1996-02 ’t Kervel

Uit de Olde Kaste 1996-02

Auteur: J. Harenberg

’t Kervel bij Hengelo.

In zijn ‘Aardrijkskundig woordenboek der Nederlanden’ uit 1845, geeft A J .van der Aa van dit – toen voormalige – huis deze beschrijving:
“Ter plaatse, waar zij gestaan heeft, ziet men thans een boerenerf. De daartoe behoord hebbende gronden, beslaande eene oppervlakte van 8 bund. 66 v. r. 10 v. e., worden thans in eigendom bezeten door den Heer van der Heyden van Baak… “.

De historie van ’t Kervel is zeer ingewikkeld. Het goed zou identiek zijn aan het oude goed Meyerinck, dat weer een gedeelte was van het ‘Goet ten Breule’, dat één der oudste goederen in de wijde omgeving was. Het Bruil wordt in 1380 genoemd, wanneer Griet van Breule bezitster is. In 1403 wordt Ludolph ten Broewel beleend en zo’n twintig jaar later, in 1422, ontmoeten we Albert Meyerinck geheten ten Bruell Luykenssoon, waaruit we voorzichtig mogen concluderen dat een ander geslacht zijn intrede heeft gedaan. De omschrijving van zijn bezit luidt: ‘dat goed ten Bruell, gelegen an Meyerinck in den kerspel van Hengel… ‘. Maar nog datzelfde jaar verwisselt het van eigenaar en de nieuwe bezitter blijkt Steven van Kervenheim te zijn, die het Bruil geruild heeft tegen het goed Hederick, eveneens in Hengelo gelegen. Steven heeft bij zijn vrouw Margriet tenminste twee zoons, Gerrit en Hendrick, Waarvan de eerste in 1447 het goed ’ten Broyl’ erft. ln 1465 blijkt dat tot dat goed eveneens behoren Meyerinck en Cleyn Ryffelerkamp. Gerrit laat ‘de goede ten Bruyl’ in 1491 na aan zijn zoon Steven. Otto van Kervenheim, “erve sijnes vaders Gerrit, ontfinck den hoff ende erve to Meyerinck” in 1495. Vervolgens erft Henrick van Kervenheim “dat goed geheiten ten Bruyl (end hierin gehoort het goed Meyerinck, bij het goet ten Bruyl gelegen) ende Cleyn Ruffelerskamp”.
Of Henrick een zoon van Otto is, dan wel diens broer is niet duidelijk. Wel zeker is, dat Jutte van Kervenheim, gehuwd met Christoffel van Munster, in 1528 de boel van haar vader Henrick erft. Maar kennelijk is zij toch niet de enige rechthebbende, want het leenregister deelt ons mede dat Sweder van Kervenheim, erfgenaam van Otto, het op zijn beurt weer laat vererven op Steven van Kervenheim, en wel “dat goet Meyerinck”, dat een onderleen was van het goed Broyl.


voorzijde Huize ’t Kervel, voor de verbouwing, zonder veranda.

Christoffel van Munster zal dat in 1544 en 1545 weer in leen geven aan Steven van Kervenheim. Waarschijnlijk is toen het Meyerinck definitief afgespleten van Broyl, want terwijl laatstgenoemd goed aan de van Munster’s komt, zal het Meyerinck aan de Van Kervenheim’s blijven.

Lees verder op pagina 2