunnen doen wanneer zij eenmaal in Canada zijn, is van begin af getracht de Canadese regering en het Canadese publiek voor het welzijn van de Nederlanders te interesseren. In Canada kunnen Canadezen – als zij dat willen – onvergelijkelijk veel meer voor onze mensen doen dan Nederland. Daarom is er naar gestreefd om voor de Nederlandse emigratiebeweging dikwijls „Dutch movement” genoemd, de „goodwill” van alles wat Canadees is te winnen. Daarom is ook, met het oog op bovengenoemde Canadese eigenschappen, getracht zelfs de schijn te vermijden dat men zich van Nederlandse zijde in binnenlandse Canadese aangelegenheden wil mengen, of dat gestreefd wordt naar Nederlands sectarisme in Canada. Alle emigratie-aangelegenheden in Canada zijn daarom steeds via de daarvoor bestemde Canadese instellingen geleid. Bij de problemen die zich voordoen wordt niet getracht deze door rechtstreeks Nederlands ingrijpen op te lossen, doch zij worden als binnenlandse Canadese aangelegenheden bij de bevoegde Canadese instellingen als hun problemen naar voren gebracht. Wordt vervolgd.

16 september 1950
Onbekend Djakarta (gedicht)

„Men heeft mij uitgekozen om als militair attaché naar Djakarta te gaan, omdat ik nog nimmer in Indonesië ben geweest.” Kolonel Valk in ..Het Parool”.
Weer iemand naar de Oost,
In opdracht der regering,
Verlaat je vrouw en kroost,
Ter nad’re oriëntering.
Nu gaat een kolonel,
Eens kijken hoe het daar is,
En hangt straks aan de bel,
Bij d’Hoge ‘Commissaris.
De zaak is kant en klaar,
Wat kan je meer verlangen?
Geen mens die kent hem daar,
Van die hem straks ontvangen.
De taak, die hem daar wacht,
Is nieuw en vol problemen,
Hij kan dus onverwacht,
Steeds zijn besluiten nemen.
‘k Ben leek in ’t grote spel,
‘k Weet niets van al die zaken,
‘k Hoop dat die kolonel ,
Geen brokken daar kan maken.

Heroprichting Schutterij
Op initiatief van het comité van Actie-Hengelose Kermis, werd in samenwerking met de Kermiscommissie j.I. Zaterdagavond een vergadering belegd in zaal Langeler om te komen tot heroprichting van de schutterij en daardoor tot opleving van de kermis. Er werd een uiteenzetting gegeven van de plannen hieromtrent en de ontworpen statuten en het huishoudelijk reglement werden besproken. Bij de gedachtenwisseling kwamen diverse gedachten en tips naar voren, die de zaak dienstig kunnen zijn. Het idee werd nog geopperd om naast de gewone schutterij ook een „kleine schutterij” op te richten voor de jeugd, waaromtrent werd toegezegd dat ook in deze richting zal worden gewerkt. Er gaven zich 54 personen op als lid van de schutterij en de contributie werd bepaald op f 1.50 per jaar, waarbij is inbegrepen 1 keer schieten bij het vogelschieten tijdens de kermis. Er zal een ledenwerfactie worden gehouden om te trachten het ledental op te voeren. Ook kan men zich hiervoor opgeven bij het comité van Actie en bij de Kermiscommissie. Binnenkort zal een ledenvergadering gehouden worden, waar nadere bijzonderheden over de actie en de vormgeving van de plannen zullen worden besproken. Zo kan worden verwacht dat de toekomstige kermisviering weer van de oude luister zal zijn, een volksfeest in de ware zin des woords. Om dit goed te doen slagen is aller medewerking nodig en deze bestaat in de eerste plaats door lid te worden van de schutterij en deze groot en sterk te maken, want de naam van de schutterij zegt het reeds: „EENDRACHT MAAKT MACHT”.

Beperking van het electriciteitsverbruik
Gedurende de Piekuren In verband met het tekort aan productiecapaciteit der electrische centrales zal het in de aanstaande wintermaanden, en wel in de periode van 13 November 1950 t/m 27 Januari 1951 wederom noodzakelijk zijn het electriciteitsverbruik in de piekuren te beperken. Deze piekuren vallen van Maandag t/m Vrijdag van ‘s-morgens tussen 7.30 en 9 uur en ‘s-middags tussen 4.30 en 6 uur. ‘s-Zaterdags uitsluitend ‘s-morgens van 7.30 tot 9 uur. ‘s-Zaterdagsmiddags en ‘s-Zondags is beperking niet nodig. In de Staatscourant werd bekend gemaakt, dat, behalve in Friesland en Zeeuws Vlaanderen, gedurende de piekuren het electriciteitsverbruik voor verlichting en verwarming in electrische treinen en trams tot de helft beperkt dient te worden. Voorts dat buitenverlichting van openbare gebouwen, van horecabedrijven en van amusementsinrichtingen, reclameverlichting alsook étalageverlichting tijdens de piekuren is verboden. Evenals het vorig jaar is étalageverlichting wel toegestaan aan die winkelbedrijven, welke een overeenkomst met het electriciteitsbedrijf hebben aangegaan om in de piekuren slechts de helft van de verlichting voor etalage en winkel te ontsteken.

23 september 1950
Veredelende SPORT (gedicht)

Te ‘s-Gravenhage moest de voetbalwedstrijd H.H.V.—Leerdam bij een 3—O stand worden gestaakt, omdat…. spelers en publiek zich aan handtastelijkheden te buiten gingen. (Sportverslag)

Ziezo, de bal is weer in ’t veld,
Hij kan weer rustig rollen;
Je ziet weer meen’ge voetbalheld,
Langs witte lijnen hollen.
De competitie is er weer,
Het volk stroomt naar de velden,
Het gaat weer om de hoogste eer:
Bewondering der helden.
Gezonde body, goede geest,
De sport maakt vele vrinden;
Men kan – zo is het steeds geweest,
Door sport z’n vrinden vinden.
Wat is dat voor een hels kabaal?
Wat schreeuwen al die lieden?
Wat doen die lui daar allemaal?
De aanblik die ze bieden
Heeft iets van revolutie weg.
Zijn dit die voetbalhelden ?
Als ik m’n oor te luist’ren leg,
Hoor ‘k vloeken, razen, schelden.
Daar schopt er een, ’t is niet de bal,
Maar wel een tegenstander!
Een vuist schiet uit, een doffe knal…
Daar rolt al weer een ander.

De referee komt van het veld,
En wordt door een der blagen,
Zo’n super-namaak-voetbalheld.
Met één knock-out geslagen.
Ziezo, de spelers zijn weer thuis,
En worden weer bemoederd,
Twee liggen in het ziekenhuis,
Omdat de sport verbroedert.

30 september 1950
Nog maar even …. (gedicht)

Oorlogsdreiging, hamsterwoede,
Schaarste, duurte enzovoort….
Al die dikke woorden worden,
Weer in ieder land gehoord.
Zoveel extra voor defensie ;
Ieder land is weer paraat;
Alles is weer angstverwekkend,
Wat de klok vandaag ook slaat,
„’t Mag dan in Korea goed gaan,
Maar ik weet het nog zo niet.
Dacht je heus, dat nu het Kremlin,
Het er zo bij liggen liet?”
„Ga nu heen zeg, ‘k weet wel beter,
’t Is nog helemaal niet pluis.
Ik nam ook het een en ander,
Voor alle zekerheid in huis”.
„Ja, niet veel, een beetje olie;
‘k Ben tenslotte ook niet gek.
Dan wat suiker en wat koffie,
En nog honderd pakjes shag.
Het is heus geen grote voorraad,
Nee, dat kan niet lijden, man,
Jammer…. dat mijn vrouw sinds gister,
Nergens suiker krijgen kan….”
Oorlogsdreiging, hamsterwoede,
Schaarste, duurte enzovoort.
Al die dikke woorden worden,
Ook in Nederland gehoord.
Waar blijven nu ons optimisme,
En beroemde nuchterheid?
Zijn we helemaal onschuldig,
Aan die onheil-zwan’gre tijd?

Vijf jaar oorlog, waarin U ook,
Uw optimisme niet verloor;
Geloof me nou, die paar jaar vrede,
Komen w’ook misschien wel door.

7 oktober 1950
Breedtegraad telegrammen (gedicht)

Zullen we of zullen we niet?
Het leger vecht,
Het leger staat;
Het gaat niet slecht,
Men is paraat.
Nog korte tijd:
Men overschrijdt,
De breedtegraad.
MacArthur zei:
„En nu de daad.
Ze zijn d’r bij,
Straks is ’t te laat.
Het moet, het kan,
‘k Heb maling an
De breedtegraad.”
Maar d’ ander zegt,
Dat het niet gaat.
Het ging niet slecht,
Wie geeft hem raad?
Het kan nu nog,
Waar is nou toch,
Die breedtegraad?
’t Begin van ’t lied,
Het eind van ’t spel,
Ze zullen niet,
Ze zullen wel,
Ze moeten ja,
Ze moeten nee.
Wie doet het na?
Wie gaat er mee?
Hij mag er zijn!
Hij geeft meer baat,
Dan een gordijn,
Zo’n breedtegraad!

14 oktober 1950
Hetzelfde lied op andere wijs. (gedicht)

Wederom klinkt het Merdeka,
Aan de gordel van smaragd,
Wederom wordt ware vrijheid,
Door een grote groep verwacht.
‘k Kan me heel goed nog herinn’ren,
Hoe ik eens in kranten las,
Dat die Nederlandse vechtjas,
Eig’lijk een agressor was.
Nederland werd toen beschuldigd,
Van koloniale moord,
Want het had de roep der vrijheid,
Volgens ’t buitenland gesmoord.
Wéér grijpt men daar naar de wapens,
En ook nu weer laait de strijd;
Maar nu is het, volgens ieder,
Een eigen aangelegenheid.
’t Zal wel heel iets anders wezen,
Wat op Ambon nu geschiedt,
Maar ik zou haast durven zeggen:
’t Lijkt er toch op — waar of niet?

Hoeveel radioluisteraars telt Nederland?
Het aantal aangegeven radio-ontvangtoestellen in Nederland bedroeg op 1 October 1.445.736 tegen 1.439.202 op 1 September. Op 1 September waren er 485.003 aangeslotenen op het Rijksradiodistributienet tegen 486.739 op 1 Augustus.

22 oktober 1950
De oorlog verklaard aan alle wegmisbruikers (gedicht)
Er zal thans streng gelet worden op iedere verkeersovertreding.

Aan de vrije wég-bedervers,
kei- en asfaltpotentaat,
aan de dwars-door-alles-zwervers,
d’ onverlaten van de straat,
motor- en autobandieten,
hij, die niets en niemand spaart;
hem, waarop je graag zoudt schieten,
hem is d’ oorlog thans verklaard!
Aan de kilometervreters,
aan de „snijers”, telkens weer,
aan de alles-beter-weters,
vijanden-veilig-verkeer;

hij, die nimmer „heer” wil wezen,
die maar jakkert, rost en raast,
waarvoor iedereen moet vrezen,
want hij heeft toch altijd haast,
aan dit soort van auto-„mensen”
wordt de strijd thans aangezegd;
alles heeft tenslotte grenzen.
daarom : oorlog ! En terecht!
Wie geen „stuur-heer” blijkt te wezen,
hij komt voortaan op de bon.
Wellicht hebt U ’t ook gelezen:
voortaan geldt er geen pardon!
Wij gaan thans de weg bevrijden
van de „rij-maar-raak-partij”,
want wie niet als „heer” kan rijden,
nou, die is er zeker „bij”!
Daarom, weggebruikers,
weet nu, een excuus geldt nimmer meer;
rijdt beschaafd, zo ’t hoort,
dan heet U in ’t verkeer ook waarlijk „heer” !
MAARTJE ZELDENRIJK

lnkuil-Demonstratie’s
Nu de krachtvoedertoewijzingen bekend zijn, zal iedere boer daaruit kunnen opmerken, dat deze niet royaal zijn. Daarom zal iedere boer er goed aan doen het groenvoeder b.v. gras, knollen, bietenblad, enz. op die manier in te kuilen, dat het de minst mogelijke verliezen oplevert. De beste methode van inkuilen is thans de „Hardeland methode”. Bij deze wijze van inkuilen wordt door middel van een machine alle groenvoeder gehakseld en de bieten die toegevoegd moeten worden aan fijn moes gemaakt. Het groenvoer en de bieten worden zeer intensief gemengd en in de silo geblazen. Op deze wijze krijgt men een voer van de hoogst mogelijke kwaliteit, dat het vee zeer gaarne opneemt. Tevens een voer dat prima is van reuk, omdat er geen boterzuur-bacteriën in voorkomen. Dit is ook een groot voordeel voor onze zuivelproducten, temeer als men weet dat men ook in onze gemeente zeer spoedig (vermoedelijk 1 Jan. ’51) begint met de melk uit te betalen naar kwaliteit. Omdat thans bovenstaande zaak van groot belang is leek het ons goed op verschillende plaatsen in onze gemeente een demonstratie te geven, met een dergelijke machine, opdat iedereen kennis kan nemen van deze manier van inkuilen, en waar tevens meer toelichting gegeven zal worden. Zie onderstaande advertentie. De assistent bij de R.L.V.D., J. W. Luiten.

28 oktober 1950
De kindermond (gedicht)

Jantje wandelde met Vader
– Vader handelde in veeheel gezellig door de polder,
Jantje mocht voor ’t eerst eens mee.
Pa moest even naar een boer toe,
want daar was nog wat te koop,

immers, twee heel goede koeien
was de moeite van een loop!
Pa sprak met de boer en keek zo
naar de beesten op het land;
hij betastte en bevoelde
elke koe van alle kant.
Na veel loven en veel bieden
werd men ’t eens over de prijs ;
toen aanvaardden Pa en Jantje
weer naar huis tesaam de reis.
„Vader”, vroeg de kleine jongen,
toen de tocht werd voortgezet,
want hij had bij het betasten
van die koeien opgelet,
„Vader, zeg, vertel eens even,
waarom of je dat wel deed.”
„Kijk”, sprak Vader, „dat doe’k daarom,
omdat ‘k anders toch niet weet
of die koeien, die ‘k gekocht heb
zwaar en vet genoeg nog zijn.”
Vader dacht: zó zal ‘k ’t maar zeggen,
want Jan is nog maar zo klein.
Maar ons Jantje dacht hier nog een hele tijd wel over na,
en na enkele minuten zei hij plotseling: „Zeg, Pa,
‘k denk, dat Truusje, onze dienstmeid,
niet lang meer bij ons zal zijn.”
„Zo?” vroeg Vadert — „Ja” zei Jantje,
en dat vind ik heel niet fijn.”
„Waarom meen je dat?” vroeg Vader;
even was toen Jantje stil.
Daarna sprak hij:
,,’k Denk, dat Piet, de
bakkersknecht, haar kopen wil . . . .”
JO SPIEGELS

Landbouwemigratie naar Canada
Wie zich na 31 December 1950 aanmeldt, kan niet vóór begin 1952 vertrekken. Nederlandse emigranten voor Canada moeten aldaar nog kunnen deelnemen aan de werkzaamheden die aan de oogst voorafgaan. Daarom dienen zij in de maanden Februari tot Juni hun bestemming te bereiken. De formaliteiten, die aan het vertrek voorafgaan, nemen veel tijd in beslag, zodat aanmelding vóór December gewenst is. Voor emigratie naar Canada kunnen in aanmerking komen landbouwarbeiders, boeren en tuinders (ook al hebben zij enige jaren dit vak niet meer uitgeoefend) en enkele ambachtslieden van het platteland; voorts personen, wier familie of kennissen in Canada hun overkomst aanvragen. In Canada wordt voor een werkgever en een onderkomen zorg gedragen. Vóór men vertrekt zijn naam en werkgever en plaats van bestemming bekend. De reiskosten kunnen geheel in Nederlands geld worden voldaan. Elke emigrant boven 15 jaar kan voor ongeveer honderd Canadese dollars aan geld medenemen. Met de speciale  migrantenschepen kan bovendien huisraad worden vervoerd.

4 november 1950
November (gedicht)

Maand van mist en vaak veel regen,
maand van natte en gladde wegen,
door het daag’lijks vallend blad;
maand van kilt’ en donkere dagen,
die je lichtreek’ning belagen ….
Stroom krijg je niet „op de lat”!
Maand, waarin men land gaat pachten,
en waarin de boer gaat slachten,
en men plukt de winterpeer.
Maand van afscheid voor de koeien:
in de wei wil niets meer groeien,
dus begint de staltijd weer.
Maand van stormwind in den lande,
maand van vorst en blauwe handen,
en de mens verkouden is.
Einde van het bromfietstoeren,
drukke tijd voor kolenboeren,
kachels branden, ’t is weer fris!
Maar ook: maand van winkelweken,
en dat is voor ons een teken :
weldra zal „het” er weer zijn!
Maand van feestjes en verzetjes,
voorbereiding voor de pretjes,
van het Sinterklaasfestijn!

Aardappelmeel gaat uit het brood
In verband met de gunstige export van aardappelmeel, waardoor de voorraad sterk is geslonken, en mede met het oog op de te verwachten geringe productie van aardappelmeel van de nieuwe oogst, heeft de Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening besloten binnenkort de verplichting tot het bijmengen van aardappelmeel in de broodbloem op te heffen. Rekening houdend met de hoeveelheid aardappelmeel, welke reeds van de aardappelmeelfabrieken is overgenomen en nog moet worden bijgemengd, kan het opheffen van deze verplichting omstreeks December geschieden. Het voor het brood bestemde meel zal dus binnenkort weer geheel uit granen (tarwe en rogge) bestaan.

11 november 1950
Advies (gedicht)

Mag ik voor het komend’ feest
even adviseren?
Want, nietwaar, de mens is toch
nooit t’ oud om te leren.

Of u van de Sinterklaas
heel, héél veel gaat maken,
of ’t feest sober houdt, U komt
in verscheid’ne zaken.
‘k Weet het zelf wel, onze beurs
geeft in deze tijden
meestal niet zo bijster veel
reden tot verblijden.
Zorgen heeft zo menig mens,
laten w’ eerlijk wezen;
vrijwel daag’lijks kun je van
prijsverhoging lezen.
Maar, U staat hier niet alleen,
ook de zakenlieden
moeten tegen ’t duurtespook
zelve ’t hoofd steeds bieden.
U kreeg vijf procent, zij niet,
U krijgt kinderbijslag;
U weet week’lijks, wat U krijgt,
meestal ied’re Vrijdag!
Maar de zakenman ….. hij moet
van de omzet leven
en dan blijft er toch nog
veel aan de strijkstok kleven
Daarom geef ik dit advies
(en ’t klinkt als een oordeel:
een gezonde middenstand
is toch ook Uw voordeel!):
Koop vooral in deze tijd
bij Uw middenstander ;
dat is plicht, want zó alleen
helpen wij elkander !

De betekenis van het grasland voor de veevoedervoorziening
Zoals bekend, is in verband met de schaarse deviezenpositie van ons land de landbouwpolitiek er op gericht zo weinig mogelijk krachtvoer te importeren en zoveel mogelijk vee« voeder van eigen bodem te winnen. Dat hierbij een doelmatig gebruik van het grasland een grote rol speelt, is duidelijk. Het blijkt echter, dat de weidebouw nog aanmerkelijk kan worden gerationaliseerd. Over één en ander zal de heer Ir C. P. Scheepers, Rijks« landbouwconsulent, iets vertellen in het radiolandbouwkwartier van het Ministerie van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening, op Maandag 13 November, a.s. van 19.45-20.00 uur (zender Hilversum II).

18 november 1950
Het ergste (gedicht)

Wanneer de regen steeds maar valt
uit de Novemberlucht,

dan wordt er binnenshuis wel eens
van tijd tot tijd gezucht.
Menig gezicht — het is een feit —
ziet doorgaans dan wat zuur
en Vader zegt: „Zo ’t leven is,
is vaak ook de natuur.
Daar heb je China met z’n macht,
en Tibet gaat er aan;
in Lake Success kletst men maar wat
en er wordt niets gedaan.
De Ambonnees verloor de strijd,
het feit is al te waar;
en d’ UNO-troepen zijn nog lang
niet in Korea klaar.”
En Moeder zegt: „Straks Sinterklaas,
je denkt er aan met schrik,
want ach, je port’monnaie is ook
al lang niet meer zo dik.
Alles wordt duurder, ’t is een kruis …”
Ja, Moeder’s zucht is zwaar.
Ze denkt: hoe knoop ik deze week
weer d’ eindjes aan elkaar?
„Ja, ’t is wel erg,” zegt eensklaps Wim,
een veertienjaar’gé blaag,
„maar ’t ergst van alles is toch wel
die zeven-twee nederlaag “
JO SPIEGELS

25 november 1950
Sint Nicolaas (gedicht)

Sint Nicolaas en Zwarte Piet,
ze zijn weer in ons land gekomen,
en allen zingen blij hun lied van:
„Zie de maan schijnt door de bomen”.
De tijd van koek en roe en gard,
van veel cadeautjes en geschenken,
van marsepein en suikerhart,
waarmee de Sint ons wil bedenken,
die tijd is weer gearriveerd
in deze donk’re najaarsdagen
en wat er door ons wordt begeerd,
dat durven we welhaast niet vragen.
Is het wel tijd voor pret en feest,
nu volk’ren weer elkaar belagen ?
Want als je trouw je krantje leest,
dan rijzen er zovele vragen:

Waarom toch dat, waarom toch dit ?
Een antwoord is vaak niet te geven;
het lijkt somtijds, alsof je zit
op een vulkaan, in angst en beven
Maar zie dan eens de kinderschaar,
nog blij, verwachtend en onschuldig;
ze wachten weer, als ieder jaar,
ze wachten Sint al ongeduldig.
Ze weten immers van geen leed,
zij kennen nog geen haat of woede,
zij staan voor Sint Nicolaas gereed
en worden nimmer ’t zingen moede.
Zij denken slechts aan pret en vreugd’,
hun hartjes kloppen vol verwachting;
zij vormen saam de blijde jeugd,
wat weten zij van de verachting,
die er in half de wereld leeft
tegen ’t waanzinnig, dwaze strijden?
Het kind verwacht, dat men hen geeft
iets, waarmee het zich kan verblijden,
’t Is waar: nog heerst er haast en nijd,
veroorzaakt door wat benden, horden,
die leven in een roes van strijd,
maar ’t kind mag niet de dupe worden
van deze eeuw van bruut geweld,
het kind heeft recht op een verzetje.
En als Sint Nicolaas bij U belt,
wel. gun dan ook Uw kind zijn pretje!
JO SPIEGELS

Naleving bepalingen inzake beperking electriciteitsverbruik in de piekuren
Het Ministerie van Economische Zaken vestigt er nogmaals de aandacht op, dat de maatregelen betreffende beperking van het electriciteitsverbruik tijdens de piekuren (n.l. van Maandag tot en met Vrijdag van 7.30 tot 9.00 en 16.30 tot 18.00 uur en’s Zaterdags van 7.30 tot 9.00 uur) zorgvuldig dienen te worden nageleefd. Op de inachtneming van de bepalingen inzake etalageen reclameverlichting, buitenverlichting van openbare gebouwen, inrichtingen voor publieke
vermakelijkheid, hotel-, café-, restaurant- en aanverwante bedrijven enz. zal nauwlettend worden toegezien. Bij het niet-nakomen der gegeven voorschriften stelt men zich bloot aan afsnijding van de electriciteitstoevoer.

2 december 1950
Surprisetijd (gedicht)

De allermooiste tijd,
’t Is onbetwist een feit,
dat zal, nietwaar, ’t festijn
van Sinterklaas wel zijn.

Surprisepakjes staan
weer dagenlang vooraan,
in het vernuftig brein
van ieder, groot en klein:
Een leesboekje voor Piet,
’n gebreide muts voor Riet;
natuurlijk voor oom Klaas
een pop van speculaas.
Een ons fijne tabak,
gestopt in een groot pak,
dat is bestemd voor Pa,
al merkt-ie dat niet dra.
En dan voor onze Moe
vanzelf geen gard of roe,
maar bij haar nieuwe jas,
een mooie, warme das.
Voor onze kleine Puk
nu eens een heel groot stuk
gekleurde marsepein;
let op, dat vindt ze fijn!
Een bal voor kleine Stien,
odeur voor tante Mien,
een trein voor neefje Ko,
een pop voor nichtje Jo . . . .
Och, ’t doet er ook niet toe,
wat of U geeft aan Moe,
aan Pa, aan Jan, aan Kees,
oom Wim en tante Trees ….
De hoofdzaak zal wel zijn,
het Sinterklaasfestijn,
en dan denk ik gewis,
dat elk tevreden is!
MAARTJE ZELDENRIJK

Er komt wat meer veevoer voor de kleine en middelgrote bedrijven
Als overbruggingsregeling: Soepele toepassing der normen. De Minister van Landbouw, Visserij en Voedselvoorziening zal deze winter de veevoedernormen soepel toepassen, maar de veehouderij moet er op rekenen, dat het volgend jaar bij de veevoedervoorziening ten volle rekening zal worden gehouden met de factor scheurbaar grasland. Minister Mansholt deed deze mededeling in zijn rede in de Tweede Kamer der Staten-Generaal tijdens de behandeling van de landbouwbegroting op vrijdag 24 November 1950. De bewindsman vroeg een zo hoog mogelijke productie van voer op het bedrijf, maar stelde voor de middelgrote bedrijven (12—20 ha) een verhoging met 30% der veevoedernormen in het vooruitzicht, die bedoeld is als overbruggingsregeling voor deze winter en het komende voorjaar, daar de bedrijven wellicht nog niet voldoende grasland hebben, kunnen scheuren. Voor de kleine bedrijven kunnen de Provinciale Voedselcommissarissen een dergelijke overbrugging ook geven. De Regering beoogt met deze overbruggingsregeling voor het veevoer te voorkomen, dat uit vrees voor een voertekort de opvoering van de productie van de varkensstapel achterwege blijft.

Het gevaar van koolmonoxyde
De winter nadert en de koude doet zich reeds gevoelen. Velen geven zich er onvoldoende rekenschap van, dat dit jaargetijde ook een uitbreiding van een ernstig gevaar met zich brengt, namelijk dat van vergiftiging door koolmonoxyde, een uiterst vergiftig gas. Dit gas verraadt zijn aanwezigheid in de lucht niet door kleur, reuk, smaak of prikkelende werking, zodat het gevaar dikwijls te laat wordt bespeurd. Het gas ontstaat overal waar stoffen worden verbrand, die koolstof bevatten. Hiertoe behoren – de naam zegt het reeds — o.a. steenkool, bruinkool en houtskool. Doch ook petroleum, benzine, olie en zelfs moerasgas bevatten koolstof en uit al deze stoffen kan koolmonoxyde ontstaan. Dit gebeurt, wanneer zij worden verbrand onder onvoldoende toevoer van lucht, waardoor de verbranding onvolledig wordt. In het rookgas van kachels en haarden, in het uitlaatgas van benzinemotoren en trekkers komt altijd wat, soms zelfs veel koolmonoxyde voor. In het uitlaatgas van benzinemotoren kan dit zelfs oplopen tot boven 10 %. Men bedenke hierbij, dat
reeds een half % in de inademingslucht zeer snel dodelijk werkt.

9 december 1950
Maanziek (gedicht)

(Een Amerikaanse geleerde heeft gezegd, dat we binnen 5 jaar naar de maan kunnen reizen; hij weet
alleen nog niet, hoe we terug moeten keren naar de aarde….)

In deez’ woel’ge, dwaze wereld
komt men met een nieuwtje aan:
Over vijf jaar kan men reizen
— als men wil — naar onze maan,
per raket. — Net als ons spoortje,
vlug en veilig zal het zijn, maar of ’t ook voordelig is, wel,
daarvan denk ik nog het mijn’!
En daarbij komt nog iets anders,
want al weet ik niet de prijs,
een retour wordt niet gegeven,
voorshands slechts een enk’le reis!
Vraagt U mij: wat is toch wel het
doel van dit experiment?
Dan moet ‘k zeggen: ’t spijt me wel, maar
daarmee ben ik niet bekend.
Over ’t nut van zulk een reis . . . och,
zullen we niet twisten gaan;
moog’lijk is er wat te halen
voor ons van die verre maan ?
Of is ’t een nieuw soort maanziekte?
Hoe ’t ook zij, ‘k vind er niets aan;
‘k denk zo: niemand wordt toch beter,
als hij naar de maan moet gaan.
Daarom heeft zo’n manereisje
volgens mij ook heel geen zin.
Daarbij komt nog dit: het „nieuwe” z

ie ik werk’lijk evenmin.
Hoeveel zaken en bedrijven
— vaak zie je ’t in de kranten staan —
gaan er, door de hoge lasten,
dagelijks al naar de maan?
JO SPIEGELS

Excursie wasmachines
N.V.E.V. Woensdag 29 Nov. maakte een aantal dames van de N.V.E.V. per Geld. autobus een excursie naar de K.E.M.A. in Arnhem, om daar een wasdemonstratie bij te wonen van de allernieuwste electrische wasmachines. De hoge aanschaffingskosten zullen voor velen helaas nog een beletsel zijn, deze vlugge en minst slijtende manier van wassen te volgen, maar daarom was het niet minder interessant de demonstratie bij te wonen.

Bestrijding aardappelmoeheid
De Plantenziektekundige Dienst te Wageningen verzoekt ons opname van het volgende: Wij doen een ernstig beroep op Uw medewerking voor een kwestie, die economisch en sociaal van zeer groot belang is te achten. Acht jaar geleden werd in Nederland ontdekt, dat hier voorkwam de alom gevreesde aardappelmoeheid, veroorzaakt door een microscopisch klein aaltje, genaamd Heterodera Rostochniensis of in het Nederlands het aardappelaaltje. Deze ziekte doet kale plekken ontstaan in het aardappelgewas en leidt bij voortgezette aardappelteelt tot misgewassen. Het verraderlijke van deze ziekte is, dat de aaltjes reeds in de grond aanwezig zijn, zonder dat men iets aan het gewas bemerkt. Bovendien hebben deze aaltjes een lange levensduur, doordat zij, wanneer geen aardappelen als voedselplanten aanwezig zijn, in kleine bolletjes, cysten genaamd, de komst van een nieuw aardappelgewas kunnen afwachten. Deze omstandigheden maken, dat de bestrijding uiterst moeilijk is. Chemische bestrijdingsmiddelen of onvatbare aardappelrassen zijn nog niet gevonden. De enige bestrijdingswijze is: gebruik te maken van de omstandigheid, dat wanneer geen voedsel in de vorm van levende aardappelplan ten aanwezig is, elk jaar een deel van de aaltjes in de cysten afsterft. Door dus op besmet terrein de aardappelteelt vele jaren na te laten en op — ogenschijnlijk — gezonde terreinen een ruime vruchtwisseling toe te passen, zal de ziekte te bestrijden, resp. te voorkomen zijn. Er is echter meer. De verspreiding van de cysten, die in de grond verblijven gaat zeer gemakkelijk, zelfs door de wind of met water, maar ook met planten, waaraan grond blijft zitten. Hiervoor is het buitenland, terecht, zeer bevreesd. Onze export van bloembollen en boomkwekerijproducten en natuurlijk van pootaardappelen is uitsluitend mogelijk, wanneer de garantie kan worden gegeven, dat de gewassen zijn geteeld op terrein, waarop geen aaltjes gevonden zijn. Deze garantie kan gegeven worden, maar zij wordt voortdurend in gevaar gebracht door het feit, dat vele telers, vooral zij, die voor eigen gebruik aardappelen verbouwen, de ernst van de situatie niet inzien. Meestal komt dit, doordat zij onwetend zijn met de aard van de ziekte, de gevolgen er van en de wettelijk voorgeschreven  bestrijdingsmiddelen. De ziekte is in Nederland nog niet zó zeer verspreid, dat preventieve maatregelen niet meer zouden helpen. In vele andere landen is dit reeds het geval: daar kunnen tengevolge van de ziekte nog slechts eenmaal in de zes of acht jaar met succes aardappelen op dezelfde grond worden geteeld. Het is niet uitgesloten, dat de aardappelmoeheid in ons land nog kan worden gekeerd. Maar dit is alleen mogelijk, wanneer iedere
teler, groot of klein, volledig medewerkt.

16 december 1950
December-Avond (gedicht)

 

De Oostenwind waait scherp en guur,
wanneer ik, in het schemeruur,
mij voort spoedt door de stille straten;
de zon is al zo spoedig heen,
maar toch is elke dag er één,
al gaat deez’ dag ons vroeg verlaten.
De weiden zijn weer dor en kaal,
De akkers onberoerd, egaal,
als waren ze voorgoed bedorven.
En in het stille avonduur,
ervaar ik, dat heel de natuur,
als ’t ware gans is uitgestorven.
Geen vogeltje, dat nu meer zingt,
’t is stilte slechts, wat mij omringt;
geen bloempje prijkt meer met z’n kleuren,
’t Is, of dit alles nog heel stil,
verborgen voor ons, koud en kil,
diep in de aarde ligt te treuren.
Aan ’t firmament, oneindig ver,
verschijnt, heel zwak, de eerste ster,
die glanst met reine, tere stralen;
en blauwer wordt de avondlucht,
waarvoor het daglicht henenvlucht,
nadat het eerst nog wat bleef dralen.
En als een grote, stille macht
komt over d’ aarde zoetjes, zacht
de nacht… maar toch… ’t is ons ten teken:
zelfs na de diepste, zwartste nacht,
die vaak zo veel ellende bracht,
zal ééns de schone dag aanbreken!
MAARTJE ZELDENRIJK

Drastische beperking electriciteitsverbruik in de piekuren noodzakelijk
Het Ministerie van Economische Zaken deelt, in overleg met de Vakgroep Electriciteitsbedrijven, ten aanzien van de noodzakelijke beperking van het electriciteitsverbruik in de piekuren het volgende mede: Het is gebleken, dat in enkele gemeenten tijdens de piekuren het verbruik van electriciteit nog niet voldoende verminderd is om de levering van electrische energie tijdens deze uren veilig te stellen. Wanneer niet tot grotere beperking van het electriciteitsverbruik wordt overgegaan, zijn tijdens de komende donkere dagen en bij grotere koude, zonder twijfel moeilijkheden te verwachten. De electriciteitsverbruikers worden er nogmaals op gewezen, dat beperking van het electriciteitsverbruik in de piekuren (van Maandag tot en met Vrijdag van 7.30—9.00 uur des morgens en van 16.30—18.00 uur der namiddags en op Zaterdag van 7.30—9.00 uur des ‘smorgens) strikt noodzakelijk is. Indien men zich niet aan de voorgeschreven bepalingen en wenken houdt, is het nauwelijks te vermijden, dat in bepaalde delen van het land ernstige storingen bij de levering van electriciteit zullen voorkomen.

23 december 1950
Kerstfeest 1950 (gedicht)

Als de slanke kaarsjes branden
aan de mooi versierde boom,
dan waan ik ‘m in verre landen,
want ’t is net een sprookjesboom.
Kind’ren hoor zachtjes zingen,
‘k zie ze staan in witte dracht;
’t is, alsof ze mij omringen
in hun smetteloze pracht.
Zachtjes flikkeren de lichtjes,
toveren een blijde gloed
op der kinderen gezichtjes,
die de oogjes schitt’ren doet.
Kind’ren zingen nu van vrede
op deez’aarde, ’t oude lied;
maar de mens hoort niet naar rede
en geen vrede is in ’t verschiet.
Ja, toch: innerlijke vrede
door het kind van Bethlehem;
daarvan deelt het ieder mede,
die wil luisteren naar zijn stem.
Moge dale in onze harten,
deze zaal’ge kerstmisvree –
in een wereld, vol van smarten,
vieren wij dan ’t kerstfeest mee!
Jo Spiegels

Stevord geen rijwielhandelaar meer
Eindelijk hebben de vele bureau’s en instanties, die zich voor ons allen, die werken, verdienstelijk maken, hun doel bereikt: Vanaf 1 Jan. 1951 is Stevord geen rijwielhandelaar meer en mag geen reparaties meer verrichten. Dit is een gevolg van de overschrijving van onze zaak van D. J. Smeitink op J. W. Smeitink, hoewel hierdoor practisch niets veranderd is. Wij deden 43 jaar in rijwielen en Bertus Goossens was 22 jaar bij ons. Wij hoeven niet te zeggen, hoezeer wij deze loop der gebeurtenissen betreuren, mede omdat wij dus onze rijwielklanten moeten teleurstellen, daar Goossens vanaf 1 Jan. ook niet meer in onze dienst kan blijven. Mede namens hem: onze dank voor het genoten vertrouwen. Uit het bovenstaande zou U mogelijk afleiden, dat de plaatselijke rijwielhandelaren hierin de hand zouden hebben. Dit is niet het geval. Wij hebben met hen allen als goede collega’s kunnen samenwerken en wijten onze moeilijkheden alleen aan de wanstaltig uitgegroeide officiële bemoeiingen. Als zand in een machine bedreigen deze ons aller activiteit. Natuurlijk blijft onze zaak (behalve de rijwielafdeling) verder gewoon doorgaan. Doordat wij nu al onze aandacht bij onze andere artikelen kunnen bepalen, zullen wij U daarin nog beter kunnen voldoen dan tot nu toe. Wij hebben nog een flinke voorraad rijwielonderdelen, die we ook niet kunnen opeten. Daarom houden wij in Januari een drastische opruiming van nieuwe en gebruikte fietsen en alle onderdelen. De prijzen stijgen; met het kopen van enkele goede reserve-onderdelen kan U zeker niets gebeuren.
STEVORD