OORLOGSHERINNERINGEN – deel 1

Deel 1 - 11 persoonlijke verhalen uit het boek dat door onze vereniging is uitgebracht ter gelegenheid van de 50-jarige herinnering aan de bevrijding. Er zijn nu 5 verhalen beschikbaar.
Short Stirling N6045.U bij boerderij ,De Rustenberg’

Navigator Pape kreeg van piloot Wallace Tarry opdracht om de kortste koers uit te zetten naar de zee om daar eventueel een noodlanding te maken. Doordat de bommenwerper op drie motoren moest vliegen, werden deze motoren overmatig belast en het duurde niet lang of de tweede 97 motor gaf de geest. Er bleven nog twee motoren over, die het ook steeds moeilijker kregen. Na nieuwe berekeningen van de boordwerktuigkundige Moir en navigator Pape kwam de oostelijke kustlijn van het IJsselmeer in zicht waar nu Flevoland ligt. Er werd gehoopt op een buiklanding op het water, omdat dat de meeste kans gaf op een goede redding. Toen was het moment aangebroken dat de laatste twee motoren stil vielen en het grote vliegtuig op zweefkracht verder moest. Captain Tarry gaf zijn bemanning opdracht om het vliegtuig te verlaten per parachute zolang dat nog kon. Slechts twee man deden dat; de andere zes gingen mee met de captain, het onbekende tegemoet… Na nog bijna het dak van de N.H.-kerk van Hengelo geraakt te hebben gleed het toestel tenslotte over het land en het contact met de aarde was gemaakt. De bemanning wist op dat moment niet waar ze zich precies bevonden, alleen dat het in Nederland moest zijn. Vlakbij boerderij De Rustenberg aan de Varsselseweg bij Hengelo lag het vliegtuig en de bemanning begon langzaam te herstellen van de enorme klap. Ze namen de schade op en pleegden eerste hulp waar nodig. Toen beval Wallace Tarry om alles wat informatie bevatte of van interesse kon zijn voor de Duitsers kapot te slaan en te verbranden. Vooral de fotocamera en het bommenrichtapparaat.
Direct na de klap van de bommenwerper tegen een boom werd de familie Enzerink van De Rustenberg opgeschrikt. Vader en dochter gingen naar buiten. Ze zagen diverse bebloede piloten uit het wrak kruipen en gingen aanstonds verbandmiddelen halen. Ze hielpen de bemanning zo goed mogelijk. Uit het toestel bemachtigden ze, voor dat de Duitsers kwamen, nog een staaflantaarn. Deze is tot een verhuizing bewaard gebleven. Opeens flitsten drie rode lichtkogels door de lucht. De Duitsers hadden ontdekt, dat er een vijandige bommenwerper was neergestort. De bemanning besloot te gaan vluchten en zo scheidden de wegen van de bemanning zich in allerlei richtingen. Ze gingen uiteen. Pape en Moir besloten samen te vluchten en kropen door greppels en sloten om maar zo onopvallend mogelijk en zover als maar kon van het vliegtuig weg te komen. De overige vier gingen ieder hun eigen weg. Een piloot kwam op een gegeven moment aan de andere kant van het dorp Hengelo terecht en zag bij een boerderij twee mannen aan komen. Het waren de broers Bernard en Hendrik Luesink van de Bruinderinkweg. De piloot droeg een witte trui over zijn arm en trad de broers tegemoet. In het Engels probeerde hij uit te leggen wat hij wilde, maar dat begrepen de broers niet.

Uiteindelijk lukte het met gebarentaal om duidelijk te maken dat hij piloot was en ’s nachts om ca. 4 uur was gecrashed. Vader Luesink, die ook geen Engels sprak, verborg de piloot in de zaadschuur en fietste naar Hengelo om Jan Schuurman, de zoon van de politieagent, erbij te halen. Jan ging mee, maar kon, eenmaal bij de piloot aangekomen, ook niet veel meer doen dan de Luesinks. Vervolgens werden Geertsma, de directeur van de zuivelfabriek en Van Suntenmaartensdijk (in de volksmond “Maartensdijk”), de politieagent, gewaarschuwd. Om vooral geen aandacht te trekken droeg Maartensdijk over zijn uniform een gewone lange jas en op zijn hoofd een normale hoed. Toen de beide broers terugkwamen van het melken zagen ze de fiets van Geertsema staan met tasjes eraan. Het gezelschap zat in huis en ze hebben de piloot wat brood voorgezet. Schijnbaar niet goed genoeg, want ervan eten deed hij niet. Na wat moeizaam gepraat tussen Geertsema en de piloot werd besloten dat het beter was, dat de piloot zich zou aangeven om verdere risico’s voor de bevolking te beperken, want op pilotenhulp stond de doodstraf.
Hendrik Luesink werd naar Hengelo gestuurd om de politiepet van Maartensdijk te halen. Met de piloot werd afgesproken, dat de agent hem in het veld iets verderop zou arresteren alsof ze elkaar niet kenden en dan over te dragen aan de Duitsers. Aldus geschiedde. Eenmaal aangekomen op het gemeentehuis namen de Duitsers de piloot met veel wapenvertoon over van Maartensdijk. Deze reageerde hierop door tegen de Duitsers te zeggen, dat hij de piloot met blote handen had aangehouden en dat hij welwillend was. Een Duitse officier constateerde korenaren op de kleding van de piloot en eiste een verklaring. Maartensdijk antwoordde dat hij door een boer was gewaarschuwd dat er een vreemde kerel in zijn zaadschuur zat en dat die kerel, de piloot dus, was gaan vluchten toen de agent in uniform eraan kwam.

Transport door de Kerkstraat

Lees verder op pagina 17