1994-03 De dubbele moord te Hengelo

Uit de Olde Kaste jaargang 1994-03

Auteur: Eddy Geurtsen

De dubbele moord te Hengelo, de moord op de oude Beumers

In de zomer van 1919 werd het dorp Hengelo opgeschrikt door het bericht dat er een dubbele moord zou zijn gepleegd in de buurtschap Noordink.

1.
Zoals alle jaren werd ook in dat jaar de kermis op dezelfde wijze gevierd. Woensdag 10 juli was er de kermismarkt met de alom bekende paardenmarkt. Op donderdag waren er voor de middag volks- en kinderspelen, na de middag het traditionele vogelschieten op de Bleek. Beide dagen werd er dan ook kermis gehouden. Op de morgen van vrijdag 12 juli, zo rond de klok van 9 uur, kwam een belastingcommies, die biljetten aan het rondbrengen was, voor een afgesloten woning. Gezien het tijdstip en het feit dat de koeien op stal vreselijk tekeer gingen, kwam hem de situatie verdacht voor. Het betrof de afgelegen woning aan “den weg naar het Vaalferink” van de 80-jarige G.J. Beumer en zijn vier jaar oudere zuster, huisnummer E 561, nu Kreilweg. De commies bedacht zich geen ogenblik en hij ging direct de buurt in om hulp te halen. Hij kwam terecht bij Hermanus Wesselink van “de Bargel”, landbouwer van beroep maar daarnaast ook jachtopziener en bosbaas. Gezamenlijk gingen ze naar het huis van de familie Beumer. Aangezien Wesselink op de hoogte was van de levenswijze van de beide oudjes, kwam hij tot de conclusie dat er iets niet in orde was. Hij stelde geen onderzoek in, maar ging naar de rijksveldwachter Jan Rodermond, die tegenover het gemeentehuis woonde. Samen zijn deze twee vervolgens naar de woning van de “oude Beumers” gegaan. Daar aangekomen is Rodermond direct naar de achterdeur gelopen, heeft de onderste helft van die deur opzij geduwd en is vervolgens door de ontstane opening naar binnen gekropen, meteen daarop door Wesselink gevolgd. Toen ze aldus op de deel waren aangekomen vonden ze bij het begin van het gangetje het lijk van G.J. Beumer. Zijn keel was deels doorgesneden, terwijl duidelijk zichtbaar was dat de man zwaar mishandeld was. In de omgeving van het slachtoffer was alles met bloed bespat. In de onmiddellijke nabijheid van het lijk lag een steel uit de greep. De oude Beumer had de eigenaardige gewoonte gehad, altijd een greep bij zich te hebben. Nadat Rodermond en Wesselink verder waren gegaan met hun onderzoek, vonden zij in het woonvertrek op de stoel zittend het lijk van de zuster. Het werd hen terstond duidelijk dat ze was overleden door een slag op haar schedel.