2012-04 Paardenhandel in ‘t Hengelse paardendorp

Uit de Olde Kaste 2012-04

Auteur: Eddy Geurtsen

Paardenhandel in ‘t Hengelse paardendorp

Op de elfde van Hooijmaand 1810 was er paardenmarkt in Hengelo. Niets bijzonders,want iedere paar weken was er wel markt in het Hengelse dorp. Toch zou er iets voorvallen, waarover nog lang werd nagepraat.

We laten eerst Lucas Mentink aan het woord die een herberg voor in het dorp had:
“Dat hij gezien heeft dat op de laast gepasseerde Hengelosche mark zeker perzoon, zig uitgevende voor koopman in paarden, een paard verkogt heeft aan een vreemden voor 105 gulden.”
Over de koopman kon Lucas nog de volgende bijzonderheden vertellen:
“zeggende bij Utrecht woonagtig te zijn, bij zig hebbende een tweden perzoon die hij zijn knegt Jan noemde”.
Het paard waar het hier om ging is blijkbaar bij Lucas zijn herberg van eigenaar verwisseld, zodoende kon hij nog wat aanvullende informatie geven. Het paard was namelijk gekocht door iemand met een krom rechterbeen en over de betaling kon hij nog melden:
“dat dien koopman toen aan hem (de koper) vroeg: “waar zal ik mijn geld krijgen?”Denzelven daarop antwoorden: “Daar is 85 gulden in het builtjen”, hem tegelijkertijd een zakjen met geld overreijkende, daarbij zeggende: “wagt mij aan de naastgelegen herberg, daar zal ik uw het geld geven. Ik weet nog een heer die een paard nodig heeft, dan kunnen wij zamen rijden. Dan zal ik uw een koopman tot dat eene paard toeschikken”.
De koper had dus een aanbetaling gedaan van 85 gulden en de resterende 20 gulden zou hij betalen bij de “naastgelegen herberg” zonder dat hij daarvan een nadere plaats had genoemd.





De paardenkoopman uit Utrecht had nog een paard in de aanbieding en de koper wist hiervoor nog een gegadigde. Blijkbaar kwam die aspirant-koper bij hem uit de buurt want hij wilde dan samen met hem terugrijden naar huis.
Het heeft nog wel een tijdje geduurd voordat het restbedrag werd voldaan want Lucas verklaarde later:
“waarop dien koopman met diegeene welke hij zijn knegt noemde en die bij hem agterop zijn eene, nog onverkogte, paard geholpen wierd het dorp uitgereden zijn.”
Volgens Lucas had het wel drie tot vier uur geduurd dat:
“die knegt wederom in het dorp gekomen is bij hem aan huijs, en vragende of hij ook wist waar die kerel was die dat paard van zijn baas gekocht had, zijn baas moest nog geld hebben.”
Lucas had tegen de knecht gezegd dat hij niet beter wist of die koper was nog met dat paard op straat. Later bleek dat het paard inmiddels was doorverkocht aan een boer uit Baak die Meijer heette.
De knecht had van: “de coopspenningen 20 gulden afgenomen welke hij zeijde dat zijn baas nog hebben moest”.
Daarmee had dit verhaal afgelopen kunnen zijn, ware het niet dat op donderdag 26 juli, ruim twee weken later: “Die selve perzoonen wederom aan zijn huijs gekomen zijn,bij zig hebbende twee vosblesde paarden”.
Lucas Mentink was zelf niet thuis geweest en daarom laten we zijn vrouw, Hendrica Wolterink, aan het woord:
“Dat op donderdag den 26 julij l.l. in den agtermiddag tusschen vijf en ses uur voor haar deur gekomen is diezelfde koopman welke drie weken te vooren met twee paarden hieraan de mark geweest is, komende voor haar deur rijden met twee vosblesde paarden”.

Lees verder op pagina 2