1992-02 Trouwerij en bruiloft

5.
Ondertrouw werd ook wel “anteikenen” of “inschrieven” genoemd, of zoals men in de Achterhoek wel zei: “Onze Marieke is onder de gebooien”. 0ok heb ik wel eens horen zeggen, ” die hangt ok bi’j ’t Gemeentehuus in ‘t kasjen”. Een oude gewoonte was vroeger het zgn. “Boksenbier” een tractatie in huis als het toekomstige bruidspaar terug kwam van het “inschrieven” op het Gemeentehuis. Er werd dan door jongeren uit de buurt voor het huis met geweren, geschoten, waarna zij binnen werden genodígd. Het “boksenbier” was vanouds een tractatie van de bruidegom om de situatie af te kopen dat hij en zijn bruid door de jongelui geheel ontkleed naar bed werden gebracht. Dit was namelijk een van de veel voorkomende plagerijen tijdens of na het bruiloftsfeest. Na het aantekenen volgt het huwelijk, waarvan de datum bij het aantekenen was vastgesteld. Vaak viel de trouwdatum in de maand mei. Ondermeer omdat, voorzover het feest op de boerderij werd gehouden, het vee dan in de wei liep en het feest dus op de schoongemaakte deel kon plaatsvinden.
De tijd tussen ondertrouw en huwelijksdag was een drukke tijd. Veel zaken moesten nog worden geregeld: de trouwkleding moest worden aangeschaft. Voorts moesten de ringen worden gekocht, voor zover deze niet reeds bij de verloving waren aangeschaft. Er moest voor dansmuziek worden gezorgd en het huis moest een goede schoonmaakbeurt ondergaan om de gasten netjes te kunnen ontvangen. Het huwelijk moest worden aangekondigd d.w.z. worden bekendgemaakt aan hen die op het grote feest werden verwacht. Dit laatste, het uitnodigen van de familie, vrienden en kennissen gebeurde niet door middel van het verzenden van uitnodigingen in de vorm van kaarten, maar de gasten werden persoonlijk bezocht en hen werd “aangezegd” wie het toekomstige echtpaar was en wanneer de gasten op het feest werden verwacht. Dit “aanzeggen” werd veelal door de buren gedaan. Er werd dan onderling een verdeling gemaakt van de te bezoeken adressen. Zo gingen zij dan in tweetal op weg, lopende, met in hun zak een aantal adressen die zij moesten bezoeken. Doorgaans droegen de buren daarbij een versierde pet waardoor zij, indien zij door het dorp liepen, direkt als “brulfteneugers” werden herkend. Aan de pet was dan vaak een papieren roos gestoken. Bovendien liepen de neugers met een versierde stok, de zogenaamde “gaostok”. Zo gingen zij dan bij het huis aan om in een rijmende aanspraak de mensen uit naam van wederzijdse ouders en namens bruid en bruidegom ter bruiloft uit te nodigen. Kwamen zij dan bij het te bezoeken adres aan, dan werd hen eerst een brandewijntje aangeboden, waarna een der brulfteneugers een rijmend verhaal hield, waarin tevens de uitnodiging was opgenomen.

6.
Zo’n verhaal kon bijvoorbeeld als volgt luiden:

Goeiendag
Hier zet ik mien stok en staf
En nem míenen hood veur oe allen af
Hier stao ik te stottern en te stamern
Te loeren in alle hoeken. en kamern
Slao den hond veur de bek
Dat hee opholt met blekken
en ok dee meiden, dee daor lacht as gekken

Jan de Smid en Geerte van de Stroet, brudegom en broed,
Laot ow maondag verzeuken, met den ganse stoet
Huusgezeten (Allen die in het huis wonen ook knecht en meid)
Nummes vergeten
Allemaole , klein en groot
Jonk en old, zoas i’j gaot
Wieter hoof ie neet te vasten
Want van stoete zit vol, de kamer en de kasten
Riest en weggen
dat is mien zeggen
En sniejen van de schinken
Dus goed etten en drinken
Kruuken jannever en een wanne vol viegen
Um vreugde en schik in ’t heufd te kriegen.
En met völle plezier
Een groten tonne bier
’n Piepken met tabak
Breg ieder op zien gemak
Vroog kommen en lange blieven
Um van alles met te kriegen
Is ’t etten afelopen
Dan kump de pret met volle hopen
Zo goat men dan zeer verblijd
Dansen met zien vrouw of met zien meid