1995-02 De moordaanslag op notaris Ghym

Uit de Olde Kaste 1995-02

Auteur: Eddy Geurtsen

De moordaanslag op notaris Ghym

Lodewijk August Ghym, notaris te Hengelo van 1822 tot 1875. Lodewijk August Ghym kwam in 1791 ter wereld als zoon van Johan Ludwich Ghym en Anna Maria Christina Bongardt, die in ‘s-Heerenbergh woonden. In 1822 kwam deze Lodewijk August naar Hengelo, hij betrok een kamer bij mevrouw Geertruida Westerholt waar hij zijn praktijk als kantonsnotaris begon. Het zou het begin worden van een loopbaan die meer dan vijftig jaar zou duren.

Gedurende ruim een halve eeuw zou notaris Ghym het vertrouwen genieten van rijk en arm, van jong en oud, van adel en boerenstand. In 1835 vertrok mevr. Westerholt, zijn hospita, naar Zutphen. De koopman Sally Fortuin werd de nieuwe bewoner, zodoende moest onze notaris naar een andere behuizing omzien. Zijn keus viel op een paar kamers bij de familie Willinck. Op huisnummer 20 in het dorp woonden vijf gezusters Willinck, maar ondanks alle vrouwenhanden in huis woonde de ongehuwde Lodewijk August hier geheel zelfstandig.
Hij had een inwonende dienstmeid, Theodora Beunk uit Hengelo. Het valt op dat de gereformeerde Ghym een katholieke dienstmeid had aangenomen, waarschijnlijk om zo neutraal mogelijk te blijven voor alle religies. Geleidelijk raakte onze notaris in goeden doen. In juni 1846 schoof hij met zijn huishoudster een deur op naar huisnummer 19, later zou dit huisnummer worden veranderd in nummer 1. Dit huis is het nog steeds bestaande pand aan de Spalstraat, ‘Dorpzicht’ genaamd. De vorige bewoner was niemand minder geweest dan burgemeester Wil. Adriaan Wilbrenninck.
Het leven in deze grote woning maakte uitbreiding van de huishouding noodzakelijk. Op 1 mei 1852 (de eerste mei was bij uitstek de datum om bij een nieuwe werkgever te beginnen) deed Catharina Sanders haar intrede bij de notaris. Ze zou haar baas bijna twintig jaar trouw blijven als huishoudster. Samen zouden ze nog een angstig avontuur beleven.



Omstreeks 1860 verliet Theodora Beunk, de dienstmeid, haar broodheer. In haar plaats kwamen achtereenvolgens enkele jonge meisjes van een jaar of twaalf die allen slechts korte tijd bleven. De jonge notaris van weleer veranderde geleidelijk in een grijze eminentie. Maar op een leeftijd van 76 jaar, tegenwoordig zou men al geruime tijd zijn gestopt met werken, sloeg het noodlot toe.

Op de avond van zondag 12 mei 1867 werd er aangebeld bij de notaris. Catharina Sanders deed open en zag een man op de stoep staan die haar baas wilde spreken over zaken. In de Zutphense Courant viel later het volgende te lezen:
Na afloop van ‘t gesprek hoorde de dienstmeid, hoe haar heer zelf den persoon uitliet, terwijl deze zeide: “Ik zal dan maandag terugkomen”. Dadelijk daarop vernam zij echter ook een steunen en een val. De bezoeker had, zoo als later bleek, den heer Ghijm, toen deze hem de deur wilde openen, met een klompenmakersboormes eerst zwaar aan het hoofd verwond, en toen hij daarop bewusteloos nederviel, nog zulk een zwaren slag op den arm toegebragt, dat deze gebroken is. Toen de meid nu toeschoot om te zien en haren meester te helpen, werd ook zij door den persoon aangegrepen, die haar met zijn mes twee sneden in het aangezigt op de hoogte van den mond toebragt, zoodat letterlijk de tanden met het vlees zijn uitgesneden.

Nog diezelfde avond werd er door de burgemeester een bode naar Zutphen gezonden met een boodschap voor de Officier van Justitie.

Lees verder op pagina 2