1997-02 Uit de geschiedenis van de Dunsborger en Hattemermark

Onmiddellijk daarop werd aan de “huttemans”, die van ouds gewoond hadden, toegestaan voor eigen “noodruft” de heide en het veen te gebruiken. Aan de nieuw ingekomenen werd dit ontzegd en aan het toezicht was opgedragen het uitdrijven van vee te beletten. Al deze bepalingen konden echter het bouwen van hutten niet tegengaan. De marke besloot dan ook eindelijk de huttemans op pacht te zetten, die in 1757 van 33 hutten betaald werd. Werd de pacht niet voldaan, dan verkocht men de grond, nadat soms vooraf het bouwsel was opgeruimd. Met de omliggende marken leefde de Hettmermark meestal in vrede, wanneer men uitzondert enige geschillen met de Ruurlose over het zetten der markpalen en met de Hengelose over een benoeming van “den beurder of ontvanger der verpondingen”; met Steenderen bestond blijkens het verhandelde in de holting van 30 juli 1612 een ‘paalburenrecht’, dit is het recht, dat het vee van de ene mark in de andere mocht weiden. Dit noemde men “vrije klauwengang”.

Oorspronkelijk had de marke één richter, later twee, waarvan de een meer bijzonder het toezicht had over het gedeelte onder Hengelo, de andere onder Zelhem. De markerichters waren verplicht op de holting aanwezig te zijn. In 1576 ontbraken beiden, de een wilde niet komen, de ander was dronken van brandewijn. “Doo dan nu”, zegt het Markenboek,

“bij de presente erfgenamen niet uytfindig gemaakt en gehandelt kan worden sinnen sen geaccordeert en hebben een nieuwe dag anbestembt om die holtinge te holden nu toekomende maendag over 14 dagen by een poene van vijf gulden”.

Het Markeboek bevat verder nog een groot aantal bepalingen, waarvan ik er slechts enkele wil aanhalen. De markerichter kon iemand, die diefstal van hout, plaggen, of “ander geweld” pleegde, doen “bestocken”, dit is in arrest zetten en recht over hem spreken “buyten den heeren van den lande off yemants van syner wegen”. Bij aanhouding werd de “lonszhaek” (luns) van de wagen genomen en de “schynckel” (de as, waarop het stel van de wagen rust) gebroken, zodat men niet verder kon; een en ander onverminderd de nog op te leggen straf.
De markgenoten mochten de markegronden onder elkaar delen, verkopen en ruilen. Die gronden gebruikten zij, evenals de erven, ‘tiendvrij’, waarin men het bewijs kan zien, dat noch de geestelijkheid, noch de landsheer in de graafschap Zutphen een algemeen tiendrecht heeft bezeten.


Broodlevering Muldersfluite, opname uit periode 1949-1955. Van links naar rechts: (op voorgrond) J. Kl. Wassink uit Zelhem onbekend, onbekend, H. Beulink, Burg. F. van Hoogstraten, onbekend, onbekend, A. Menkveld uit Zelhem, (zittend) H.B. Lubbers.

Lees verder op pagina 3

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *