OORLOGSHERINNERINGEN – deel 1

Deel 1 - 11 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.

Alleen voor de familie Jacobs moest voor een onderduikadres gezorgd worden. Ik moest dat halen bij de kassier van de Boerenleenbank, de heer Reusink. Hij woonde samen met zijn vrijgezelle zuster Trui. Hij stuurde me naar Tepie Klem. Die had al gehoord wat er gebeurd was en die stuurde me naar een boer aan de Aaltenseweg. Die wilde de familie Jacobs geen onderdak geven vanwege de evacuées. Ik weer terug, ik had niks. De twee dames met de twee meisjes hebben vier dagen in ons oude kippenhok tussen de stroschoven gezeten. Doodsangsten hebben we uitgestaan! Toen heeft Tepie Klem me naar Warnsveld gestuurd naar het betonbedrijf van Wesseling. Die heeft alles geregeld, want nog geen halve dag later stopte er een Volkswagen voor het huis van Marietje. Er komt een stoere kerel uit, een crisiscontroleambtenaar: “Morgenvroeg om vijf uur sta je met de vier vrouwen in het Kattebos. Daar wacht je bij het slootje. Wij komen uit het dorp aan rijden. Als Tepie Klem voorop rijdt, is het veilig.” De volgende morgen lagen we in het Kattebos, veel te vroeg. Ik verrekte van de kou. Een eindje verderop zaten de vier vrouwen met koffers vol spullen. Een halve huishouding. En toen kwam de auto, Tepie Klem ervoor. Ze stopten en daar kwamen de vrouwen met de koffers aan. En die kerel in de auto begon me te schelden en te vloeken over al die koffers. De koffers zijn dan ook blijven staan en weg was de auto. Daar stond ik dan met het hele spul, niet ver van het huis van een NSB-er. Ik heb alles maar in de struiken gegooid. ’s Nachts heb ik het spul teruggebracht naar de kelders in Het Kervel. Later heb ik vernomen, dat de familie Jacobs naar een kippenhok in Warken is gebracht. Vlak voor de bevrijding zijn ze gesnapt door de rook van een kacheltje. De vrouwen zijn naar Westerbork gebracht. De bevrijding is net op tijd gekomen. Max, Kareltje en Sonja hebben de oorlog niet overleefd.

Na de overval was niemand meer geïnteresseerd in de schuilkelders. Toen de Duitsers dan ook twee dagen later terugkwamen voor onderzoek, brandde er nog licht. Je kon het door het kippenhok heen zien. De ingang in de kelder hebben ze niet kunnen vinden en toen hebben ze het kippenhok maar gesloopt en zijn door het raampje naar binnen gekropen. Marietje werd toen nog wel opgepakt. Een van de kinderen van Blooker had haar naam genoemd. Gelukkig was van Suntenmaartensdijk erbij. Hij heeft de Duitsers overgehaald om Marietje te laten lopen: “Ze houdt het huis schoon. Zo iemand kan toch niets weten. Wat kan zij er nu mee te maken hebben.” Als ik er nog aan terugdenk.

De winkel van de dames Jacobs (nu Lentferink)


De dames Jacobs zijn na de oorlog weer met de kledingzaak begonnen, in het pand waar nu Lenferink zit. De kleding was eerst nog op de bon. Je had 80 textielbonnen nodig om een pak te kopen. Ik naar de dames Jacobs. “Dat zit wel goed,” dacht ik: “Ik krijg natuurlijk een eerste kwaliteit pak.” Ik had beter moeten weten, goede kledingstof was er toen nog niet. Er werd me een pak aangemeten. En veertien dagen later kon ik het pak halen. Het zat me prima, mooi blauw. De eerste beste zondag heb ik het aangetrokken. Het regende ’s avonds toen ik van het huis van Marietje weer terugging naar het koetshuis. Mijn pak werd drijfnat. De volgende dag waren de pijpen tien centimeter tekort. Ik heb het pak zo weggegooid. Wat was ik teleurgesteld. Jaren ben ik voor hen met de emmer met stront elke dag door het luikje gekropen en ik kreeg een pak van niks. Nadien hebben de dames de winkel verkocht aan Lenferink en zijn ze naar Israël vertrokken. Twee jaren later kregen Marietje en ik een brief met een oorkonde. Er waren voor ons twee bomen geplant in Israël. “Dat is mooi,” dacht ik: “Maar ik kreeg wel een pak met korte pijpen.” Ik heb de oorkonde toen verscheurd. Jammer. We zouden het allemaal niet meer durven, maar van alles wat Marietje en ik gedaan hebben, is dit het enige waar we echt spijt van hebben.

W. Vink (opgetekend door J. van Onzen)

lees verder op pagina 11