OORLOGSHERINNERINGEN – deel 1

Deel 1 - 11 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.
De heer en mevrouw de Graaf voor Het Kervel

ONDERDUIKERS OP HET KERVEL .

Het was voorjaar in Uithuizermeeden, het dorpje waar ik geboren en opgegroeid ben. Ik had er inmiddels een baan gevonden bij een tuinder: planten stekken, bloemen plukken, en dergelijke. Het was een welvarend bedrijf, want elke dag kwamen er venters langs om bloemen af te halen. Tot er op een dag – ik herinner het me nog goed – veel vliegtuigen in de lucht waren. Eerst wisten we niet waarom. Maar al spoedig hoorden we het: de Duitsers waren ons land binnengevallen, het was oorlog. De baas reageerde laconiek: “Stop maar met plukken. Er is geen mens die nu nog bloemen koopt.”

Werkeloos, van de ene minuut op de andere. Toch wilde ik weer aan het werk en daarom zocht ik in alle kranten die ik maar kon vinden, naar personeelsadvertenties. Op een dag viel mijn oog op een advertentie die mijn verdere leven zou bepalen: “Gevraagd een tuinman voor KASTEEL Het Kervel, gelegen in de Gelderse Achterhoek.” Ik heb geschreven en werd uitgenodigd om te komen. In mijn zondagse pak ben ik toen op sollicitatiebezoek gegaan. Eerst naar Zutphen, daarna naar Hengelo in Gelderland. Ik had er nog nooit van gehoord. Ondanks dat ik knap zenuwachtig was, werd ik toch aangenomen als tuinman. Ik kreeg zelfs de kosten van het retourtje Groningen/Uithuizermeeden naar Zutphen vergoed, f 5,-. En zo liep ik in november 1940 met mijn koffertje onder de arm en mijn beste kleren aan over de Kervelseweg naar mijn nieuwe baan: tuinman op Het Kervel.
Het personeel stond al op de uitkijk. Ook Marietje, ze zou later mijn vrouw worden. Het bleek al spoedig, dat er nog een tuinman was. Maar daar was de eigenaar van Het Kervel, meneer de Graaf, niet tevreden over. Mijn voorganger presteerde niets en werd al spoedig na mijn komst weggestuurd. Ik bleef alleen over. Het was inmiddels december en het werd winterdag. Mijn eerste werk was dan ook voor brandhout zorgen.



Daar was tijd genoeg voor, want het was rustig op pension Het Kervel. Er waren geen gasten. ’s Avonds zat het personeel samen met meneer en mevrouw in de grote huiskamer rond een grote potkachel. Tussen kerst en nieuwjaar kwamen de eerste pensiongasten. Zo arriveerde mevrouw Blooker met haar twee zoontjes, gewoon als pensiongast. We hadden nog geen enkel vermoeden, wat er op Het Kervel te gebeuren stond. Het wachten was op meer gasten, maar er kwam niemand. We hadden dan ook alle tijd om het landhuis op te knappen. De gebouwen zagen er slecht onderhouden uit. Ook de tuin werd onderhanden genomen. En zo werd het voorjaar. En ja hoor, toen kwamen de gasten. Gestaag groeide het aantal. Het waren allemaal Hagenezen, naar later bleek op zoek naar voedsel. Het pension draaide echter niet zo best. Om toch wat te verdienen, kwamen er werkelozen met de opdracht om de hei te ontginnen. In het begin sliepen de arbeiders nog in het landhuis zelf, maar al spoedig kwamen ze bij mij in het koetshuis terecht: Van Es, Arie Dijkhuizen, enzovoort, enzovoort.
Op den duur kreeg de Graaf hoe langer hoe meer nieuwe pensiongasten. De inkomsten voor de Graaf stegen. De arbeiders waren dus niet meer nodig en die konden vertrekken. Het koetshuis was weer mijn domein. Dat ging allemaal goed. Tot er op zekere dag iets ongewoons gebeurde. Er was bezoek op Het Kervel. Ik was in de tuin bezig toen er om de vijver een man en een vrouw liepen, naar later bleek een echtpaar. De vijver lag in die tijd naast het huis. Ze bleven er maar rondlopen en keken steeds maar naar het raam van de woonkamer. Het bezoek was nog niet weg of het echtpaar stapte naar binnen. Ik begreep er niets van. Maar de gebeurtenis van die dag bleef me bezighouden. Wat was dat toch, waarom liepen die mensen zo vreemd rond? Uiteindelijk werd ik bij de Graaf geroepen. Ik moest over dit alles zwijgen, want er waren onderduikers op Het Kervel gekomen, Joodse onderduikers. En toen was het hek van de dam. Er kwamen bijna dagelijks nieuwe gasten. De eerste tijd vooral mensen die niet hoefden onder te duiken, maar voor wie het in het westen van het land te gevaarlijk werd. Pim Dikkens, de acteur, met zijn vrouw, Fons van Wessem, de schrijver die weigerde te tekenen voor de Duitse cultuurkamer, Hendrik de Vries, de Groningse schrijver en Verstappen, de schilder. . Ook kwamen er studenten, onder andere Rob van der Garden, Wim van den Akker en Arie Speelman. De laatste werd later directeur van het ziekenhuis in Harmelen. Speelman ging overdag nog op zijn fietsje naar dokter van Aken in het ziekenhuis in Doetinchem om zijn studie af te maken.

Lees verder op pagina 7