1994-03 De dubbele moord te Hengelo

6.
Een goed ontwikkelde politieman als hij was, had ook zo weinig mogelijk aan de situatie mogen veranderen in verband met het sporenonderzoek. Maar hij had direct de steel van de greep in handen genomen en beide lijken aangeraakt. Het had er alle schijn van, dat dit tot doel heeft gehad, zoveel mogelijk sporen uit te wissen. Daarbij was buurman Wesselink zijn getuige dat alles door hem was beroerd. Dan is er nog een hele opsomming van incidenten, waar de rijksveldwachter in die tijd bij was betrokken. In 1920 kwam aan het licht dat Rodermond (3) evenals bij de familie Beumer, ook bij de gezusters Brueijel (3) als raad en daad optrad. Dit waren twee mensen die zeer bemiddeld waren, maar in een vervuilde staat en in afzondering leefden.
De boerderij die ze bewoonden was helemaal verwaarloosd, een andere boerderij die ze in hun bezit hadden was zodanig vervallen dat deze in elkaar gezakt was. Het geval wil nu dat Rodermond de stenen van de puinhoop heeft verkocht en de opbrengst in eigen zak gestoken. De gezusters hadden hem hiervoor geen opdracht gegeven en dienden een klacht in bij de justitie te Zutphen. Toen er een gerechtelijk onderzoek ter plaatse werd ingesteld, trokken de zussen hun aanklacht in. Een zekere Besselink ”De Jager” (4) werd eens door Rodermond op heterdaad betrapt bij een stroperij. Zijn geweer werd in beslag genomen en Besselink had er nooit meer iets van gehoord. Jaren later ontdekte een zoon van Besselink het geweer van zijn vader bij een particulier, die vertelde dat hij het wapen van Rodermond had gekocht. Er werd ‘werk van gemaakt’ en er volgde zelfs een veroordeling. De veldwachter werd tot een boete van f. 60,– veroordeeld. Al met al werden de beschuldigingen aan het adres van Rodermond steeds harder en openlijker. Dat hij zelf op de hoogte is geweest van de verdenkingen die men tegen hem koesterde, mag blijken uit het volgende voorval. De heer Morsink, die in het zelfde pension woonde als Schuurman (5) de gemeenteveldwachter, heeft een ontmoeting met Rodermond beschreven: Op een avond, ik weet de juiste datum niet meer, kwam Rodermond bij Schuurman op bezoek. Wij zaten met ons drieën (Rodermond, Schuurman en ondergetekende) in mijn kamer aan de tafel. Na wat heen en weer gepraat bracht Schuurman het gesprek op de moord van de fam. Beumer, ruim een jaar geleden. Ik heb mij toen opzettelijk niet in het gesprek gemengd maar des te beter geluisterd en Rodermond geobserveerd.
De woorden van Schuurman waren hard en scherp en gingen recht op het doel af. Zelfs in zekere zin belastend en die hem uitdaagden, om indien ze niet juist waren een vervolging in te stellen. Rodermond gaf geen antwoord; bleef zwijgen en zwijgen en sloeg maar denkbeeldige pluisjes weg. Star voor zich uitkijken was het enige wat hij deed en een woord tot verdediging, of wat dan ook heeft hij niet geuit. Op deze wijze zijn wij van elkander gegaan en nadien hebben we nimmer meer een gesprek met Rodermond gehad.

7.
Omstreeks 1921 kreeg veldwachter Schuurman van de koetsier van het Kervel, een tip over een dubieuze geldtransactie. Heinrich Petering (6) had vernomen dat Rodermond van een zekere Ellenkamp (7) f. 1.000,= had geleend in ruil voor een schriftelijke schuldbekentenis. Schuurman, die kost wat kost de moordenaar van de oude Beumers wilde ontmaskeren, trad in overleg met de Officier van Justitia in Zutphen. Deze gaf opdracht om een onderzoek in te stellen. De veldwachter nam inderdaad een schuldbekentenis op naam van Jan Rodermond in beslag ter waarde van l.000,= . Dit papier was opgeborgen in een gele enveloppe en geplaatst in een zogenaamd glazen kastje in de keuken. Bij proces-verbaal werd dit stuk (dat in zeer goede stijl was opgesteld en waar juridisch geen speld tussen was te krijgen) opgestuurd naar de Officier van Justitie. Deze is in overleg getreden met notaris J.M. Koning in Hengelo om te bewerkstelligen dat Rodermond de
f. 1.000,= aan de familie Ellenkamp zou terugbetalen. Na bemiddeling van de notaris heeft deze inderdaad genoemd bedrag terugbetaald. Intussen was Rodermond overgeplaatst naar Twello, tegelijkertijd werd hij bevorderd tot brigadier der Rijksveldwacht.

(3) Everdina Breuijel, geboren 1 juni 1864 Hengelo, overleden 13 oktober 1944 Hengelo. Hendrika Johanna Berendina Breuijel, geboren 11 maart 1859 Hengelo, overleden 26 december 1941 Zutphen. Zij is als alleen wonende vrouw op Kerstavond in het vuur gevallen. Overdekt met brandwonden is zij naar het ziekenhuis gebracht en aldaar op tweede Kerstdag overleden. Deze zusters waren bemiddeld, leefden in een vervuilde staat en zijn overleden zonder testamentaire beschikking. Het gevolg ervan is geweest dat er legio erfgenamen waren. In 1953 had hier nog geen splitsing of deling plaatsgevonden.
(4) Albartus Besselink, geboren 21 september 1831 Vorden, overleden 3 april 1908 Hengelo, bijgenaamd “De Jager”.
(5) Hindrik Schuurman, geboren 14 januari 1877 Delfzijl, woonde in 1953 aan de Iekink 8 te Hengelo als gepensioneerd gemeenteveldwachter.
(6) Franz Heinrich Petering, geboren 21 september 1868 Oldendorf (Dld), overleden 5 februari 1941 Hengelo, koetsier op het toenmalige Kervel, later klooster van de Clarissen.
(7) Jan Berend Ellenkamp, geboren 28 juli 1855 Hengelo, overleden 2 februari 1929 Hengelo, gehuwd met Jenna Bannink, geboren 8 juni 1844 Hengelo, overleden 23 maart 1925 Hengelo.