Uit de Olde Kaste 2017-04 en 1988-02
Auteurs: Willy Hermans en Redactie de Olde Kaste
De vergeefse reddingspoging van De Olde Kaste
De Olde Kaste was de oudste molen van Hengelo. Deze standerdmolen aan de weg naar Zelhem dateerde blijkens een opschrift uit 1659, maar er heeft al eerder een molen gestaan dicht bij die plek.
Als leengoed van de heerlijkheid Baer aan de IJssel werd al in 1465 ”die wyntmoelen tot Hengel op den Goy” in leen uitgegeven aan Gadert Kockert”. Van 1484 tot 1673 was de molen eigendom van de familie Van Kervenheim, die o.a. ook de landgoederen ’t Zelle en ’t Kervel bezat.
In hun tijd werd de molen in 1659 vernieuwd en waarschijnlijk ook verplaatst naar de latere locatie, enkele honderden meters naar het noorden, richting Hengelo. De molen stond naast het huidige huis (Olde Kaste 2).
Van 1683 tot 1773 was de molen in handen van de familie Grothe, deze familie was ook eigenaar van ’t Zelle. Mogelijk is het hierna in handen gekomen van de familie Wissink.
De molens in Hengelo waren allemaal verschillend van aard, zo was de Olde Kaste een standerdmolen. Dat was een houten, rechthoekige kast, geplaatst op een ‘standerd’, een dikke paal van ongeveer 90 centimeter. Dwars door de kast liep een draagbalk, hierdoor steunde de gehele standerd. Houtverbindingen met 8 steunende steek balken maakten dat de standerd niet kon wankelen. Deze constructie voldeed 5 eeuwen prima. Het was een model dat eeuwenlang in gebruik is gebleven. De oudste molens waren bijna allemaal van dit type.
In 1830 werd de ‘Olde Kaste’ als volgt omschreven:
“Een oude slecht onderhouden standaardmolen hebbende 1 paar steenen om koorn te malen heeft om zijne verre ligging van het dorp weinig debiet. Malende na gissing voor eene bevolking van 600 zielen”.
Toen was er dus al sprake van slecht onderhoud. Daar zal de herkomst van de naam dan ook wel mee te maken hebben. Oorspronkelijk was het een landbouwbedrijf annex maalderij. De gebouwen naast de molen werden rond 1815 gebouwd. ln het begin van de 19e eeuw is de molen in het bezit gekomen van de familie Wissink.
ln 1929 kwam de vraag of de Olde Kaste bewaard moest blijven of niet. De molen bevond zich namelijk in zeer slechte staat. Na de dood van Gerard Wissink in 1924 was het onderhoud aan de molen sterk achteruit gegaan. De eigenaresse, de weduwe Wissink, wilde de molen laten afbreken. Op 15 mei 1929 stuurde burgemeester Reynst een brief aan mr. Jan den Tex, de secretaris van de Hollandsche Molen in Amsterdam. ln deze brief meldde de burgemeester dat hij iemand namens de weduwe Wissink had gesproken over de instandhouding van de Olde Kaste. De persoon had zich bereid verklaard, de molen in bedrijf te houden, want dat was de enige kans op steun. De Hollandsche Molen liet een technisch rapport inclusief een kostenplaatje opmaken. De kosten voor herstel zouden f 1800, bedragen. Maar ook werd vastgesteld dat de zoon die molenaar is, geen goed windmolenaar is en liever met den motor maalt.
Lees verder op pagina 2